62 Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 30 Maart 1949.
De voordracht van B. en W. luidt als volgt:
1. Mej. R. Sijtema, te Stiens;
2. A. S. Tupinier, alhier;
3. Mej. B. T. van der Molen, W4tmarsum.
Benoemd wordt mej. Sijtema, met alg. stemmen.
Punt 5 (bijl. no. 41).
De voordracht van B. en W. luidt als volgt:
J. Hoeve, alhier.
Benoemd wordt de heer Hoeve, met alg. stemmen.
Punt 6 (bijl. no. 42).
De voordracht van B. en W. luidt als volgt:
H. Veenstra, alhier.
Benoemd wordt de heer Veenstra, met alg. stemmen.
Punt 7 (bijl. no. 38).
De aanbeveling van B. en W. luidt als volgt:
Dr. C. W. F. Spiers.
Benoemd wordt Dr. Spiers, met alg. stemmen.
Punt 8 (bijl. no. 29).
Op de voordracht worden geplaatst de heren Mr.
A. A. M. van der Meulen en M. H. Geerts, beiden met
alg. stemmen.
Punten 9, 10 en 11 (bijl. nos. 32, 48 en 44).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Punt 12 (bijl. no. 46).
De Voorzitter deelt mede, dat ter zake nog een brief
van de heer G. S. de Jong is binnengekomen. Daar
deze brief eerst heden is ontvangen, kon hij niet bij de
stukken worden overgelegd. Spr, zal dit stuk daarom
voorlezen. Het luidt aldus:
,,de Raad der gemeente Leeuwarden.
Geeft eerbiedig te kennen,
Gerben de Jong, veehouder, wonende te Leeuwarden
aan de Harlingerstraatweg no. 76;
dat verzoeker is pachter van een sate en landen, ge
legen aan de Harlingerstraatweg te Leeuwarden;
dat verzoeker uit publicaties in de dagbladen heeft
vernomen, dat op 30 Maart 1949 in Uw Raad zal
worden behandeld een voorstel van B. en W. van
Leeuwarden, om de door verzoeker gepachte sate en
landen, althans een deel daarvan, van de eigenaren
aan te kopen;
dat de wethouder van Openbare Werken der ge
meente Leeuwarden aan verzoeker te kennen heeft
gegeven, dat na deze aankoop de pachtovereenkomst
op korte termijn zou worden beëindigd;
dat verzoeker, die in 1948 gemelde sate en landen
opnieuw heeft gepacht, tegen een dergelijke beëindiging
op korte termijn ernstige bezwaren heeft, en hij daarin
niet zou willen treden, tenzij op de basis van het Pacht-
besluit de pachtovereenkomst zou worden ontbonden
met toekenning aan verzoeker van de krachtens het
Pachtbesluit hem toekomende schadeloosstelling, of wel
tenzij een minnelijke regeling met verzoeker wordt ge
troffen;
Redenen, waarom verzoeker zich wendt tot Uw Raad
met eerbiedig verzoek met het bovenstaande rekening
te willen houden.
Leeuwarden, 29 Maart 1949.
't Welk doende, enz.
(get.) G. S. de Jong.''
Spr. stelt de raad voor, dit stuk in handen van B.
en W. te stellen ter afdoening.
De heer W. C. Dijkstra zou willen beginnen met e
vragen, of deze brief geen invloed heeft op het stand
punt, dat B. en W. in zake dit voorstel hebben.
De Voorzitter: Niet in het minst.
De heer W. C. Dijkstra zou dan, namens zijn fractie,
graag het volgende willen zeggen: Men kan het be
treuren. dat boereplaatsen, welke in hun verschijning
de omgeving markeren en meer dan eens een stuk
Friese cultuur belichamen, ten offer moeten vallen aan
het moderne verkeer, in het onderhavige geval is dit
wel onvermijdelijk. De boerderij is in de geprojecteerde
verbinding Oost-West een zodanig obstakel, dat ze ni t
kan worden gehandhaafd en het is naar spr.'s mening
dan ook van belang voor de gemeente, dat deze de be
schikking er over krijgt. Critiek hebben spr. c.s. dan ork
niet op dit voorstel. Integendeel. Spr. heeft het woord
gevraagd om namens zijn fractie te zeggen, dat zij het
met volledige instemming begroet. Het opent, zo gelooft
spr., drieërlei mogelijkheid: in de eerste plaats om de
Leeuwrikstraat rechtstreeks aan de Harlingerstraatweg
te doen aansluiten; in de tweede plaats om het Ha -
lingerplein in het geprojecteerde uitbreidingsplan zijn
voltooiing te geven; en in de derde plaats om, wat
eveneens niet van belang ontbloot is, in het Westen
der stad nu ook eens aan nieuwbouw te doen.
Spr. c.s. willen B. en W. gaarne complimenteren m t
het tot stand komen van deze aankoop, waaraan heel
wat is voorafgegaan. Daarbij denken zij in het bijzo- -
der aan de wethouder van Openbare Werken, die de
langdurige en moeilijke onderhandelingen succesvol
heeft beëindigd.
De hear Hartstra hopet en fortrout nei oanlieding
fan dizze brief dochs wol, dat B. en W. de rie hit
dizze oankeap nou yn hannen fan B. en W. jown
tige rekken halde sille mei it bilang fan de hierder.
De Voorzitter zou in de eerste plaats de erkentelijk
heid van B. en W. willen uitspreken voor de instem
ming met dit voorstel, die de raad bij monde van de
heer W. C. Dijkstra heeft geuit.
In de tweede plaats wil spr. de heer Hartstra ant
woorden, dat de wethouder met deze pachter al de af
spraak had gemaakt, dat, indien de pachter er in zou
kunnen slagen om elders in de provincie een nieuv e
plaats te pachten, B. en W. daartegenover bere d
waren om woonruimte in Leeuwarden als ruilobje t
beschikbaar te stellen. Zij hebben dus met een zeke e
verwondering kennis genomen van deze brief. Over -
gens zijn zij van plan om, wanneer ondanks die af
spraak moeilijkheden met de pachter mochten rijzen,
deze af te doen op de wijze, die de wet aangeeft, dus
via de Pachtkamer, en zou het zó komen, dat de Pacht-
kamer ondanks de door spr. zojuist genoemde afspra k
reden mocht vinden om schadevergoeding vast te stel
len, dan spreekt het vanzelf, dat die schade in ieder
geval ten laste van de gemeente komt.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punten 13 en 14 (bijl. nos. 28 en 40).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Punt 15 (bijl. no. 34).
Mevr. VondelingVan 't Hof zou namens haar
fractie in de eerste plaats dankbaarheid willen betonen
voor de besteding der gelden. Allen zijn zij er zich van
bewust en de dames als huisvrouwen, die altijd met
het probleem zitten waaraan zij het geld het best kun
nen besteden, wel in het bijzonder dat dit één op
lossing is; zij kunnen zich goed voorstellen, dat er ook
een andere oplossing mogelijk was geweest.
Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 30 Maart 1949. 63
Het zijn immers de minder gesitueerden, die door veel
vuldig bioscoopbezoek de „extra centjes" hebben inge
bracht. De argumenten, die reeds eerder door verschil
lende fracties naar voren zijn gebracht, als zouden de
communisten geen goede democraten zijn dit in ver
band met de kwestie Tsjechoslowakije zijn destijds
reeds door spr. c.s. weerlegd. Hij wil de raad er op
wijzen, dat noch de Comm. Partij, noch een van haar
vertegenwoordigers ooit een grondwettelijk recht heeft
aangetast van een of andere partij of van een of andere
staatsburger. Hier worden door de verschillende fractie
leiders de grondwettelijke rechten van een partij, om
haar overheidswerk naar behoren te doen, aangetast.
Spr. c.s. zullen zich echter niet laten dwingen om
zich afzijdig te houden van dit werk in de openbare
lichamen en zij stellen dan ook bij deze als candidate
voor deze commissie mevr. A. Uijthof—Miedema.
De heer Geerts (weth.) antwoordt mevr. Vondeling,
dat het begrotingsoverschot op verschillende manieren
kan worden besteed. Men zou het in een jaar kunnen
opmaken door royaal te gaan leven.
B. en W. hebben echter een bepaalde manier van
reservering gezocht. Zij hadden kunnen afschrijven op
het geaccumuleerde tekort van de afgelopen jaren, maar
dat was nog niet mogelijk, omdat de tekorten nog niet
bekend zijn. Men zou ook een fonds kunnen vormen,
om bij een eventuele conjunctuurwijziging de begroting
in de komende jaren van dienst te kunnen zijn, m.a.w.
men zou door zulk een reservering de top van de con
junctuur wat kunnen afvlakken. Ook dat was echter
niet mogelijk, omdat de financiële verhouding tussen het
Rijk en de gemeenten slechts tijdelijk is geregeld en
voor de toekomst nog niet bekend is.
B. en W. nu hebben het in een derde mogelijkheid
gezocht en die is: de kapitaalsuitgaven, die in vroeger
jaren zijn gedaan en waarvoor nog geen lening is ge
sloten, die in 10 jaren met een jaarlijks bedrag zou
moeten worden afgelost, in één jaar te betalen. Dat zal
op de toekomstige begrotingen waarschijnlijk ƒ30.000,
minder aan uitgaven betekenen.
Wat de kwestie der speelweiden betreft, spr. is het
met mevr. Vondeling eens, dat het lopen en spelen van
kleine kinderen op de grasperken in de plantsoenen
onder toezicht van de moeders niet veel kwaad kan.
B. en W. hebben in het afgelopen jaar in de plantsoenen
proeven in die richting genomen en, voor zover spr.
weet, zijn geen klachten bekend geworden, ook niet aan
weth. Witteveen. Spr. denkt wel, dat het spelen van
dergelijke kinderen op deze plaatsen in het vervolg weer
zal worden toegelaten en mogelijk zal de proef worden
uitgebreid.
Beantwoording van hetgeen de heer Beuving zeide
i.z. de vorming der commissie van advies voor het fonds
voor culturele doeleinden, behoort, zo meent spr., niet
tot zijn taak. Dit onderwerp is een zaak des raads.
De heer Beuving stelt bioscoopbezoek synoniem met
communisme! Spr. is het daar niet mee eens. Overigens
is het geld niet alleen door bioscoopbezoek, maar ook
Spr. constateert tot haar genoegen, dat het onder
wijs in vele dingen gerieflijker is geworden; in normale
omstandigheden was dit misschien overbodig geweest,
maar juist thans heeft het zozeer zijn nut.
Buitengewoon waarderen zij c.s. ook de instelling
van een fonds voor culturele zaken. Juist Leeuwarden,
als hoofdstad van de provincie (een provincie, die
zich in de jaren voor de oorlog altijd wat te zeer op
de achtergrond heeft gehouden) heeft zo'n stoot van
het gemeentebestuur wel nodig en de burgerij, vooral
ook het Friese deel van de burgerij en de Friezen, die
Leeuwarden werkelijk als hoofdstad van de provincie
Friesland beschouwen, zullen dat zeer op prijs stellen.
Dan zijn er nog enkele andere kleinigheden, zoals
de nieuwe subsidies aan speeltuinen, die buitengewoon
in de belangstelling van spr. c.s. staan, vooral ook,
omdat hun daardoor duidelijk wordt, dat de wijkge-
dachte bij het college nog steeds niet gestorven is.
En dan zou spr. hier nog een klein puntje aan vast
willen knopen, dat met subsidie niets te maken heeft,
waar hoogstens een paar kwartjes mee gemoeid zijn,
voor een paar bordjes met witte letters.
Spr. wilde n.l. vragen, of het gemeentebestuur be
reid is in enkele parken in de stad op een mooi gras
veld een geschilderd bordje neer te zetten met het
woord „speelweide". Ten genoegen van de andere
raadsleden zou zij graag willen uitleggen wat zij met
dit woord speelweide bedoelt. Zij bedoelt niet zo zeer
een speelqelegenheid voor de schoolkinderen, zoals het
gemeentebestuur die al heeft ingericht op de gemeente
lijke sportterreinen, waar voortdurend bewaking is en
waar de schooljeugd zich te buiten kan gaan aan bal
spelen e.d. (hoewel zij daar ook buitengewoon dank
baar voor is), maar een speelplaats voor dat kleine
„mensenslag", dat nog niet met een bal kan spelen,
doch eerder zelf nog wat op een bal gelijkt, het heel
kleine grut dus tot 4 jaar, dat eigenlijk alleen nog maar
uitgaat aan moeders hand en onmogelijk op de speel
terreinen voor de schooljeugd kan spelen. Hier hebben
ze steeds de kans iets tegen hun hoofd te krijgen, zodat
ze altijd zouden huilen. Terwijl de moeders gezellig op
de bankjes rondom zitten spr. vraagt haar niet
kwalijk te nemen, als ze wat uitvoerig is moeten
de kinderen bloemetjes kunnen plukken (madeliefjes
alleen, want de „echte" bloemen zijn wel in perkjes
weggezet) en gras, opdat ook stadskinderen weten wat
gras is. Bovendien is het voor de moeders een veilig
gevoel, dat ze niet telkens behoeven te zeggen: „daar
komt een politie-agent aan; die neemt je mee, je mag
niet op het gras komen." Spr. meent, dat dit voor de
qemeente een kleine moeite is en dat het slechts enkele
kwartjes kan kosten, die wel op een dezer posten
kunnen komen.
De Voorzitter heeft mevr. Vondeling, om niet onbe
leefd te zijn, laten uitspreken. Om 't op zijn zachtst uit
te drukken, meent spr., dat hetgeen zij i.z. speelweiden
opmerkte, volstrekt buiten de orde was.
Hij zou de raad willen verzoeken, zich verder aan
de orde te houden.
De heer Beuving wil niet verzuimen nogmaals te
wijzen op de ondemocratische handeling van deze raad
om de communistische fractie niet te laten deelnemen
aan de vorming van de commissies, noch te laten deel
hebben aan die commissies. Spr. zegt dit des te nadruk
kelijker, omdat men daarmede niet alleen treft de ver
tegenwoordigers der Comm. Partij in de raad, maar ook
een groot deel der Leeuwarder ingezetenen. Bij het
benoemen van een zo belangrijke commissie als deze
commissie van advies voor het fonds voor culturele
doeleinden treft dit te meer, daar juist dat deel van de
bevolking, dat aan spr.'s partij het vertrouwen'heeft ge
geven om het te vertegenwoordigen in de raad, tot de
vorming van dit fonds een groot deel heeft bijgedragen.
door bezoek aan sportwedstrijden en toneelvoorstel
lingen opgebracht.
Het lijkt de Voorzitter nodig, om het voorstel, dat
eigenlijk uit twee onderdelen bestaat, te splitsen.
Het eerste deel van het voorstel van B. en W.: ver
schillende begrotingswijzigingen, wordt z.h.st. aange
nomen.
Het lijkt de Voorzitter thans het beste te trachten in
één stemming alle commissieleden te benoemen. Er zul
len dan op de stembriefjes zes, of althans een aantal,
namen moeten voorkomen in de volgorde van de plaats,
die de raadsleden hun candidaten willen toekennen.
Wil men dus minder dan zes namen noemen, dan zette
men nummers voor de namen, om de plaats aan te dui
den, welke men voor zijn candidaten gedacht heeft.