132 Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 30 November 1949.
De heer W. C. Dijkstra zegt, dat daar van de kant
van zijn fractie geen bezwaar tegen bestaat.
Volgens de heer Kamstra heeft zijn fractie aan de
andere fracties reeds medegedeeld, dat zij in de plaats
van de aftredende d.i. spreker - als gedelegeerde
in het bestuur van de Vereniging voor Middelbaar
Technisch- en Ambachtsonderwijs candidaat stelt de
heer A. Witteveen. Spr. meende dus, dat dit de raads
leden voldoende bekend was.
De Voorzitter vraagt, de bedoeling duidelijk op de
briefjes kenbaar te maken.
De heren Rengelink en Sijbrandij vormen het stem
bureau.
Benoemd worden als gedelegeerden van de gemeente:
in het bestuur van de Leeuwarder Industrie- en Huis
houdschool: mevr. Mr. A. A. VondelingVan 't Hof
en de heer Mr. v. d. Schaaf (aftr.), elk met 28
stemmen;
in het bestuur van de Chr. Industrie- en Huishoud
school: mevr. L. RingenaldusV. d. Wal (aftr.) en
de heer L. v. d. Meer, eerstgenoemde met 28, laatst
genoemde met 26 stemmen;
in het bestuur van de Vereniging voor Middelbaar
Technisch- en Ambachtsonderwijs: de heer M. H.
Geerts (aftr.) en de heer A, Witteveen, eerstgenoemde
met 28, laatstgenoemde met 27 stemmen;
in het bestuur van de Commissie van Toezicht van
het Nederlands Instituut voor opleiding van leerkrach
ten bij het Nijverheidsonderwijs: de heren H. Krom
kamp en S. Schootstra (aftr.), beiden met 25 stemmen
(de heer Rijpma 2 stemmen, de heer Kamstra 1 stem,
3 bilj.voor 2 vacatures blanco en 1 bilj. voor alle vaca
tures blanco).
Punt 4 (bijl. no. 209).
De voordracht van B. en W. luidt als volgt:
1. A. de Jong, te Grouw;
2. P. Benner, alhier;
3. W. van der Zee, alhier.
Benoemd wordt de heer De Jong, met 27 stemmen
(de heer Benner 2 stemmen).
Punt 5 (bijl. no. 208).
De aanbevelingen van B. en W. luiden als volgt:
a. leraar in de Staatsinrichting:
Mr. J. J. Keuning, alhier;
b. lerares Nederlandse taal en letterkunde:
mej. T. Venema, te Tietjerk.
Benoemd worden de heer Keuning, met 29 stemmen
en mej. Venema met 28 stemmen 1 bilj. voor de laatste
vacature blanco).
Punt 6.
De aanbeveling van Curatoren luidt als volgt:
Ir. J. C. van den Berg, alhier.
Benoemd wordt de heer V. d. Berg, met 28 stemmen
(de heer IJ. de Boer 1 stem).
Punt 7,
De aanbeveling van het bestuur luidt als volgt:
1. Mr. IJ. K. de Boer, alhier;
2. Mr. B. Dorhout, alhier;
3. Mr. J. Rutgers, alhier.
Benoemd wordt de heer De Boer, met 27 stemmen
(1 bilj. van onwaarde, 1 bilj. blanco).
Punt 8 (bijl. no. 206).
De voordracht van B. en W. luidt als volgt:
Mej. H. Rusticus, te Wirdum.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W., waarna benoemd wordt mej. Rusticus,
met alg. stemmen.
Punten 9, 10, 11 en 12 (bijl. nos. 191, 190, 197 en 199).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Punt 13 (bijl. no. 194).
De Voorzitter zegt, dat B. en W. aan hun voorstel
nog zouden willen zien toegevoegd, dat zij de raad in
overweging geven te besluiten de percelen (in de stuk
ken genoemd), waarvan de eigenaren niet bereid zijn
bevonden tot vrijwillige overdracht, voor onteigening
voor te dragen en om in verband daarmede B. en W.
te machtigen ten behoeve van die onteigening de nodige
stappen te doen.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het, bij monde
van de Voorzitter aangevulde, voorstel van B. en W.
Punten 14, 15, 16, 17 en 18 (bijl. nos. 196, 195, 198,
204 en 193).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Punt 19 (bijl. no. 205).
De heer Leffertstra zegt, dat de plannen i.z. de slaap
steden, waarvan in de Aanbiedingsbrief, die de raads
leden kort geleden is toegezonden, sprake was, de aan
dacht van zijn fractie trokken en haar bijzondere sym
pathie hebben. De betrokken instanties hebben de daad
bij het woord gevoegd en nu komen B. en W. met dit
voorstel. Spr. kan zich haast niet indenken, dat ook
maar iemand in de raad daartegen kan zijn. Hij wil
van deze plaats zijn grote dank betuigen voor dit voor
stel van B. en W., om deze zaak in het reine te brengen
en hij verzoekt hun, in deze richting voort te gaan.
De heer W. C. Dijkstra c.s. hebben ook kennis ge
nomen van de rapporten van de Directeur van de Gem
Dienst voor Soc. Zaken met betrekking tot de volks
logementen hier ter stede en zij kunnen zich, evenals
de heer Leffertstra, levendig voorstellen, dat het col
lege in de inhoud daarvan aanleiding heeft gevonden
tot het doen van bepaalde stappen. Als eerste uitvloeise
daarvan ligt hier nu het voorstel, dat tot doel heef
een van de volkslogementen te maken tot een tehuis
voor mannen. Spr. gelooft, dat men dit moet zien als
een experiment, dat echter een belangrijk experiment
kan worden, omdat het wellicht van invloed kan zijn
op het toekomstig beleid van B. en W. met betrekking
tot de gehele materie. Daarom verdient deze zaak naar
de mening van spr. c.s. wel de belangstelling van de
raad. Hij mag namens zijn fractie verklaren, dat he
voorstel haar algehele instemming heeft.
Omtrent de doelmatigheid van het pand echter be
staat in de kringen van spr. c.s. verschil van mening
Er zijn er, die het college niet kunnen volgen, wannee
dit zegt, dat het pand St. Jobsleen 249251 ook qua
ligging geschikt is voor deze proef. Zij vrezen, dat d
omgeving haar greep op de betrokkenen zal behouden
en zijn daarom van oordeel, dat de kans van slagen
van de heropvoeding, die men beoogt, elders in de stad
groter zou zijn.
Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 30 November 1949. 133
Xnderen daarentegen zien deze zaak heel anders. Zij
achten het juist een voordeel, dat met de proef in deze
omgeving wordt begonnen, en wel op grond van de
volgende overwegingen:
Betrokkenen zijn nu eenmaal gewend naar dit
hui te gaan en zullen dus de weg straks, wanneer het
vol slogement een tehuis voor mannen is geworden,
de- te gemakkelijker vinden.
2. Men moet de aanpassingscapaciteit van de be-
tro kenen niet overschatten. Daarmee wordt dit bedoeld:
W nneer men een volkslogement verplaatst naar een
ander deel der stad en het daar maakt tot een goed
teh is, zal dat er toe kunnen leiden, dat betrokkenen
da.ir niet komen.
In tegenstelling tot de opvatting van eerstbedoel
de: menen zij, dat bij slagen van de proef het tehuis
ee: gunstige invloed op de omgeving zal kunnen uit
oefenen.
'et zou ongetwijfeld interessant zijn de leidende ge
dachte in dezen van B. en W. te kennen, ofschoon spr.
ge >oft, dat het hier een theoretische kwestie betreft.
Z t hij het goed, dan moet men öf beginnen met de
p: ef in dit huis, óf van de proef afzien bij gebrek aan
ee ander pand in de stad.
/erder gaande, stelt het college herziening van de
gc neentelijke verordening op de slaapsteden in uitzicht.
Spr. c.s. geloven, dat dit goed is. Hun wens is, dat deze
gi ele aangelegenheid in de ruimste zin van het woord
op de helling komt. Zij zien t.z.t. met grote belangstel-
lir.g een voorstel tot herziening van deze verordening
te emoet.
"en slotte moge spr. van de kant van zijn fractie wel
d verzekering geven, dat elk voorstel, dat beoogt de
tc stand in de volkslogementen te verbeteren, bij voor-
beat haar steun zal ontvangen.
De hear Santema seit, dat it yn syn fraksje al krekt
s; gongen is as yn 'e fraksje fan 'e foargeande sprek-
ker. Hja hat ek mei bisündere foldwaening dit ütstel
fan B. en W, lézen en stiet der foar de folie 100
efter.
It gemeentebistjür hat neffens spr. net allinnich de
p. cht, om yn 'e foarm fan it wurd dizze misstannen to
b triden, mar ek mei de died moat it derefter stean,
d..t dizze saek yn elts gefal fiks oanpakt wurdt. Dêrom
s< ne spr. c.s. fan har bisündere sympathy mei dit üt-
st 1 fan B. en W. tsjügje wolle.
De heer Kamstra zou na al de loftuitingen van ver
se lillende kanten gevoeglijk kunnen zwijgen, ware het
ni t, dat hij de behoefte had, namens zijn fractie te ver-
kl ren, dat zij bijzonder ingenomen is met dit voorstel,
dit zij wel van zeer grote betekenis acht. Zij heeft,
e\ enals de heer Dijkstra, deze zaak gezien als een ex
periment, zoals ze ook moet worden gezien. Er komt
slaks n.l. plaats voor 24 personen in het tehuis, maar
er zijn meer, die plaats moeten hebben. Spr. gelooft,
hit rapport van de Directeur van de Gem. Dienst voor
Soc. Zaken gelezen hebbende, dat het gevaarlijk is om
de volkslogementen nog in handen te laten van par
ticulieren. Het blijkt, dat daar walgelijke toestanden
bestaan, al zal het ook tevoren wel voor niemand een
grieim zijn geweest, dat daar dingen gebeuren, die
ontoelaatbaar kunnen worden geacht. En ook niemand
za1 verwacht hebben, dat volkslogementen boven aan
de lijst staan wat comfort betreft.
Wat spr. vooral bezorgd maakt, is de demoralise-
recde invloed, die het volkslogement heeft op allen, die
daar verblijven, vooral ook op kinderen. Is het ook
mogelijk, zo vraagt hij, de kinderen uit dat milieu te
haien? Spr. bedoelt natuurlijk het volkslogement in het
algemeen. Kunnen ook met hulp van Kinderbescherming
maatregelen worden genomen? Hij c.s. zouden dit wel
zeer op prijs stellen. Als de kinderen daar opgroeien,
komt er heel weinig van hen terecht.
Spr.'s fractie acht dit voorstel van zeer grote bete
kenis. De gemeente heeft een taak zowel op het gebied
van de volksgezondheid als van de zedelijkheid. Het
is begrijpelijk, dat B. en W. van de betreffende diensten
advies hebben gevraagd en dat zij, naar aanleiding
daarvan, met dit voorstel zijn gekomen. Spr. c.s. hopen,
dat, wanneer deze proef mag slagen, dit voor de ge
meente aanleiding mag zijn, daarmee voort te gaan en
er uitbreiding aan te geven.
De heer Wiersma zou, had zijn fractie hem niet de
opdracht verstrekt, wellicht bij dit punt niet het woord
hebben gevraagd, nu verschillende sprekers hem reeds
zijn voorgegaan. Als fractieleider evenwel heeft men
aan een opdracht te voldoen.
De laatste spreker heeft het even gehad over de taak
van de overheid. Spr. gelooft, dat bepaalde kringen
van mening kunnen verschillen over datgene wat men
beschouwt als rechtstreeks behorende tot de taak der
overheid. In spr.'s fractie heeft men zich bij de behan
deling van dit punt even de vraag gesteld: is dit nu
eigenlijk een terrein, waarop de gemeentelijke overheid
een taak heeft? Men heeft daarbij geraadpleegd de bij
de stukken overgelegde rapporten van de Gem. Dienst
voor Soc. Zaken, welke dienst ook voorgelicht was, zo
gelooft spr., van de zijde van de politie, en tevens heeft
men de rapporten van Bouw- en Woningtoezicht be
studeerd. Spr. krijgt zo de indruk, de rapporten lezende,
dat hier niet een al te schril gekleurd beeld is getekend,
m.a.w., dat wat in de rapporten is geschreven, heus
niet overdreven is; dat het zelfs misschien in sommige
van die inrichtingen nog wel een tikkeltje erger zou
kunnen zijn dan het op papier is gezet. Dat is een van
de argumenten, die spr. c.s., van mening, dat de ge
meentelijke overheid op het terrein van de volksgezond
heid en openbare zedelijkheid wel degelijk een taak
heeft, met dit voorstel geheel mee kunnen doen gaan. En
het is ten slotte in de vorm van een stichting, dat deze
taak wordt volvoerd, zij het dan, dat deze stichting
door het gemeentebestuur daartoe in staat wordt ge
steld. Tegen wat van de zijde van het gemeentebestuur
wordt gedaan hebben spr. c.s. in het geheel geen be
zwaar. Integendeel, zij menen, dat dit voorstel zich be
weegt op het terrein van de volksgezondheid en open
bare zedelijkheid en dat hier inderdaad sprake mag zijn
van een taak van de gemeentelijke overheid. Immers,
uit de rapporten blijkt, dat in sommige volkslogementen
de zedelijkheid in ernstig gevaar verkeert. In spr.'s
fractie is dit voorstel met nauwkeurigheid bekeken en
spr. heeft van zijn fractie, evenals de voorgaande spre
kers van de hunne, opdracht, te verklaren, dat zij zich
geheel achter dit voorstel wenst te plaatsen en dat zij
met waardering kennis heeft genomen van de zinsnede
in dit rapport, waaruit blijkt, dat B. en W. zich voor
stellen. niet te schromen meer maatregelen, die mis
schien nog iets verder zullen grijpen, te nemen, om aan
de geschetste toestanden in bepaalde inrichtingen in
onze stad een einde te maken.
De Voorzitter zou met een kort woord namens het
college de verschillende sprekers even willen beant
woorden. Het spreekt vanzelf, dat het college zeer
erkentelijk is voor de waardering voor dit voorstel,
door de verschillende sprekers namens hun fracties
uitgesproken, en voor de steun, die B. en W. door de
raad is toegezegd.
Er zijn enkele vragen gesteld, waarop nog een kort
antwoord nodig is. Verschillende heren vonden, dat
hier sprake is van een experiment. Inderdaad hebben
B. en W. dit voorstel beschouwd als een proef, waar
van moet worden afgewacht, welke de uitkomst zal zijn.
Bij het nemen van die proef is uitgegaan van twee
gedachten:
le. dat B. en W. in dit bepaalde geval de beschik
king hadden over een pand, dat al vanouds als volks
logement was ingericht;