ergadering van Woensdag 6 Sept. 1949.
102 Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 24 Augustus 1949.
de heer Stobbe heeft steeds van bijzondere ernst doen
blijken, als hij gemeend heeft zich te moeten mengen
in de beraadslagingen.
Ik sluit mij namens de raad van harte aan bij de
woorden van de Voorzitter en ik hoop, dat het de van
ons scheidenden in elk opzicht gezegend moge gaan."
De heer Posthuma voert hierna het woord. Hij zegt:
..Mijnheer de Voorzitter,
Ik mag wel beginnen met U en evenzo de heer
Wiersma dank te zeggen voor de vriendelijke woorden,
aan mij gericht.
Een dag als vandaag, die, als de voortekenen niet
helemaal bedriegen, min of meer het einde betekent van
mijn politieke loopbaan (die niet alleen door de Leeu
warder raad is gegaan, maar ook door de Friese Staten
en de Tweede Kamer), roept allerlei herinneringen op,
die ik uiteraard niet alle zal vertellen. Ik zal slechts
enkele dingen zeggen. Ik heb inderdaad verscheidene
jaren de raadsvergaderingen meegemaakt, in twee
perioden, 1927—1928 en 1935-1949. Ik behoor tot een
oudere garde dan de heer Wiersma noemde. Ik wil U
zeggen, dat tussen de raadsvergaderingen van toen en nu
een zeer belangrijk verschil is. Toen kenmerkten ze zich
meermalen door gekruide debatten. Ik moet U zeggen:
ik mocht dat wel. Vergeleken bij die tijd, zijn de laatste
3 jaren buitengewoon tam geweest. Van de toenmalige
burgemeester werd meer tact en soepelheid gevraagd
dan U behoeft te gebruiken. Ik denk met genoegen aan
die tijd terug, omdat de raadsvergaderingen belangrijker
waren dan nu. Men had zeggingschap over de politie,
belastingen, over de salariëring van het gemeenteper-
soneel, over de prijzen, die de bedrijven aan het publiek
in rekening brachten, kortom, over verschillende zaken,
waarover de raad thans geen zeggingschap meer heeft
en die voor mijn gevoel het raadslidmaatschap gewich
tiger maakten dan thans. Ik geloof ook, dat dit alles
oorzaak is geweest, dat de belangstelling van de
gemeentenaren voor de arbeid van de raad groter was
dan thans het geval is. Intussen, dat is geweest. Wij
leven in deze tijd en wij hebben met het leven, zoals
het nu is, te maken.
Ik constateer mèt U en ook met de heer Wiersma,
dat de afgelopen 3 jaren zeer rustige jaren voor de raad
zijn geweest, maar waarin toch ontzaglijk veel voor onze
gemeente is gedaan. Het spreekt vanzelf, dat ik mij
daarover verheug. In de 29 jaar, dat ik burger van de
stad Leeuwarden ben, heb ik deze stad lief gekregen e
met grote belangstelling haar wel en wee gevolgd. Ei
dan zie ik tot mijn groot genoegen een steeds in d -
goede richting voortgaande lijn. Ik hoop. dat dit zo mag
blijven.
Ik heb U reeds bedankt voor Uw vriendelijke woor
den en ik zou nu de raadsleden-collega's hartelijk dan<
willen zeggen voor de prettige wijze, waarop wij altijd
met elkander zijn omgegaan, in de laatste 3 jaren en oo
daarvoor. Ik denk onwillekeurig aan de inmiddels reed:
van ons heengegane mensen, met wie ik vroeger va r
gedachten heb gewisseld, altijd vriendschappelijk ei
collegiaal.
Een woord van dank wil ik ook richten tot het pei
soneel van de gemeente. Als belangstellend raadslid he t
ik uiteraard zeer veel vragen tot allerlei mensen in ge
meentedienst gericht, ook tot onze secretaris. Ik den
eveneens aan de bode, de heer V. d. Veen, die uit on;
midden is vertrokken en bij wiens afscheid ik jammer
genoeg niet aanwezig kon zijn. Ik wil openlijk uit
spreken, dat ik al die mensen hartelijk dank zeg voer
de inlichtingen, die zij mij meermalen hebben verstrek
waardoor het mij mogelijk was mijn raadslidmaatschap
zo goed mogelijk te vervullen.
Na deze korte terugblik en woorden van dank spree
ik de wens uit, dat het de leden van de raad in hui
arbeid voor de stad Leeuwarden en in hun persoonlit<
leven goed moge gaan."
De Voorzitter zegt ten slotte:
,,Ik wil de vergadering beëindigen met de heer Po:-
thuma dank te brengen voor zijn goede wensen en van
mijn kant de scheidende raadsleden het beste in hun
verdere loopbaan toe te wensen, in het vertrouwen, d t
zij, zij het op iets grotere afstand, met veel belan; -
stelling het werk van de raad zullen blijven volgen
Hierna sluit de Voorzitter de vergadering.
Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 6 September 1949. 103
Aanwezig: 35 leden.
Voorzitter: de heer Mr. A. A. M. van der Meulen,
bi rgemeester.
Te behandelen punten:
1. Beëdiging van de nieuw inkomende leden, de
h en E. Beeksma, M. Beuving, J. K. Dijkstra, W. Dijk-
st a, W. C. Dijkstra, M. H. Geerts, B. B. Hartstra,
m vr. J. C. M. Heijmeijer-Croon, de heren F. Heijstra,
G de Jong, K. de Jong, W. M. de Jong, G. D. Kamstra,
H Kromkamp, P. Leffertstra, L. van der Meer, H. Pols,
A W. Rengelink, mevr. L. Ringenaldus-van der Wal,
de heren O. Santema, Mr. J. van der Schaaf, S. Schoot-
st a, H. Slaterus, K. Sijbrandij, J. Tiekstra, Mr. B. P.
v i der Veen, J. T. Vellenga, J. Visser, mevr. Mr. A.
A Vondeling-Van 't Hof en de heren D. G. de Vries,
A van der Wal, J. Wiersma, A. Witteveen, D. Witte-
I Ive n en L. Zittema.
Benoeming van vier wethouders.
Mededelingen en rapporten.
Verdeling van de raad in sectiën.
Benoeming van vier leden der Commissie voor
jde Openbare Werken.
Alsvoren van vier leden der Commissie voor de
jGc aeentereiniging.
Alsvoren van vier leden der Commissie voor de
iGt eentelijke Lichtfabrieken.
Alsvoren van vier leden der Markt- en Slacht-
hu commissie.
Alsvoren van vier leden der Financiële Com-
Bnissie.
Alsvoren van vier leden der Commissie voor het
pn -verpen van strafverordeningen.
Alsvoren van vier leden der Commissie voor de
ge eentelijke kleuterscholen.
Alsvoren van drie leden der Commissie voor het
pn; rzoek der Gemeenterekening, dienst 1948.
Alsvoren van drie raadsleden tot leden der
Co missie, bedoeld bij art. 6, 2e lid, der Verordening,
leg ende het Georganiseerd Overleg.
Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
[let verlenen van eervol ontslag aan mej. A. Sijtstra als
one rwijzeres aan gemeenteschool no. 10 (bijlage no.
|40
Alsvoren tot overneming in eigendom van di
ver kwotele aandelen in straatjes van de voormalige
HVeerklank (bijlage no. 139).
Alsvoren tot verhuring van een schiphuisterrein
laan het Vliet aan L. Oosterhuis (bijlage no. 138).
Itunt 1.
I hear Santema freget efkes it wurd. Yn forban mei
it feit, dat op dizze dei yn sommige gemeenten de eed
Vn Frysk öflein wurdt en ek yn forban mei it feit,
dat y wit, dat it fan sommige riedsleden yn elts gefal
tjge op priis steld wurde soe de eed yn it Frysk óf to
'izze i, soe spr. graech fan 'e Foarsitter witte wolle, oft
Idizz itselde stanpunt, dat hy tsjin him oer ynnommen
lljat y syn earste bi-édiging, noch ynnimt.
I D Voorzitter merkt op, dat de heer Santema het
|woo d genomen heeft, zonder dat hij het hem verleend
I Heef Daarom wil spr. voor de goede orde van zaken
I in d; ze raad eerst vragen, of iemand anders van de
leden ook het woord verlangt. Nu dit niet het geval
is w 1 hij de heer Santema wel antwoorden en dan in
|eze zin, dat, waar de in de wet voorgeschreven eed
moet worden afgelegd, dus een eed, gesteld in Neder
lands bewoordingen, hij zich op geen ander standpunt
P®n stellen dan dat door de raadsleden de eed in het
Nederlands behoort te worden afgelegd.
De eden worden hierna achtereenvolgens afgelegd
door: de heren W. Dijkstra, W. C. Dijkstra en Hart
stra, mevr. Heijmeijer-Croon en de heren G. de Jong,
K. de Jong, W. M. de Jong, Kamstra, Leffertstra, V. d.
Meer, Pols, Rengelink, Santema, V. d. Schaaf, Schoot
stra, Sijbrandij, V. d. Veen, Wiersma, A. Witteveen,
D. Witteveen en Zittema.
De beloften worden achtereenvolgens afgelegd door:
de heren Beeksma, Beuving, J. K. Dijkstra, Geerts,
Heijstra en Kromkamp, mevr. Ringenaldus-V. d. Wal,
de heren Slaterus, Tiekstra, Vellenga en Visser, mevr.
Vondeling-Van 't Hof en de heren De Vries en V. d.
Wal.
Punt 2.
De Voorzitter stelt zich de gang van zaken bij dit
punt als volgt voor: hij wil de raadsleden eerst ge
legenheid geven om, desgewenst, het woord te voeren;
daarna zal dan gestemd worden over de vier zetels af
zonderlijk, dus eerst over de eerste zetel, daarna over
de tweede, vervolgens over de derde en ten slotte over
de vierde. Spr. meent, dat aldus een regelmatige gang
van zaken verkregen wordt.
De heer W. C. Dijkstra verklaart, dat met betrekking
tot de verdeling van de wethouderszetels tussen de
diverse fracties overleg heeft plaats gehad. Als uit
vloeisel van het daarbij besprokene stelt de P.v.d.A.
voor de eerste en tweede zetel als candidaat resp. de
heer M. H. Geerts en de heer J. K. Dijkstra. T.a.v. de
derde zetel kan de raad een mededeling verwachten van
de voorzitter van de a.r. fractie, welke mededeling even
eens is te zien als resultaat van het hieromtrent ge
pleegde overleg.
De heer Wiersma deelt mede, dat hij c.s. ook van de
partij zijn geweest bij het genoemde overleg en dat hun
fractie zich volkomen aansluit bij wat de heer Dijkstra
zojuist heeft gezegd t.a.v. de candidaten de heren Geerts
en J. K. Dijkstra. De a.r. fractie stelt als candidaat voor
de derde zetel en de heer W. C. Dijkstra heeft reeds
laten uitkomen, dat ook hieromtrent overleg is gepleegd
de heer D. Witteveen.
De heer Van der Veen heeft het genoegen gehad
uitgenodigd te zijn bij de bespreking, die hier enige
keren is aangehaald; zijn fractie stelt als gevolg van
die bespreking voor de vierde zetel candidaat de heer
H. Pols.
De heer Beuving lijkt het, nu de nieuwe raad zijn
intrede heeft gedaan en over zal gaan tot de benoeming
der wethouders, niet onbelangrijk te wijzen op de sa
menstelling van deze raad en het mogelijk te vormen
college van B. en W. Uit de politieke vijandschap t.a.v.
de C.P.N. hebben de fracties, met aan het hoofd die
van de P.v.d.A.. gemeend de vertegenwoordigers der
communistische partij van het overleg over deze be
noeming te moeten uitsluiten. In dit verband wil spr.
wijzen op de woorden, die reeds eerder speciaal aan het
adres van de fractie van de P.v.d.A. zijn gesproken en
wel, dat dergelijke ondemocratische handelingen zeker
consequenties met zich meebrengen; dat ze zich op de
weg van het neo-fascisme begeeft en dat het alleen de
reactie zal zijn, welke zich hierdoor zal versterken. Dit
resultaat zal zeer zeker ook bij deze benoeming tot uit
drukking komen. De belangen van de werkende bevol
king worden hierdoor niet gediend. Nodig is een andere
politiek van samengaan met alle krachten, welker doel
is: het vormen van een maatschappij zonder vrees voor
werkloosheid of crisis, een maatschappij van vrede en
opbouw. Dit wordt niet bereikt door afspraken, welke
ten doel hebben de vertegenwoordigers van een deel
van het volk uit te sluiten, om hun te belemmeren in