96 Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 3 Augustus 1949.
de raad te benoemen, al of niet aangevuld met enige
leden van buiten de raad.
Dit was wat spr. over deze aangelegenheid wilde
zeggen.
De heer Beuving is inmiddels ter vergadering ge
komen.
De heer Wiersma had er allerminst op gerekend, dat
deze zaak hier reeds vanavond aan de orde zou komen
en er naar aanleiding van het binnenkomen van dit
adres al enige woorden aan zouden worden gewijd. De
Voorzitter heeft trouwens bij de aanvang van de ver
gadering gezegd, dat dit adres na Zaterdag j.l. is bin
nengekomen. Spr. is en zo zijn er meer raadsleden
Zaterdag bij de stukken geweest en toen lag het er niet
bij. Het was hem echter bij geruchte bekend, dat het
zou komen. Het verheugt hem, dat de heer Posthuma
met hetgeen hij heeft gezegd de zaak als zodanig hier
niet aan de orde heeft gesteld. Spr.'s fractie zou thans
ook nog niet weten, hoe zij zich straks zal uitspreken.
Er hangen geruchten in de stad en er zijn berichten in
de pers geweest. Dat is alles wat zij er van weet. Het
ene gerucht spreekt het andere tegen. Dat de heer
Posthuma dus niet aandringt op behandeling van deze
zaak in de raadsvergadering van hedenavond, kan spr.
volkomen begrijpen. De raad beschikt over te weinig
gegevens, om zich er thans over uit te spreken. Boven
dien heeft de Voorzitter zich op het formele standpunt
geplaatst, dat het adres vanavond niet besproken kan
worden, omdat het te laat is binnengekomen. Daar kan
spr. zich volledig bij aansluiten. Hij c.s. stellen er zeer
veel prijs op, voor zover hij de stemming in zijn fractie
heeft kunnen nagaan, dat het college eerst in staat
wordt gesteld, zijn mening kenbaar te maken.
Hiermede heeft spr. het zijne er van gezegd en ook
de mening van zijn fractie vertolkt. Hij wenst niet
vooruit te lopen op de eventueel in te stellen commissie
van onderzoek. De heer Posthuma heeft dat ook niet
gedaan, maar heeft wel gevraagd naar de samenstelling
van een zodanige commissie. Spr. verschuift dergelijke
vragen liever, totdat de raad over meer gegevens
beschikt.
De heer Van der Veen heeft zich altijd min of meer
gelukkig geprezen leerling te zijn geweest van het Leeu
warder stedelijk gymnasium. Thans hebben geruchten,
die ook de raadsleden allen wel hebben gehoord, en
publicaties in de pers, zelfs in de Hollandse bladen, tot
een grote mate van ongerustheid aanleiding gegeven.
Spr. meent dan ook, dat de gemeenteraad zich inder
daad met deze kwestie moet bezighouden. Hij is het
met de heren Posthuma en Wiersma eens, dat de raad
op het moment niet over de nodige gegevens beschikt,
zodat er thans niet over kan worden gesproken. Nu hij
echter heeft gehoord, dat deze zaak ook van de zijde
van de Minister wordt onderzocht, zou hij het wel be
treuren, dat Leeuwarden in deze niet in staat is zelf zijn
boontjes te doppen en op inmenging van de Minister
zou moeten wachten. Spr. sluit zich dan ook aan bij de
heer Posthuma, waar deze vraagt, of B. en W. met be
kwame spoed de zaak rijp willen maken voor behan
deling.
De Voorzitter zegt met de vorige sprekers, dat deze
zaak nog niet rijp is voor behandeling, in de eerste
plaats, omdat de raad niet volledig ingelicht is en ook
B. en W. niet, en in de tweede plaats, omdat die leden
van het college, die nauwer bij de zaak betrokken zijn:
de burgemeester en de wethouder van Onderwijs, niet
aanwezig zijn. De behandeling van de kwestie van het
gymnasium zelf, kan spr. niet toestaan, omdat dat buiten
de orde zou gaan.
De heer Posthuma zou graag willen, dat over drie
weken het prae-advies aan de raad wordt gegeven. Spr.
zegt toe. dat B. en W. al het mogelijke zullen doen om
dat voor elkaar te krijgen, maar hij twijfelt er aan, of
het zal gelukken, omdat de wethouder van Onderwijs,
wie de zaak aangaat, zich moet prepareren en met le
raren, curatoren en ouders zal moeten spreken en dat
zal in deze vacantietijd wel niet erg vlot gaan. Het lijkt
spr. daarom niet mogelijk de zaak al over drie weken
klaar te hebben. Hij stelt voor dit verzoek in handen
van B. en W. te stellen om prae-advies.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
Punt 2.
De heren De Jong en Kamstra vormen het stem
bureau.
Benoemd worden de heren V. d. Schaaf, Tiekstra er
V. d.Veen, elk met 23 stemmen (de heer De Jong
stem, 3 bilj. voor een der vacatures blanco en 3 bil
geheel blanco).
Punten 3, 4, 5 en 6 (bijl. nos. 112, 119, 113 en 114).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorsteller
van B. en W.
Punt 7 (bijl. no. 116).
De heer Kamstra kan zich indenken, dat het colleg
komt met het voorstel om de restauratie van het auto
busstation te verpachten aan de hoogste inschrijver, en
wel omdat het de soliditeit van de inschrijver heelt
onderzocht, terwijl ook een voldoende waarborg is ge
steld. Toch heeft spr. enige vrees, om met het voorst'
I mee te gaan. Z.i. gaat deze inschrijver te ver boven d:
j andere uit. Men moet toch aannemen, dat deze laatster
die ook zakenmensen zijn, zo „scherp" mogelijk hebber
i ingeschreven. Dat is immers hun eigen belang, omdat
ze weten, dat er allicht meer inschrijvers zouden komei
Zouden zij dus enige kans willen hebben, dan was zo
scherp mogelijk inschrijven noodzakelijk. Nu loopt deze
hoogste inschrijver er op een betrekkelijk klein bedrag
met 4000,uit. Is het wel, zo vraagt spr., in het be
lang der gemeente, dat dit wordt gewaagd? Spr. vindt
het min of meer een experiment. Men kan zeggen, dat
de verantwoording ten slotte voor de inschrijver zelf s
en dat de gemeente hem kan houden aan de pachttermijn
van 5 jaar. Gesteld echter, dat na enige jaren blijkt, d t
de exploitatie met deze hoge pachtsom niet lonend meer
j is en dat het niet mogelijk is, dat de gemeente die som
kan innen. Zou zij dan dat bedrag verlagen, dan zcu
hier sprake zijn van een oneerlijke concurrentie tegei
over hen. die ook hebben ingeschreven, maar niet t >t
zulk een hoog bedrag konden komen als dat van de
hoogste inschrijver. Hun inschrijvingen liggen echte
reëel gezien, in het zelfde vlak als de hoogste. Spr. wilde
dan ook wel van de Regeringstafel" de positieve med •-
deling hebben, wat B. en W. zullen doen, als eventueel
de pachter om verlaging der pachtsom zal vragen. Hij is
erg benieuwd naar het antwoord van B. en W.. waa -
van hij zijn stem zal laten afhangen.
De Voorzitter zegt, dat de hoogste inschrijver inder
daad belangrijk uitloopt boven de anderen. B. en W. z n
echter niet in staat om te beoordelen, of de hoogste e
hoog is of de andere te laag zijn. Men kan niet wet n
wat deze restauratie zal opbrengen; de uitgaven z n
misschien wel vrij gemakkelijk te calculeren, maar het
is onmogelijk om de omvang van het bezoek en de ia-
komsten daaruit te voorspellen. Dat blijft voor iedere n
een kansspel. De heer Kamstra stelt de positieve vraag:
wat zal er gebeuren, als na enige jaren blijkt, dat het
niet goed gaat en er een verzoek komt om verlaging v n
de pacht? Het antwoord daarop is heel eenvoudig.
Mochten B. en W. de redelijkheid van huurverlagi ig
inzien, dan zullen zij met een voorstel om tot huurvsr-
laging over te gaan bij de raad komen en de raad.
Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 3 Augustus 1949. 97
to. ook de heer Kamstra behoort, zal daarover be-
lissen en niet het college van B. en W.
De heer Kamstra valt het antwoord van de wet-
ouder zeer tegen, want dan is het eigenlijk wel te
ac, n, om maar voor een hoog bedrag in te schrijven,
o zou men het een slag in de lucht kunnen noemen.
Spr beschouwt het zo hij durft het bijna niet te
n dat een serieuze inschrijver zich niet aan een
ergelijk hoog bedrag durft wagen en tegen een rede-
ijk zedrag inschrijft, terwijl een ander, die zegt: „het
ïij niks bommen" voor een hoog bedrag inschrijft
»n i n paar jaar later misschien zegt: „de omstandig-
ed zijn van dien aard, dat de exploitatie niet lonend
meer is". De raad en ook spr., als hij dan nog lid
van ie raad is zal daar inderdaad over hebben te
es' sen. Maar er komt een andere raad en die kent
e ans bestaande verhoudingen niet, heeft ook de
<kelijke stukken niet gezien en zal oordelen naar
-en dres, dat binnenkomt en zal het misschien billijk
vi dat de pachtprijs, als deze te hoog is geworden,
zal orden verlaagd. Wanneer men echter vooraf al
dat die prijs te hoog is de Voorzitter zegt
kit deze inschrijver er geweldig uitloopt vindt
spr. it niet een eerlijke concurrentie. Op een betrek
ke! klein bedrag loopt de hoogste inschrijver er met
4' 0,uit.
had liever gehad, dat hij ten antwoord had ge-
De gemeente bindt deze inschrijver voor 5 jaar
n or dat bedrag, tenzij zich buitengewone omstan-
ip ien voordoen.
Voorzitter heeft niet gezegd, dat deze man
ic! voor 5 jaar bindt, maar er staat uitdrukkelijk
in stukken, dat hij het contract voor 5 jaar moet aan-
gaa: en dat ook de borg voor 5 jaar moet worden ge-
jstel Er is een maatschappij bereid geweest borg te
zijn Us men vasthoudt aan dit contract, is de gemeente
gec t. Mocht het theoretische geval zich voordoen, dat
~r sondanks moeilijkheden zullen ontstaan, dan zal
et n kwestie van het komende gemeentebestuur zijn,
f t van het contract zal afwijken. Spr. kan niet
wet i, wat de raad over bijv. 3 jaar zal doen; dan zit
er i a andere raad en een ander college.
Spr. herhaalt, dat de pachter voor 5 jaar aan het
om ;ct gebonden is en dat de exploitatie door borg
tworgedekt.
st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
'an L en W.
8 (bijl. no. 115).
st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
'an L en W.
ur; 9 (bijl. no. 117).
I heer Van der Schaaf bedoelt, als hij het woord
rat t naar aanleiding van dit punt, daar niet mee, een
eb< uit te lokken en ook niet zich tegen het voorstel
an 3. en W. te verklaren. Hij wil alleen een ver-
lar g afleggen, waarin het standpunt van zijn fractie
ege )ver deze materie even wordt vastgelegd. Inder-
ijd ij de oprichting van de intergemeentelijke bouw-
as, :eeft de a.r. fractie zich daar voor verklaard. Het
ooi eel van de gemeentelijke bouwkas is, dat parti-
uli' e gelden, die waarschijnlijk anders niet tot deze
est iming zouden geraken, worden aangetrokken en
anc wend voor woningbouw. Dat betekent dus een
ntlasting van de gemeente, omdat naar alle waarschijn-
ijkh d bij de tegenwoordige stand van zaken elke wo-
■ng die niet door particulieren wordt gebouwd, toch
oor de gemeente zal moeten worden gebouwd. Een
- misschien kan men het ook wel geen nadeel
noemen, maar in elk geval een bezwaar, dat toentertijd
bij spr.'s fractie bestond is dit, dat de gemeente, door
een samenwerking, hier een terrein betreedt, dat ook
betreden was door particuliere maatschappijen, zoals de
Rohyp, de Nationale Bouwkas en een aantal andere te
goeder naam en faam bekend staande bouwkassen. Nu
wordt van de raad gevraagd, dat hij een stap verder
gaat, door aan de intergemeentelijke bouwkas een
garantie te geven voor een lening, in dit geval aan
Y. Stienstra en bij punt 10 aan B. Bos. En het is te
verwachten, dat dit punt nog wel vaker op de agenda
van de raadsvergaderingen zal komen te prijken, zodat
men er zich nu wel even op moet bezinnen. Er is ook
nu nög een voordeel aan verbonden, dat de gemeente
deze vorm kiest en daarom zou spr. ook voor dit voor
stel kunnen stemmen. Het voordeel, dat de gemeente
geniet, is dit. dat zij geen lening behoeft te verstrekken
en dus geen geld behoeft te lenen en dat weer aan
derden uit te lenen, maar dat zij hier kan volstaan met
een waarborg. En deze garantie wordt dan ingevolge
de Financieringsregeling Wederopbouw 1948 nog weer
voor 9/10 gedeelte, tot een maximum van 15 afge
wenteld op het Rijk. Maar nu sluipt er een nieuw ele
ment in deze materie binnen en wel dit, dat de ge
meente. als zij een bouwkas garantie verleent ten be
hoeve van een bouwspaarder, hiermede in zekere zin
een rechtsgrond schept voor andere maatschappijen,
bijv. de Rohyp, de Nationale Bouwkas e.d., waardoor
deze en andere particuliere bouwkassen aanstonds bij
de gemeente kunnen komen om te vragen, of zij garant
wil zijn voor een woning, die in Rohyp- of ander ver
band krachtens een contract tussen een spaarder en
de bouwkas in Leeuwarden zal worden gebouwd. Als
het gemeentebestuur op deze weg voortgaat, dan moet
het wel bedenken, dat de gemeente zo in de loop van
de tijd zeer zware verplichtingen op haar schouders
kan krijgen. De a.r. fractie kan de ontwikkeling ter zake
op dit ogenblik niet in haar volle consequentie overzien
en zij moet zich dus voorbehouden, om, wanneer in deze
ontwikkeling een nieuw gezichtspunt naar voren komt,
op deze kwestie terug te komen en zij dringt dus aan
op voorzichtigheid eigenlijk ten overvloede om
dat zij er van overtuigd is, dat het college in deze
materie wel met voorzichtigheid te werk gaat.
Nu spr. het woord voorzichtigheid op zijn lippen
heeft genomen, wil hij nog even een andere opmerking
maken en wel deze, dat men in de acquisitie van het
bouwspaarcontract ook de nodige voorzichtigheid dient
te betrachten. Spr. weet wel, dat deze opmerking niet
direct voor het college bestemd is, maar het kan geen
kwaad, dat ze hier toch geplaatst wordt. Het is een
goed, een aanlokkelijk ideaal, om een eigen huis te
hebben en het is voortreffelijk, dat dit wordt gepropa
geerd, maar aan de andere kant moet men zich goed
realiseren, dat degene, die vrijwel niets bezit en die in
deze tijd een eigen huis wil verwerven, een zeer zware
verplichting op zich neemt, die er toe kan leiden, dat
hij, zo ongeveer in de lente van zijn leven een huis ver
kregen hebbende, dit wellicht pas zijn eigendom ziet
worden op zeer gevorderde leeftijd. Ook dan nog even
wel is het een ideaal, dat het nastreven waard is, maar
men moet hier toch voorzichtig zijn en met de nodige
selectie te werk gaan en niet maar Jan en alleman er
toe overhalen om in de bouwkas te treden. Wil men
deze kwestie reëel, serieus en zuiver aan de mensen
voorhouden, dan dient men hen er van op de hoogte
te stellen, dat ze iets van lange adem beginnen en een
reeks van vrij zware offers moeten brengen.
Bij de propaganda moet de voorzichtigheid in acht
worden genomen; aangezien spr. er van overtuigd is,
dat het college bij de behandeling van deze aangele
genheid met wijsheid te werk gaat, kan hij zijn stem
aan dit voorstel geven en ook zijn fractiegenoten kun
nen dit doen. Zij achtten het echter toch gepast, deze
opmerking in de raadsvergadering te plaatsen.