Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 28 December 1949.
beletten en zeker op deze terreinen, die geheel buiten
de bebouwing liggen. Als er ooit terreinen voor sport
beoefening op Zondag geschikt zijn, dan zijn het wel
deze.
De heer De Jong vroeg om vrije terreinen voor de
jongens. Spr. is het met hem eens, dat de sport eigenlijk
niet zo gereglementeerd moet worden en dat ieder pre
cies in een clubje moet zitten, maar dat het ook van
het initiatief van de jongens moet kunnen afhangen,
eens een partijtje te gaan voetballen. Als het enigszins
mogelijk is, aldus spr., moeten B. en W. dat schikken.
Men kan de doelpalen wel van de sportterreinen weg
nemen en er zo tijdelijk vrije terreinen van maken. Het
is een kwestie van exploitabel maken van deze ter
reinen. Als spr. de sport onder zijn portefeuille had, zou
hij willen voorstellen op deze manier te handelen.
De heer W. C. Dijkstra komt het voor, dat enkele
sprekers te veel uit het oog hebben verloren de achter
grond, waartegen dit project moet worden beoordeeld.
Waar toch gaat het om? Het gaat er om, progressief
werkzaam te zijn, met de bedoeling de gevolgen van
de werkloosheid bij voorbaat op te vangen. Men be
hoeft maar de aanhef van de raadsbrief te lezen, om
te zien, dat dit ook de leidende gedachte bij het college
is geweest. B. en W. immers herinneren er aan, dat
reeds bij de behandeling der begroting is gezegd, dat
men trachtte te komen tot voorziening in de werkloos
heid voor het komende seizoen. Spr. acht dit voorstel
dan ook mede een uitvloeisel van wat destijds in dit
opzicht reeds in het vooruitzicht is gesteld.
Als spreker zegt, dat hier en daar de achtergrond uit
het oog wordt verloren, denkt hij vooral aan wat het
raadslid Witteveen zei, n.l. dat men niet te haastig
moest zijn, maar zo nodig alles moest laten liggen, tot
dat het spoorwegvraagstuk zijn beslag zou hebben ge
kregen. Spr. is van mening, dat de heer Witteveen
daarmee de arbeiders zou noodzaken tot het nood
lottige stempelen van de dertiger jaren, omdat zeker
niet is te voorzien, dat de oplossing van het netelige
spoorwegvraagstuk, waarmee zoveel annex is, in het
eerstvolgende decennium is te verwachten. Al die tijd
zou de heer Witteveen dus passief willen blijven en
geen projecten van deze aard willen doen uitvoeren.
De heer Pols heeft het gehad over de korte termijn,
waarbinnen dit voorstel moet worden bezien. Spr. dacht
even aan de volgende mogelijkheid. Men zou kunnen
afspreken, dat men, wanneer het gaat om voorstellen
van deze draagwijdte het gaat hier om een voorstel,
waarmede meer dan een millioen is gemoeid zou
kunnen doen wat reeds eerder is geschied bij woning
bouw. Toen werd de raad bijeen gehouden na afloop
van een zitting en er werd gezegd: dit is aanstaande.
De raad kan dan op onofficiële wijze „in de kwestie
duiken" en als de zaak t.z.t. in behandeling komt, is
ze duidelijk. Spr. doet dit denkbeeld aan de hand, om
aan wensen van deze aard tegemoet te komen.
Het heeft spr. verheugd, dat van achter de tafel van
B. en W. zij het op verschillende wijze is ge
reageerd op wat door de heer V. d. Meer is gezegd
t.o.v. beoefening van sport op Zondag. De weth. van
Openb. Werken heeft gezegd een verbod niet mogelijk
te achten, maar er persoonlijk vóór te zijn. De heer
Geerts heeft zich tegen een zodanig verbod verklaard.
Ook spr. zou er namens zijn fractie gaarne iets van
willen zeggen en wel dit: Het lijkt hem in de eerste
plaats praematuur, een dergelijk punt bij een vraagstuk
als het onderhavige nu reeds aan de orde te stellen.
Los daarvan echter acht hij het principieel niet juist,
een regeling te treffen, waarbij een minderheid iets zou
opleggen aan een meerderheid. Spr. zou t.a.v. dit détail
het standpunt willen innemen, dat ieder zijn Zondag
moet besteden, zoals hij dat wil en niemand te be
ïnvloeden bij het beantwoorden van de vraag, of het
juist is, op Zondag al dan niet sport te beoefenen.
Het heeft spr. niet geheel bevredigd, dat de wet
houder op de vraag, of deze terreinen een nadelige
invloed zouden ondervinden van de nabij gelegen stort
plaats van de Reiniging, heeft geantwoord: „in de eerst
volgende jaren wel: pas nadat de rioleringsplannen
zullen zijn gerealiseerd, mag men zich van hinder ont
slagen achten." Spr. vindt het toch wel bedenkelijk,
dat men op sportterreinen, waar lichamelijke oefening
wordt bedreven, bepaalde hinder zou ondervinden van
de kwalijk riekende lucht, die daar zou kunnen hangen.
Hij weet niet, of er iets aan te doen is, maar acht het
toch wel een Schönheitsfehler; men vergeve hem dit
„Zwitserse" woord!
Spr. zou er tegen willen waarschuwen, aan de ge
dachte van de heer De Jong: een tweezijdige uitvoe
ring, zowel van werken op Froskepólle als van het
complex bij de Leeuwarder jachthaven, voorshands voet
te geven. De financiële consequenties toch van dit pro
ject zijn van dien aard, dat men niet te gauw klaar
moet zijn met te zeggen: laat beide plannen dan maar
uitvoeren.
Er is hier ook gevraagd: is deze zaak wel voldoende
bekeken? Spr. is er van uitgegaan, dat, wanneer het
college een plan als dit ter tafel brengt, het dit plan.
ook in het licht van het uitbreidingsplan, voldoende
heeft overwogen. Hij is zelfs nog verder gegaan en
heeft aangenomen, dat de coördinatie tussen provinciaal-
en gemeentebestuur zodanig is vandaag de dag, dat
inderdaad overleg heeft plaats gehad t.a.v. het project-
Froskepölle en het gemeentelijke. Hij verheugt zich ten
zeerste, dat deze veronderstelling juist is gebleken. Spr.
c.s. vinden geen voldoende aanleiding het gemeentelijke
plan prijs te geven en achter het andere te gaan staan
De beantwoording door de wethouder van spr.'s
vraag i.z. uitvoering in D.U.W.-verband komt hem wat
vaag voor. Wat de wethouder zeide ter geruststelling
van spr.'s fractie op dit punt heeft hem ook niet ten
volle bevredigd. Spr. wijst er op, dat het bij hem ging
om twee kanten van de zaak: De eerste was de sfeer,
waarin dit werk wordt uitgevoerd: het geestelijk kli
maat moet goed zijn en wel zodanig, dat de arbeider
zich niet gevoelt de man van de werkverschaffing. Hier
bij komt het dus aan op de vraag: wie zal de leiding
hebben en hoe zal die leiding zijn? De andere kant van
de zaak is die van de lonen. Spr. meent uit het betooc
van de wethouder te hebben opgevangen, dat de loner
ongeveer op hetzelfde niveau zouden liggen als de lonen
in het particuliere bedrijf. Omdat met betrekking to
deze kant van de zaak in de provincie en in het land
in het algemeen toch wel zeer ernstige klachten heer
sen, zouden spr. c.s. daaromtrent liever een positieve
verzekering willen hebben van B. en W., althans voor
zover hun dat mogelijk is. Hij voegt daaraan toe, da
die klachten niet Leeuwarden betreffen het schijn
hier ter stede goed te zijn maar dat er toch we
enige ongerustheid bestaat met betrekking tot dit punt
moet men zich kunnen voorstellen. Spr. vraagt de wet
houder dan ook zo spoedig mogelijk deze ongerustheid
door een duidelijke verklaring weg te nemen. Er is in
spr.'s fractie nog opgemerkt, dat het kwaad, dat ge
heerst heeft in de vooroorlogse jaren bij het werk in
D.U.W.-verband, langzamerhand de kop weer dreigt
op te steken. Er was toen een geest aanwezig van ver
vreemding en wrok. (Spr. citeert hier een woord, dat
nog onlangs in de Tweede Kamer is gehanteerd), een
geest, die nu weer zou zijn aan te treffen bij werken
in D.U.W.-verband. Er moet B. en W. en raad, zo
meent spr., wat aan gelegen zijn èn voor een goede
verstandhouding èn voor de mate van voldoening van
de arbeiders, die het werk zullen uitvoeren, deze ex
cessen te vermijden en de zaak te houden in een sfeer
waarin ze thuishoort.
Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 28 December 1949.
145
Er is nog door de wethouder opgemerkt, dat onge
schoolden zullen worden toegelaten tot dit werk. Spr.
hoopt dit zo te mogen interpreteren, dat de wethouder
heeft bedoeld werklieden, die niet voor een zeker vak
zijn geschoold, maar dat hij voor dit werk wenst uit
te sluiten bijv. kantoorbedienden e.d., die physiek min
der goed in staat zijn grondwerk te verrichten.
De heer Pols merkt op, dat zijn fractie achter de
pi; nen staat, die het college beraamt om de stad tot
meerdere bloei en actie te brengen, maar daarnaast
sti t zij op het standpunt, dat bij de uitvoering het
bed ijfsleven moet worden ingeschakeld.
De wethouder vindt het minder juist, dat de Pro
vinciale Recreatiecommissie zich met een Leeuwarder
zaak bemoeit, maar de recreatie kan toch, van de kant
van de provincie bezien, ook als een provinciale taak
worden beschouwd. Spr. meent, dat, wanneer plannen
worden gemaakt voor recreatie-oorden ten behoeve van
Le awarden op land van de provincie, ook een provin
cie planning van belang kan zijn en dan is het een
gord recht van de provincie een recreatiecommissie
in ie stellen. Men heeft dit punt onder handen geno
me omdat de provincie gevraagd was dit „onbewoon-
ba eiland voor een groot deel in erfpacht te mogen
ontvangen. Spr. is van mening, dat, daar de provincie
over deze erfpachtsuitgifte beslissen moest, in zoverre
toch zeker van een provinciale taak sprake was.
)e wethouder heeft gezegd, dat hij de ligging van
de bestaande jachthaven eigenlijk veel idealer vindt.
Spr. is niet ter zake deskundig, maar het is de mening
van wèl-deskundigen, dat de jachthaven nog verder
naar buiten moet liggen. Ligt men met een boot aan
de kant van het asland en de wind is west, is het er
niet erg prettig. De wind is vaak west en spr. vreest
da rom, dat er niets van terecht komt. De mensen wil-
lei juist meer buiten de stad blijven, vandaar de trek
r. ir de zeilcentra. Spr. zou de Froskepólle dan ook nog
niet zo'n gekke plaats vinden. Hij wil verklaren, dat
hij niet speciaal voor het plan-Froskepólle vecht. Die
gedachte wil hij, zo ze mocht bestaan, wegnemen. Het
is hem er alleen om te doen te voorkomen, dat onge
lukken worden begonnen.
Het ETIF zegt en daarbij is het niet al te optimis
tisch dat Leeuwarden in de toekomst ruimte moet
hebben voor 2000 schepen. Als het plan van de ge
meente doorgang zal vinden, meent spr., dat er geen
pLats is voor een plan-Froskepólle en andersom: wan
neer het plan-Froskepólle doorgaat, moet het gemeen
tel ke plan vervallen. Wanneer spr. op Froskepólle
kan blijven met zijn boot en hij heeft daar de beschik
king over een fiets of een ander vervoermiddel, doet
hij dat liever, dan het stuk onder de rook van Leeu
warden te varen, waar hij niet kan zeilen. Hij acht
het gewenst dit zijnerzijds uit te spreken.
Spr. blijft er bij, dat de tijd van voorbereiding voor
de behandeling van dit voorstel zeer kort is geweest.
Hij heeft deze avond even de gedachte gehad, dat de
an lere raadsleden langzamerhand zo gewiekst zijn ge
worden, dat ze het wel „fixen", terwijl hij zelf pas
komt kijken. Maar als een veteraan het dan met spr.
eens is, versterkt hem dit in zijn mening, dat de tijd van
voorbereiding niet voldoende is geweest. In dit ver
band merkt hij op over de Kerstdagen een ander idee
te hebben dan de wethouder blijkbaar heeft.
Wat betreft hetgeen de wethouder heeft gezegd over
de investering, lijkt het hem niet onmogelijk, dat de
stad het plan-Tijssen overneemt. Spr. zou graag willen,
da de raad van beide plannen meer de finesses weet,
alvorens een beslissing te nemen. Nu kan hij niet goed
vergelijken. In beide zitten mogelijkheden. Er kunnen
aan het plan-Tijssen nog wel voordelen verbonden zijn,
die spr. nu niet kan zien, maar waarvan hij gelooft,
dat ze er stellig zijn. Hij zou het daarom op prijs stellen.
dat er iets meer van wordt verteld, want hij meent
toch wel, dat het dagelijks bestuur der gemeente er iets
meer van af weet, dan het heeft doen voorkomen. Spr.
gelooft, dat men enige concurrentie vreest en dat die
zaak daardoor zo eigenaardig is gelopen. Hij blijft bij
zijn verzoek, dat de raad iets meer wordt ingelicht over
beide plannen. Dat kan alleen in het belang van Leeu
warden zijn.
De hear Van der Meer mient, dat, as de wethalder
fan Iepenbiere Wurken seit, dat spr. dy terreinen op
Snein hielendal sletten hawwe wol, hy mear sein hat
as spr. Hy hat allinnich frege, dat op Snein gjin wed-
striden halden wurde. Spr. is op it gebiet fan de sport
net sa tige deskundich. De hear De Jong hat sein: der
moat plak komme, dat de bern boartsje kinne. Dêrfoar
soe spr. it terrein op Snein wol iepen hawwe wolle.
Fierder soe hy ek de leden fan fuotbalclups en kuor-
balclubs, dy't sin hawwe ünder eltsoar op Snein to
oefenjen, wol talitte wolle. Hwer't hy biswier tsjin hat,
binne de wedstriden tusken twa clubs, dêr't greate smi-
ten wakker joech-hei roppende minsken by binne, dy't
men kilometers fier hearre kin.
Mei de hear W. C. Dykstra is spr. it al hielendal
net iens, dat de gemeente der neat mei nedich hawwe
soe, hoe't de Snein bistege wurdt. Foar safier de eigen
dommen fan de gemeente dêrfoar brükt wurde, hat hja
der wis wol ynfloed op.
De heer W. M. de Jong dankt de wethouders voor
de welwillende houding, die zij t.a.v. het tweetal op
merkingen, dat spr. gemaakt heeft, hebben aangeno
men en hij zou de wens willen uitspreken, dat de derde
wethouder, die er blijkbaar bij betrokken is, ook zo'n
vriendelijke houding zou willen aannemen. Misschien
is er nog een klein misverstand in het spel. Spr. heeft
de heer Dijkstra niet goed begrepen, toen deze zei, dat
spr. een tweezijdige uitvoering, uitvoering van de beide
plannen dus, wilde. Hij heeft alleen willen zeggen, dat
hij, hoewel hij zich de gedachtengang van de heer Pols
zeer goed kan voorstellen, het zo heeft gezien, dat het
plan van B. en W. o.a. beoogt aanleg van sport
terreinen, die niet veel met Froskepólle te maken heb
ben: voorts is de jachthaven de thuishaven van schepen
van Leeuwarder ingezetenen, al hoopt spr., dat er nog
wel plaatsen voor anderen overblijven.
Hij vindt het plan van B. en W. een rustig en reëel
plan, hoewel het duur is. Het plan-Froskepólle is wat
vaag. (De heer W. C. Dijkstra: En nog duurder!) De
wethouder heeft enige juiste opmerkingen gemaakt over
de geïsoleerde ligging van Froskepólle, maar deze
plaats is z.i. daarom nog wel geschikt voor een soort
recreatiecentrum. Maar dat vindt spr. toch iets anders
dan het plan van B. en W. en het leek hem wel iets
voor het particulier initiatief. Wellicht kunnen B. en
W. dit nog eens bekijken, zo heeft spr. gevraagd, maar
hij heeft niet bedoeld, dat het hier beoogde initiatief
maar door het gemeentebestuur moest worden overge
nomen.
Misschien heeft spr. hiermede een misverstand uit
de weg geruimd.
De hear W. Witteveen soe earst de hear W. C. Dyk
stra antwurdzje wolle, dat hy hielendal net bidoeld
hat de wurkleaze minsken sa lang wachtsje to litten,
oant de Spoarwegen bigjinne wolle to bouwen oan de
nije spoarplannen. Dan wiene de minsken der min oan
ta. Wol hat spn bidoeld, dat der daliks in plan komme
moat, om it spoarprobleem op to lossen: it hiele üt-
wreidingsplan fan Huzum wachtet der op. De wethalder
fan Iepenbiere Wurken hat him net gerêststeld. It kin
bést wêze, dat alles gelyk bliuwt, mar it kin ek wêze,
dat by in eventueel omlizzen fan de spoarwei de nije
jachthaven Noardlik fan de spoarwei komt to lizzen.
It is krekt it riskante fan it terrein, dat de spoarwegen