74 Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 11 Mei 1949.
nieuwbouw, alsmede een overzicht van de gehele stand
van zaken bij het Bureau Huisvesting. Spr. wil B. en
W. namens zijn fractie verzekeren, dat een dergelijk
rapport door haar op hoge prijs wordt gesteld.
De heer Kamstra zou een vraag van practische aard
willen stellen.
Is het mogelijk om op de verdieping van deze wo
ningen in plaats van een houten vloer een Perfora-vloer
te maken? Vrijwel alle bovenkamers zullen later slaap
kamers worden, maar een dier kamers zal gedurende
een termijn van pl.m. 10 jaar de woonkamer zijn van
een misschien groeiend gezin, dat uiteraard leven maakt
en dit zou degenen, die beneden zullen wonen, kunnen
hinderen.
De heer Witteveen (weth.) meent, dat de heer
W. C. Dijkstra zich van het meerdere overleg, waarin
naar spr.'s mening wel iets sympathieks zit, toch niet
te veel moet voorstellen. De wensen, die men in de raad
heeft, zijn op z'n minst ook de wensen van het college.
B. en W. hebben echter, evenals de raad, weinig te
zeggen op dit gebied. Als de gemeente ter zake wat
meer autonomie bezat, zouden dergelijke besprekingen
meer zin hebben. Onder de gegeven omstandigheden,
nu de gemeente zo „tot en met" aan het lijntje loopt,
hebben ze zeker heel weinig zin. De gemeente zit in
een keurslijf van voorschriften. Dat is de raad, zo meent
spr., voldoende bekend.
De heer Tiekstra heeft het gehad over de aanwen
ding van het bouwvolume. Zijn uiteenzetting zou in de
Tweede Kamer meer effect sorteren dan hier. B. en W.
zitten t.a.v. het bouwvolume aan handen en voeten ge
bonden. Zij krijgen de aanwijzing, dat zij een bepaald
volume, ongeveer 7 mogen bestemmen voor wonin
gen, groter dan 260 m3. Zij hebben in het onderhavige
geval de inhoud van 260 m3 iets vergroot en kunnen
in deze huizen twee gezinnen plaatsen.
Die gebondenheid heeft de gemeente niet aan zichzelf
te wijten, maar is een gevolg van regeringsmaatregelen,
die op hun beurt waarschijnlijk nodig zullen zijn als
gevolg van de tijdsomstandigheden.
Spr. heeft er niets geen bezwaar tegen en zou het
zelfs op prijs stellen, dat B. en W„ waar het hun mo
gelijk is, de raad de plannen in een vroegtijdiger sta
dium kenbaar maken, maar er zijn soms momenten,
waarin zij vrij snel moeten werken. Als de raad in de
gegeven omstandigheden zou zeggen: „deze duplex-
woningen staan ons niet aan, wij willen iets anders'
dan zou de mogelijkheid bestaan, dat Wederopbouw
zegt: „Jullie moet zo bouwen en anders bouwen jullie
maar niet." Dat is voor B. en W. ook niet prettig, maar
zo liggen de stukken. Dit geldt niet speciaal voor du-
plexwoningen, maar ook voor andere en daar komt bij,
dat vooral de prijsbepaling van de woningen heel be
langrijk is. Men heeft nu - en de raad zal dit uit de
stukken wel gebleken zijn de prijs nog weer enorm
gedrukt, zodat B. en W. straks grote moeilijkheden
zullen hebben om dit werk te realiseren voor de door
Den Haag toelaatbaar geachte prijs. Zij zullen het pro
beren en zij moeten maar zien, hoever zij het kunnen
sturen. B. en W. en raad zijn het er met elkaar wel
over eens, dat de prijzen omlaag moeten, maar dat moet
ook mogelijk zijn.
Wat het rapport betreft, dat de heer Tiekstra door
het Bureau Huisvesting zou willen zien opgemaakt, dit
is een kwestie voor spr.'s collega van Sociale Zaken.
Spr. herhaalt, dat de gemeente ter zake heel weinig
heeft te zeggen. Men kan echter wel wensen hebben
en B. en W. hebben die zeer zeker. Zij zouden bijv.
graag grotere huizen willen bouwen. Hier is begonnen
met woningen van 275 m3; daar had men in Den Haag
vrij ernstige critiek op, men vond ze te klein, hoewel
deze ruimte groter was dan de gemiddelde arbeiders
woning van voor de oorlog. Leeuwarden heeft dat
echter altijd goed gezien. Men is langzamerhand in
Den Haag t.a.v. de inhoudsmaat der woningen gaan
zakken en thans zelfs tot een aanmerkelijk lager peil
dat niet meer de waardering van B. en W. heeft. Op
dit gebied zal de lijn niet omhoog gaan, maar eerdei
nog naar beneden.
De duplexwoning biedt inderdaad voordelen, maar
heeft ook zeer zeker nadelen. Dit zijn geen woningen
voor grote gezinnen, doch uitgesproken voor kleine.
De benedenwoningen zijn geschikt voor een gezin van
man en vrouw, misschien met één kind. Spr. s collega
van Soc. Zaken zal dit overigens wel nader uitzoeken
De heer Tiekstra heeft in dit verband jonge gezinnen
genoemd, maar jonge gezinnen breiden zich uit en men
loopt kans. dat deze zich na enkele jaren weer zouden
moeten verplaatsen. En dit brengt weer moeilijkheden
mee.
De heer Kamstra heeft nog gevraagd naar de vloeren
In verband met de mogelijkheid tot realisering van dezi
woningen voor de voorgeschreven prijs zal moeter
worden berekend wat voor de gemeente het voordeligs
is en vooral ook het beschikbare bouwmateriaal zal een
woordje meespreken. Is het hout krap, dan zullen he
stenen vloeren worden, hoewel die in prijs hoger zijn
Een stenen vloer is echter ook solider.
Spr. kan de heer Kamstra tot zijn spijt niet een af
doend antwoord geven. Het zal van de omstandighede
afhangen welk materiaal voor de vloeren zal worden
gebruikt. Omdat men bij de dienst van Gemeentewerke
ook stenen vloeren prefereert, kan spr. wel toezeggei
dat, als de mogelijkheid bestaat, inderdaad stene
vloeren zullen worden gemaakt.
De heer Beeksma (weth.) antwoordt de heer Tiek
stra, die een rapport vroeg over de stand van zake
op het Bureau Huisvesting, dat B. en W. kortgelede
een rapDort van het E.T.I.F. hebben ontvangen ove
de bevolkingsopbouw van Leeuwarden. Dit bevat nauw
keurige gegevens, die de laatste tijd zijn uitgezocht e i
dus voor de raad ook wel aanvaardbaar zullen zijn.
Misschien was daar iets als door de heer Tiekstra ge
wenst uit op te bouwen. Een andere vraag is. of het
Bureau Huisvesting tijd voor de samenstelling van ee
zodanig rapport, althans van een overzicht van de be
hoefte, zou kunnen vinden. Voorlopig zal dat niet gaar
tenzij er uitbreidinci van personeel komt. In de laatste
3 weken zijn een 200 woningen uitgegeven, nieuwe en
ook andere; daar is natuurlijk zeer veel werk aan ver
bonden, waardoor ook weer achterstand in het be
staande werk komt. Uit de kaartenbak elke woning
geeft op hoe groot zijn gezin is zou een zeker ove -
zicht zijn samen te stellen, waaruit bepaalde conclusies
zouden kunnen worden getrokken, maar het is de vraag,
of zulk een overzicht wel zoveel practische waarce
heeft. Het beeld wijzigt zich natuurlijk telkenmale, ma r
bovendien en dit is het doorslaggevende weten
B. en W. niet over welk bouwvolume in de eerstvo-
gende jaren zal kunnen worden beschikt. Spr. zou e
heer Tiekstra willen verwijzen naar het door de Mi
nister van Wederopbouw en Volkshuisvesting opge
maakte schema, dat voor het gehele land geldt. A n
dat schema zal ook Leeuwarden zich, als de omstan
digheden niet veranderen en niet een ruimer bom -
volume wordt toegewezen, moeten houden; dat is ma, t-
gevend.
Spr. kan op de vraag van de heer Tiekstra per
soonlijk geen antwoord geven, wel wil hij in het col
lege de vraag bespreken, of het mogelijk is een zodanig
rapport samen te stellen, dat de raadsleden inzicht zul; n
kunnen krijgen in de behoefte, die op het ogenblik )p
het gebied van woningen in Leeuwarden bestaat. Thans
bestaat er dit kan spr. wel zeggen veel behoe te
aan huizen voor grote gezinnen. In de kleine huisjes, ie
thans gebouwd worden, kunnen jonge gezinnen met één
of twee kinderen wonen, maar op het ogenblik is Leeu
warden nog meer verlegen om woningen, waar 10 per-
Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 11 Mei 1949. 75
sohen in kunnen trekken. Juist die grote gezinnen
wonen thans in éénkamerwoningen in de achterbuurten
van de stad. Zij moeten daar zeer nodig vandaan, maar
B. en W. weten niet, waar hen onder te brengen.
■l> Voorzitter zou van zijn kant gaarne een paar aan
vullende opmerkingen willen maken. De heer W. C.
Dijkstra heeft gesproken over de wenselijkheid om in
de amenstelling van een bepaalde raadscommissie ver-
ar v :ng aan te brengen. De raad weet wel, dat het
sa stellen van de raadscommissies niet het werk is
van 'et college, maar van de raad zelf. Mocht de raad
ge 1 de wenselijkheid gevoelen, dan heeft hij dus zelf
de gelijkheid daarin te voorzien.
I >rts heeft de heer Dijkstra gewezen op de ouder-
di an de verordening, waarbij de commissie voor
d< ubare Werken is ingesteld en welke dateert van
II Geheel duidelijk is spr. die opmerking niet. De
G tewet zelf dateert van 1851 en toch wordt deze
di K.s gehanteerd, ofschoon de omstandigheden
si en gedurende zo'n kleine eeuw toch wel
z< in veranderd. Spr. gelooft, dat die ouderdom op
zi f niet al te veel zegt en dat de verordening ook
ir e wel zeer gewijzigde omstandigheden zeer wel
uikbaar is.
ngrijker is de vraag van de heer Dijkstra, her-
h door de heer Tiekstra, of het college ook een
■vi org zou kunnen geven, dat deze duplexwoningen
Z( mogelijk in enkelvoudige woningen zullen wor-
I - eranderd en of het wil zorgen, dat deze huizen
I uilen overgaan in particulier bezit. Spr. kan de
r, aniens het college wel de verzekering geven, dat
I odra dit inderdaad mogelijk is, deze woningen in
sirixwoningen zal veranderen. Dat hangt echter ge-
B c: f van het schema, dat landelijk door de Minister
i; qesteld en waarop de wethouder van Soc. Zaken
ri heeft gewezen. Bij de woningpolitiek, die door
emeente wordt toegepast, zijn B. en W. volledig
den aan de landelijke richtlijnen, die zich over tal
B ren uitstrekken, en zolang het aantal woningen,
lat Leeuwarden kan worden gebouwd, nog blijft
Ben n de groeiende behoefte, zolang zal het naar alle
Baar hijnlijkheid niet mogelijk zijn om deze duplex-
Bonii en in simplexwoningen te veranderen. Spr. ge-
Boft hij zou de voorschriften moeten nazien, om het
- weten dat het bij deze woningwetwoningen
niet mogelijk is, om ze aan particulieren over te
Brage maar ook al mocht dat wel mogelijk zijn, dan
log spr. wil dit de raad gaarne verzekeren zou-
len L en W. er niet aan denken, een dergelijke over-
voor te stellen. Zouden zij het echter wel doen,
Ban .1 het dus van hun kant nog niets anders kunnen
n hoogstens een voorstel; in deze heeft de raad
■11e npetentie een beslissing te nemen.
gelooft, hiermede alle vragen, die overgebleven
lai te hebben beantwoord.
I De heer W. C. Dijkstra vraagt, hem toe te staan
Bog n paar aanvullende opmerkingen te maken.
I Na uurlijk is met de vaststelling van het feit, dat een
Beror ening 80 jaar oud is, de verordening als zodanig
ir inhoud niet veroordeeld. Spr. heeft alleen willen
Basts ellen, dat het heel wel mogelijk is, dat een ver-
Brdenng, die van 1868 dateert, niet meer geheel passend
1 voc nu geldende omstandigheden. Hij en zijn fractie-
Benen n menen, dat het gewenst is, in zulke belangrijke
■aker; als de onderhavige niet uitsluitend een commissie
Bit de raad te betrekken. Vandaar hun verzoek of
W. willen nagaan, of de raad er rechtstreeks bij
Jan orden betrokken. Spr. is erkentelijk voor de toe-
■egg ng, dat men dit in het college in overweging wil
■temen. Hij is het met de wethouder eens, dat wensen
la.v, detailpunten niet voor inwilliging vatbaar zijn. Als
taad ,d moet men nu eenmaal op een voorstel van
W. „ja" zeggen of „neen". Als de voorstellen
echter van zo grote draagwijdte zijn als de laatste tijd
het geval is, dan is het, zo gelooft spr., goed, ook voor
het aanzien van de raad als instituut, dat dit „ja" is
gebaseerd op een gefundeerd oordeel. Daar gaat het
spr. c.s. om. Voor de rest is het zo, dat de raadscom
missies zijn ingesteld, om het college bijstand te ver
lenen. Wat spr. c.s. vragen is eigenlijk het omgekeerde,
n.l. of het college de raadsleden in dezen wil bijstaan.
Spr. hoopt, dat B. en W. dit verzoek zullen kunnen
inwilligen.
Mevr. VondelingVan 't Hof komt met een klein
schepje zout voor een heel klein slakje, dat daar in
de buurt van weth. Witteveen rondkruipt. Hij heeft ge
zegd, dat het in de tegenwoordige tijd weinig zin heeft
de bouwplannen aan de gemeenteraad over te leggen,
omdat B. en W. toch gedwongen zijn die plannen te
volgen. Spr. wil nu de wethouder attent maken op de
debatten in de raad naar aanleiding van de nieuwbouw
in de voormalige Weerklank. Deze huizen waren ont
worpen met een keuken-kamer en daar werden grote be
zwaren tegen ingebracht. Er is toen verandering in de
plannen gekomen en de bewoners dezer huizen waren
daar achteraf zeer tevreden over. Het overleg met de
raad heeft dus toch wel enige zin.
De heer Witteveen (weth.); Toen!
De heer Stobbe heeft met genoegen de heer Dijkstra
beluisterd, maar nu rijst bij hem deze vraag: als meer
inlichtingen aan de raad worden verstrekt, zoals de heer
Dijkstra wenst, komt de raad dan niet op een terrein,
waar nog wel iets meer te vragen valt? Spr. denkt aan
de Financiële Commissie en die voor het Georganiseerd
Overleg en zo zou hij wel meerdere kunnen noemen.
Hij is graag bereid het antwoord van B. en W. af
te wachten. Het lijkt hem toe. dat er nog wel enige
moeilijkheden aan deze wens verbonden zijn.
De heer Tiekstra gelooft, dat er een klein misverstand
is ontstaan tussen de wethouder en hem. Misschien heeft
spr. deze in zijn antwoord niet goed gevolgd, misschien
ook heeft de wethouder spr. niet goed begrepen.
Hij heeft het gehad over het aan de gemeente toe
gewezen bouwvolume en over de vraag, waarvoor de
raad komt te staan: op welke wijze zal het worden aan
gewend Is het zo, dat de gemeente vrij is in haar
keuze tussen simplex- en duplexbouw? Is dit het geval,
dan moet de raad er zich toch over bezinnen, of en
in welke mate duplexbouw zal worden toegepast, ge
baseerd op de tweeledige doelstelling, welke spr. in zijn
eerste betoog nader heeft toegelicht. Het gaat er om,
dat de raad over de nodige gegevens moet beschikken
om zich een oordeel, een volledig oordeel, over deze
vraag te kunnen vormen.
Wethouder Beeksma heeft het schema van Minister
In 't Veld aangehaald. Spr. gelooft, dat hier sprake zou
zijn van „Sint Joris en de draak". Maar in het landelijk
schema past toch wel een plan van Leeuwarden en de
ontwikkeling van het landelijk schema-in-hoofdzaak zal
dat van Leeuwarden bepalen; daarbij komt voor de raad
steeds aan de orde, op welke wijze het bouwvolume zal
worden aangewend, door toepassing van duplex- of
van simplexbouw.
De heer Witteveen (weth.) wil eerst nog even in
gaan op de tweede uiteenzetting van de heer W. C.
Dijkstra. Hoe stelt deze zich de nadere kennisgeving
en toelichting der plannen aan de raad voor? Zou die
moeten geschieden in de aan de betreffende raadsver
gadering voorafgaande raadszitting, zouden de plannen
aan al de raadsleden toegestuurd moeten worden of
zou hij deze plannen besproken willen hebben in een
aan de raadsvergadering voorafgaande speciale bijeen
komst? Nogmaals zegt spr. daar niet het minste bezwaar