22 Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 15 Februari 1949. Spr. keurt zonder meer de houding van B. en W. in verband met de korte tijd van voorbereiding niet af, maar het komt hem toch voor, dat men in de juiste lijn moet blijven en dat het besluit van B. en W. omgezet moet worden in een raadsbesluit. Het is spr. bekend, dat deze dingen zich ook tijdens de noodraad hebben voorgedaan en hij wil graag bekennen, dat hij er toen niet aan heeft gedacht om er de aandacht op te ves tigen. Nu is spr.'s oog er wèl op gevallen en hij ge looft, dat het voor de goede gang van zaken en ook om de raad de plaats te laten, die hij behoort te hebben, gewenst is, dat alsnog de procedure moet worden ge volgd, dat de raad de gasprijzen bepaalt. Als spr. nog even een blik in de geschiedenis slaat, ontmoet hij enige voorzieningen, die buitengewoon prettig stemmen. In de afgelopen periode viel het heu gelijke feit te constateren, dat de Weerklank is gesa neerd. Iedereen, die nu door de Karei Doorman-, de M. H. Tromp-, de Piet Hein- en de Van Galenstraat wandelt en even terugdenkt aan de stegen en sloppen, die korte tijd tevoren daar waren, moet toch wel van grote verheugenis vervuld zijn. Spr. gelooft, dat Leeu warden dankbaar mag zijn, dat die aangelegenheid in deze periode haar beslag heeft gekregen en hij is er van overtuigd, dat de bevolking van onze stad dat buitengewoon op prijs stelt. Een ander vermeldenswaardig feit uit de afgelopen drie jaar is de verbetering en verfraaiing van onze plantsoenen en het weer beplanten van straten en we gen met bomen, waarmee men al een heel eind op de goede weg is. Het lijkt soms, of er, in figuurlijke zin, een geheel frisse wind door de plantsoenen waait. Het aannemen en uitvoeren van het plan i.z. een autobusstation acht spr. ook een voordelige post op de balans. Nu het emplacement gereed is, ondervindt het publiek uit stad en provincie reeds het nut hiervan. Een ander feit, waar men na deze 3 jaar ook met dankbaarheid op kan terugzien, is de uitbreiding en verbetering van de sportvelden. Er is nu ook in het Oosten der stad een sportveld, dat aan vrij hoge eisen althans aan eisen, aan een sportveld in een stad als Leeuwarden te stellen voldoet. Het is de raad onder leiding van het college van B. en W., dat bij al deze verbeteringen betrokken is en dat spr. zijn hartelijke dank betuigt ook mogen gelukken meer kleuteronderwijs te verschaffen, waar mee in een zeer dringende behoefte wordt voorzien. In enkele gevallen is uitbreiding van het kleuteronder wijs niet mogen gelukken. Wellicht wil de wethouder de redenen daarvan mededelen. Van het zwemonderwijs, dat vroeger in Leeuwarden aan de daarvoor in aanmerking komende schooljeugd werd gegeven en dat in de vooroorlogse bezuinigings- tijd is vervallen, kunnen, nu er weer gunstiger omstan digheden heersen, onze kinderen weer profiteren. Door de hervormingen op sociaal gebied is de Gem. Dienst voor Soc. Zaken van een instituut van armen zorg min of meer geworden een instituut van sociale voorzorg. Het verschil daartussen, dat zeer belangrijk is, mag wel met grote dankbaarheid worden gecon stateerd. T.a.v. de financiën wijst spr. op de verlaging van de rentestandaard, welke de gemeente bij voortduring voordeel oplevert. Spr. wil thans zijn terugblik besluiten en even over stappen naar de financiële positie van nu. Hij wil daar niet veel van zeggen. Het vorige jaar is spr. hierover uitvoeriger geweest, maar de cijfers zijn aan alle raadsleden bekend en de organische opzet van de begroting heeft het begrijpen ervan zo veel gemakkelijker gemaakt, dat dit thans niet zo nodig is. Hij wijst er op, dat de eerste begroting in deze zittings periode een zeer merkwaardige was. Spr. noemde haar indertijd een opsomming van uitgaven. Welke inkom sten er tegenover zouden staan, wist de raad niet. Ir cijfers uitgedrukt was er een tekort van 1.138.000, verder wist de raad er heel weinig van. De thans ingediende begroting is heel anders. Deze sluit, er is geen tekort, ja zelfs is een post voor On voorzien" uitgetrokken, die er zijn mag. Om verschil lende redenen wil spr. hier niet te breed en te diep op ingaan. Als men deze begroting ziet, moet men constateren dat de ramingen erg aan de voorzichtige kant zijn dat de financiering van bepaalde posten vroeger wel eens anders was dan nu het geval is en, spr. herhaalt het, dat de post „Onvoorzien" er mag wezen. Hij ge looft niet, dat dit alles op rekening van de raad kar worden gesteld, veeleer is het een gevolg van de over heidspolitiek (die dus ook eens iets goeds voor de ge meenten heeft ingehouden). De gemeente staat er ten opzichte van de financiër buitengewoon veel gunstiger voor, dan drie jaren ge leden. Na deze algemene opmerkingen komt spr. aan het hoofdstuk, waarvoor staat: „Woningvoorziening". Daai de Voorzitter zo juist een kleine vingerwijzing heeft gegeven over de gang van zaken bij de behandeling der begroting, wil spr. kort zijn, maar het lijkt hem in het raam van zijn betoog niet juist om niet even te laten uitkomen, dat de woningpolitiek zodanig is ge weest, dat Leeuwarden naar spr.'s stellige overtuiging ver mee aan de spits staat. Het grote aantal huizen dat geheel of bijna geheel gereed is in de omtrek van het sportpark „Cambuur" getuigt daarvan. Er zullen echter in de toekomst nog veel meer woningen moeten worden gebouwd en daarom is het zo te betreuren, dat voor 1949 aan Leeuwarden slechts 184 woningen zijn toegewezen. Spr. is er'van overtuigd, dat, als de toe wijzing voor het gehele land groter mocht worden, het college van B. en W. stellig niet zal nalaten om te proberen er een deel van te krijgen. In het sectierapport wordt melding gemaakt van het verzoek aan B. en W. om een onderzoek te willen in stellen naar de mogelijkheid van het stichten van een flatgebouw voor ouden van dagen. Het antwoord hierop luidt zo ongeveer: „Indien ons plannen in die richting bereiken, zijn wij bereid deze in welwillende overweging te nemen." Dat is niet de bedoeling van deze vraag geweest. Is het niet mogelijk, dat door het bouwen van een flat een woonruimte wordt geschapen voor al leenwonenden en echtparen, inzonderheid ouden van dagen, waardoor zij het eigen ruime huis kunnen ver laten en onderdak vinden in de flat, waar zij zelfstandic kunnen wonen? Van een gesticht of zo iets is hier du geen sprake. Door een commissie in Leeuwarden is eer onderzoek naar deze kwestie ingesteld. Het is spr. be kend, dat deze commissie voorlopig haar pogingen heef gestaakt, mede tengevolge van het feit, dat de opzet t( groots was. Men heeft aan zoveel wensen willen tege moet komen, dat het plan practisch onuitvoerbaar werd Spr. meent, dat het wenselijk is, dat in Leeuwarder zo'n gebouw wordt gesticht en beveelt daarom deze zaak graag in de aandacht van B. en W. aan. Wat algemeen verwacht werd, geschiedt: de werk loosheid neemt weer toe. Spr. heeft een paar gegevens Hij leest, dat eind December van het vorige jaar ii Leeuwarden 790 werklozen geregistreerd waren; einc Januari bedroeg dit 890. Als men het anders al nie wist, bewijzen deze cijfers voldoende, dat er t.a.v. d werkloosheid weer iets moet geschieden. Het is spi natuurlijk bekend, dat deze kwestie door alle overheids instanties onder ogen wordt gezien. B. en W. zegge: in de Mem. v. A., dat dit punt hun volle aandacht heef Spr. zou heel graag willen, dat B. en W. de raad he een en ander vertelden van hun plannen ter zake, tenz deze nog in een te ver verwijderd verschiet liggen. I dit laatste inderdaad het geval, dan dringt spr. op grot spoed aan. Z.i. mag het straks niet voorkomen, dat e Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 15 Februari 1949. 23 geen arbeid is. De tijd van werkloosheid en dus ledig gang, die er voor de oorlog geweest is, mag niet weer terugkeren. Kan er in dat verband misschien sprake zijn van bouwrijp maken van grond? Spr. heeft in de loop van het vorige jaar al eens gevraagd, of B. en W. ook gronden voor industrie bouwrijp willen maken en in erfpacht uitgeven. Hij meent, dat dit de enig juiste manier is. Het uit handen geven van de grond ver oorzaakt later heel wat moeilijkheden. Doordat de ge meente indertijd heeft verzuimd de gronden in handen te houden, zit men thans ook met deze moeilijkheden. Er staat op de begroting nog een post, die de alge mene politiek raakt en wel het voorstel van B. en W. om ƒ.10.000,beschikbaar te stellen ten behoeve van jongelui van grote begaafdheid, die zelf geen studie kunnen bekostigen. Dit is een mooi stukje progres sieve, spr. zou willen zeggen: democratisch-socialistische politiek. Dat het voorstel van dit college komt, juichen spr. c.s. in ieder geval toe. Spr. is er van overtuigd, dat heel de raad het dankbaar zal aanvaarden. Dit is ook een stukje practische gemeentepolitiek. T.a.v. de be steding der gelden zijn in de secties bepaalde wensen geuit en wel deze, dat in de stichting, die zal moeten worden ingesteld voor de verdeling van deze gelden, ook de raad zal zijn vertegenwoordigd. Spr. zou het zeer op prijs stellen, als het antwoord zou mogen luiden, dat dit zal gebeuren. Intussen wil spr. nogmaals hulde brengen aan B. en W. voor het feit, dat zij met dit voorstel zijn gekomen. Het is een stap in de goede rich ting. De heer W. C. Dijkstra zou enkele woorden willen wijden aan het woningvraagstuk en het lijkt spr. het beste, dat hij hetgeen hij aanvankelijk bij het Hoofdstuk Volkshuisvesting had willen zeggen, thans naar voren brengt. Vastgesteld kan worden, dat de toestand met be trekking tot het woningtekort en alles wat daarmede samenhangt, allen gelijkelijk met bezorgdheid vervult, niet in het minst ook B. en W. Zo gezien zou er weinig aanleiding zijn tot het maken van enkele opmerkingen. Er zitten echter aan deze kwestie een paar kanten, die spr. graag even, mede namens zijn fractie, zou willen bespreken. Toen kort na de oorlog de gemeentebesturen in de gelegenheid werden gesteld om met plannen te komen i.z. nieuwbouw, geschiedde dat in de gemeente Leeu warden met grote voortvarendheid. De Voorzitter van spr.'s fractie wees daar zoëven terecht op. Nadien echter is de vaart er wat uitgeraakt. Hij vreest, dat dit bij de burgerij de indruk heeft gewekt, alsof het ge meentebestuur van Leeuwarden t.a.v. de woningbouw aan activiteit heeft ingeboet. Niets is echter minder waar. Het is aan geheel andere oorzaken te wijten, dat Leeuwarden in 1948 een veel geringer aantal woningen heeft kunnen bouwen dan in 1947. Zij liggen niet in de gemeente zelf, maar in Den Haag. Spr. gelooft daar om, dat het goed is, dat vanwege het college in het openbaar nog eens wordt uitgesproken, dat Leeuwarden ten gevolge van het feit, dat het in 1947 zo'n goed figuur maakte, in 1948 noodzakelijkerwijze en buiten zijn schuld een kleiner bouwvolume kreeg toegewezen. In de tweede plaats zou spr. graag iets willen op merken over de kwestie van de duplex-woningen. Blijkens de vakliteratuur wordt in deskundige kringen over deze woningen niet gelijk gedacht, maar over het algemeen staat men toch wel op het standpunt, dat dit type een goede bijdrage kan leveren in de bestrijding van het woningtekort. Men kan lezen, dat ze een groter nuttig effect hebben dan andere woningen, dus voor een deel spoediger in het tekort kunnen voorzien. Voorts, dat ze het peil van de woningen niet drukken. Wat spr. c.s. een groot voordeel lijkt, is, dat men een gedifferentieerd woningtype krijgt, zodat dus een betere verdeling ontstaat: de kleine gezinnen, ouden van dagen b.v., kunnen in een klein huis worden gehuisvest en grotere gezinnen in een grote woning. Een moge lijkheid van opschuiving blijft aldus bestaan. De Voorzitter meent, dat wat de heer Dijkstra heeft gezegd minder past bij de alg. beschouwingen dan wel bij het betrokken hoofdstuk. Spr. zou de raad willen voorstellen zich t.a.v. de hier besproken punten bij de betrokken hoofdstukken te bepalen, om geen verwarde discussies te krijgen. De beantwoording kan dan ook het best bij die hoofd stukken plaats hebben. Ook de heer Wiersma is het niet ontgaan, dat deze begrotingen gezien moeten worden in het licht van de omstandigheid, dat een bepaalde periode van de raad er zo ongeveer mee wordt afgesloten. Hij heeft het af sluiten van een zittingsperiode wel meer meegemaakt. Voordat hier dus weer een begroting wordt behan deld, zal in de gemeente een uitspraak van de kiezers gevallen zijn en het verwondert spr. dan ook niet, dat de heer Posthuma t.a.v. het een en ander de situatie van drie jaar geleden even heeft willen vergelijken met die van nu. Spr. wil er op wijzen, dat aan het begin van deze periode van de zijde van zijn fractie als ernstige wens is te kennen gegeven, dat zij, met handhaving van haar beginsel, trouw aan de belijdenis van haar principe, bereid was, om, zover haar dat maar mogelijk was, samen te werken met wie dan ook in deze raad, in het waarachtige belang van de gemeente Leeuwarden. Men kan zich thans zo ongeveer realiseren wat daarvan te rechtgekomen is en dan gelooft spr. te mogen zeggen, dat zijn fractie in dit opzicht is nagekomen wat zij destijds heeft toegezegd. Daar moet hij trouwens direct aan toevoegen, dat er ook andere fracties geweest zijn, die toen eenzelfde uitspraak hebben gedaan en waar van ook gebleken is, dat ze zich er aan gehouden heb ben. Spr. behoeft daar overigens niet op te wijzen; daar zijn deze fracties zelf wel toe in staat. Aan het begin van deze periode stond Leeuwarden voor een vrij ongunstige begrotingspositie. De heer Posthuma heeft een tekort genoemd van 1.138.000, Spr. heeft dat niet nagezien, maar het zal wel juist zijn. Hij vermoedt, dat daar niet de geaccumuleerde tekorten bij inbegrepen zijn en hij is het met de heer Posthuma eens, dat deze er eigenlijk buiten staan. Overigens maakt dit de positie van toen eigenlijk nog ongunstiger. De positie van thans, d.w.z. de begrotingspositie, is inderdaad gunstiger. Of daarmee de zorgen van deze tijd en de problemen, die op ons aankomen, geringer zijn, waagt spr. te betwijfelen. Hij durft dan ook niet zo'n optimistisch geluid te laten horen als de heer V. d. Vlerk. Voor het ogenblik lijkt het zelfs zo, dat de naaste toekomst de Rijksregering en ook de raad en B. en W. grote zorg zal baren. Spr. wil uit de begroting-zonder-meer echter geen be paalde conclusies trekken. Met slechts enkele cijfers wil hij hieraan nader aan dacht schenken. Hoewel de oplossing van de genoemde problemen mede afhankelijk was van allerlei andere factoren, meent spr. toch te moeten zeggen, dat het college van B. en W. en ook de raad er zich vaak met grote toe wijding op hebben toegelegd, de moeilijkheden, die in deze gemeente aan het begin van de driejarige periode bestonden, te boven te komen. Spr. sluit zich te dezen aan bij het door de heer Posthuma gegeven voorbeeld, waar deze wijst op het simpele feit van de sanering van de Weerklank. Jaren geleden is hiervoor de basis gelegd en in de afgelopen drie jaren, welke voor B. en W. en voor de raad moeilijke jaren zijn geweest, is het onder leiding van dit college zover gekomen, dat Leeuwarden van dat wanstaltig gedrocht af is. Er is nu een mooie buurt ontstaan. Spr. dankt B. en W. voor hun aandeel in dit werk. In het algemeen dankt

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1949 | | pagina 4