2 Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 1 Februari 1950.
Punt 6 (bijl. no. 12).
De voordracht van B. en W. luidt als volgt:
1. G. W. Veldhuis te Bergum;
2. J. U. Wester te Wolvega.
De heren G. de Jong en Tiekstra vormen het stem
bureau.
Benoemd wordt de heer Veldhuis, met alg. stemmen.
Punt 7.
De aanbevelingen van de Commissie luiden als volgt:
a. vacature mej. A. L. Gorter, meerderjarig onderwij
zer (es) openbaar lager onderwijs:
1. mej. A. L. Gorter, Oranje Nassaustraat 11;
2. J. Venema, Marssumerstraat 9b;
b. vacature C. J. Teeuwsen, meerderjarig onderwij
zeres) bijzonder lager onderwijs:
1. J. Alberda, Bern. Bumastraat 29;
2. P. Tuinstra, Emmakade 17;
c. vacature C. Reisma (vader van een kind op een
openbare lagere school):
1. C. Reisma, Huizumerlaan 128;
2. H. Lamsma, Huizumerlaan 64;
d. vacature Mr. J. Th. H. Buiël (vader van een kind
op een bijzondere lagere school):
1. Mr. J. Th. H. Buiël, Alma Tademastraat 24;
2. J. C. Terhorst, Over de Kelders 4;
e. vacature J. B. de Vries (meerderjarig inwoner):
1. J. B. de Vries, Bleeklaan 64;
2. W. Jeelof, Van Asbeckstraat 17.
De heer Schootstra is het opgevallen, dat bijv. in de
vacature van C. J. Teeuwsen twee andere candidaten
worden genoemd. Spr. zou het prettig gevonden heb
ben, wanneer hij uit de stukken had kunnen vernemen,
waarom de heer Teeuwsen niet weer wordt genoemd.
Misschien heeft de man er zelf geen zin meer aan, maar
zulks had de raad dan toch moeten weten. Hetzelfde
geldt voor het volgende punt, waar een zekere heer
V. d. Meer niet meer op no. 1 staat, maar op no. 2.
Misschien had ook deze dat zelf liever, maar spr. had
graag gezien, dat de raad daaromtrent geïnformeerd
was geweest.
De heer J. K. Dijkstra kan tot zijn spijt geen helder
heid verschaffen, want het college tast hieromtrent in
hetzelfde duister als de raad.
De Voorzitter zegt, dat B. en W., als de heer Schoot
stra er prijs op stelt, nader zullen informeren en hem
inlichten. In elk geval zal van de zijde van B. en W.
in het vervolg hiermee rekening worden gehouden.
De heer Schootstra zou in het vervolg bij een wijzi
ging in de samenstelling der commissie even een nootje
ter toelichting willen zien aangebracht.
De Voorzitter noemt de opmerking van de heer
Schootstra volkomen begrijpelijk en zegt nogmaals toe,
dat B. en W. er in de toekomst rekening mede zullen
houden.
Benoemd worden mej. Gorter en de heren Alberda,
Reisma, Buiël en De Vries, met alg. stemmen.
Punt 8.
De aanbevelingen van de Commissie luiden als volgt:
vacature P. J. Datema:
1. P. J. Datema te Wirdum;
2. S. van Dijk te Wirdum;
vacature J. Hofma:
1. J. Hofma, Pieter de Hooghstraat 23;
2. M. Jorritsma, Pieter de Hooghstraat 15;
vacature W. van der Meer:
1. J. Hoekstra te Wirdum (Wijtgaard);
2. W. van der Meer te Wirdum (Wijtgaard);
vacature J. de Vries:
1. J. de Vries, Vine, van Goghstraat 76;
2. J. Spoelstra te Goutum;
vacature A. van der Woude:
1. A. van der Woude te Lekkum;
2. D. Beeksma te Lekkum.
Benoemd worden de heren Datema en Hofma, met
alg. stemmen, de heer Hoekstra, met 29 stemmen en de
heren De Vries en V. d. Woude, met alg. stemmen (de
heer V. d. Meer 1 stem).
Punt 9 (bijl. no. 5).
De aanbevelingen van B. en W. luiden als volgt:
vacature T. van der Valk:
1. T. van der Valk;
2. E. Hoogstins;
vacature H. J. Bos:
1. H. J. Bos;
2. W. Kuipers.
Benoemd worden de heren V. d. Valk en Bos, met
29 stemmen (1 bilj. blanco).
Punten 10, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18 en 19 (bijl. nos.
4, 14. 9, 10, 15, 19, 17, 16, 18 en 11).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Punt 20.
De heer Rengelink zegt, dat, als hij goed is ingelic it
de uitkeringen, die door M.H. worden verstrekt, met
ingang van 1 Januari 1950 worden verhoogd. Daarom
had z.i. een voorstel tot verhoging van het subsidie
aan M.H. in de lijn van de verwachtingen gelegen, lij
heeft hiernaar tevergeefs bij de voorstellen tot wijziging
van de begroting 1950 gezocht; hij zou dan ook gaarne
nader worden ingelicht.
De heer Geerts (weth.) antwoordt, dat de heer Ren
gelink gelijk heeft: de normen van M.H. zijn verhoo< d,
De kwestie is echter, dat het vaststellen van de normen
niet de taak van de gemeenteraad is. Hieromtrent wo dt
geheel autonoom door het Bestuur van M.H. besl st
wat de raad ook bekend is. In de begroting, die in de
vorige raadsvergadering aangenomen is, is rekening e-
houden met de oude normen, maar na die tijd is van
het Bestuur van M.H. bij B. en W. bericht binnenge
komen, dat er op gerekend moest worden, dat het o >r-
spronkelijk op de begroting 1950 geraamde bedrag m iet
worden verhoogd met 61.000,plus waarschijn ijk
nog een bedrag voor de huurverhoging van 15 yf
Daaruit kan men opmaken, hoeveel de verhoging Ier
normen ongeveer bedraagt. Oorspronkelijk was
660.000,geraamd (spr. citeert uit het hoofd). Dit
wordt verhoogd met 61.000,plus iets voor huur
verhoging. Dat komt ongeveer neer op verhoging van
de normen met 10 Dat wil overigens weer niet zeg
gen, dat er bij alle normen 10 komt; de ene :al
iets meer verhoogd worden dan de andere.
Waarom het verhoogde bedrag niet in een beg o-
tingswijziging is opgenomen? Het subsidiebedrag is rij
moeilijk te bepalen; in verband met het aflopen van de
Noodwet-Drees (ouderdomsvoorziening) is het eigen
lijk onmogelijk; er kunnen heel belangrijke verande
ringen komen. Het is de bedoeling, het bedrag, dat op
de begroting is geraamd, voorlopig aan te houden en
pas een voorstel tot wijziging te doen, zodra bekend is,
dat dit bedrag zal worden overschreden.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 1 Februari 1950. 3
Punt 21 (bijl. no. 13).
De hear Van der Meer seit, dat by de oanfraech fan
it skoallebistjür in list yntsjinne is, dêr't 106 nammen
fan bern op steane. Fan dy 106 bern geane 24 op de
beide Herfoarmde skoallen, 64 op oare skoallen en de
rest komt earst yn Septimber 1950 op skoalle. Spr. is
fan bitinken, dat üt dy sifers wol genöch blykt hwat ek
it skoallebistjür yn syn oanfraech seit, nammentlik, dat
der yn it Easten fan 'e stêd plak is foar in Herfoarmde
skoalle. Hwant as dy skoalle der ienkear is, dan komme
der wol mear bern. Men is allegearre sa fan aerd, dat
men earst de kat efkes üt 'e beam sjocht. As men de
aldelju freget: hwer sille de bern op skoalle, dan blykt
it foar hiel folie fan harren biswierlik to wêzen om
de bern nei de Willem Loadewyk-skoalle to stjüren,
as hja oan 'e Noardkant fan 'e Grinzerstrjitwei wenje.
B. en W. sizze, dat men dy biswieren net sa serieus
nimme moat, hwant it bistjür nimt it der op ta, dat de
bern om op in eventuele nije skoalle to kommen, dochs
de Grinzerstrjitwei oerstekke moatte. Spr. fynt dit al
slim genöch, mar as de bern nei de Willem Loadewyk-
skoalle geane, moatte hja noch oer forskate oare drokke
punten, byg. de krüspunten by de Flietsterbrêge en by
de Easterbrêge of hja moatte oer de Hoeksterpoarte en
by de Noarderwei lans.
Nou komt spr. ta it prae-advys seis. As dêr yn stiet:
heeft Uw raad zich uit te spreken over de vraag,
of de uitzonderingsbepaling van het vierde lid van
art. 73 der wet in het gegeven geval van toepassing
moet worden geachten as der fierder noch stiet: Uit
gemaakt moet dus worden, of aanzienlijke toeneming
of belangrijke verplaatsing der bevolking of andere ge
wichtige omstandigheden aanleiding tot schoolstichting
geven dan binne spr. c.s. it dêrmei iens, mar dan moat
der dus daeliks by sein wurde: as de ütsünderings-
bipaling wierlik fan tapassing is, dan kin fierders büten
bisprek bliuwe hwat noch mear ünder de letters a en b
fan art. 73, 4e lid, stiet. It docht der dan dochs net mear
ta, hwer t dy bern nou op skoalle binne en hoefier
as dy skoalle fan har wenhüs óf stiet. It giet earst oer
in .aanzienlijke toeneming of belangrijke verplaatsing
der bevolking".
Spr. wol nou ris neigean, hoe t dy punten sjoen binne,
doe't it yn dizze rie gyng oer de Finske skoalle en de
skoalle foar Kr. Nasjonael. Yn bylage 59 giet it ü.o.
oer de Finske skoalle. Dêr wurdt earst sein: ,,De stop
zetting van de bouw van scholen sedert 1937, de groei
der bevolking en gebiedsuitbreiding der gemeente, zo
mede de toenemende belangstelling voor uitgebreid
lager-, nijverheids- en middelbaar onderwijs leidt er
toe, dat in deze gemeente in de komende jaren een
grote behoefte aan schoolruimte zal ontstaan." Dizze
passaezje is algemien en jildt dus ek foar it bisünder
ünderwiis. Fierders lést spr.: Blijkens een door ons in
verband hiermede ingesteld onderzoek zal, ter voor
koming van stagnatie in de verantwoorde verzorging
van het onderwijs, uiterlijk in 1950 moeten worden
beschikt over vier nieuwe schoolgebouwen ten behoeve
van het gewoon lager onderwijs". Dan giet it oer in
gemeenteskoalle yn it Westen en in bisündere skoalle
yn it Suden fan it stêdsgebiet fan 'e gemeente. Dêrneist
stiet der: „Voorts vordert de aanbouw van nieuwe wo
ningen in het Oosten van de stad de stichting van twee
scholen, n.l. een voor het openbaar en een voor het
bijzonder gewoon lager onderwijs." Spr. soe der daeliks
efkes op wize wolle, dat de skoalle foar Kr. Nasjonael
tastien is op groun fan to tichte bisetting fan de bi-
steande skoallen fan dy foriening. Hwant yn bylage
168 stiet oangeande har oanfrage it neifolgjende: ,,Üit
net vorenstaande blijkt naar onze mening voldoende,
dat voor de leerlingen, die de nieuw te stichten schooi
zullen bezoeken, geen plaatsruimte beschikbaar is op de
hierboven genoemde bestaande scholen der Vereniging,
zodat op die grond op de aanvrage een gunstige be
schikking moet worden genomen." Ut bylage 59 hat
men al heard, dat de bou fan nije wenten yn it Easten
fan 'e stêd de stifting fan ien bisündere skoalle need-
sakelik makke. Dat soe dus de Herfoarmde skoalle wêze
kinne. Dan lést spr. noch yn bylage 59 oangeande de
Finske skoalle: „Aangezien hier in de zeer nabije toe
komst een sterke uitbreiding van de schoolbevolking
is te verwachten, lijkt het ons nodig, hier een gebouw
met acht lokalen te plaatsen" en yn bylage 168 bitref-
fende de skoalle foar Kr. Nasjonael noch dit: „Met het
oog op de uitbreiding van het stadsdeel, waar de
nieuwe school zal worden gesticht, alsmede in verband
met de aldaar te verwachten toeloop van leerlingen in
de naaste toekomst, menen wij, dat de bouw van een
zesklassige school aldaar nodig is. Ook uit dien hoofde
zou de aanvraag van het schoolbestuur moeten worden
ingewilligd, zelfs al was er voldoende plaats op de
andere, aan de vereniging behorende, scholen (art. 73,
4e lid, der wet). De „aanzienlijke toeneming en be
langrijke verplaatsing van de bevolking" stiet dus wol
fêst. Dat dêrtroch de stifting fan in skoalle needsakelik
wurden is, is ek ütmakke. De fraech, oft yn dat diel
fan 'e stêd plak if foar in Herfoarmde skoalle, biant-
wurdt it kolleezje lykwols mei: ,,né". Dat bart op groun
fan arguminten, dy't foar de Finske skoalle en foar de
skoalle foar Kr. Nasjonael net yn bisprek west hawwe.
Ien fan de arguminten is dit, dat de bilangstelling foar
de Herfoarmde skoalle „tanende" wêze soe. Alle rieds-
leden hawwe fan it skoallebistjür in circulaire krige.
Spr. mei dus ünderstelle, dat de ynhald bikend is, as
dizze alteast net ünder 'e noas leit. Ien fan de punten
dêrfan is, dat yn 'e bisetting oan 'e Willem Loadewyk-
skoalle in haed west hat, dat net fan 'e goede kleur
wie. Dat feit hat net allinne doe, mar nou noch wol
ynfloed. As de minsken om dy reden har earste bern
net nei dy Herfoarmde skoalle stjürd hawwe, is dit
ek de reden, dat hja har twadde en tredde bern der
net hinne stjüre. It twadde punt wie dit, dat de Maria
Louisa-skoalle yn gebrük wie by „üs ütfanhüzers". Doe
moasten de bern fan dy skoalle ek nei de Willem Loa
dewyk-skoalle. Dêr koene hja allegearre net yn of mei
alle lijen. It is dus to bigripen, dat de oanrin nei de
Herfoarmde skoallen dêrtroch hindere is en ek al troch-
dat de minsken har bern net sa maklik nei de Willem
Loadewyk-skoalle stjüre, fan 'e Stienserdyk öf byge-
lyks. De oanjeften sünt 1945 oan 'e Willem Loadewyk-
skoalle binne resp.: yn 1946, 1947, 1948 en 1949: 39,
49, 56 en 61 en oan 't Maria Louisaskoalle: 34, 30, 42
en 53. En hoe is it yn 1948 en 1949 gien mei de oan
jeften oan 'e beide gemeenteskoallen, dy't yn it sin
trum fan 'e stêd steane: skoalle nr. 5 yn 'e Skoalle-
strjitte en de skoalle yn 'e St. Anthonystrjitte? Oan 'e
earste wiene yn 1948 en 1949 resp. 24 en 18 en oan
e twadde resp. 22 en 19. Spr. is fan bitinken, dat de
Willem Loadewyk-skoalle, dy't ek yn it sintrum stiet,
der dan net sa min öfkomt, rekken haldend mei it feit,
dat de skoalle allesbihalven modern is, tsjuster en sün-
der goed boartersplak foar de bern. Men moat it hwat
wider sjen en ris neigean, hoe't it gien is mei de oan-
jefte oan 'e 17 gemeenteskoallen yn it stêdsdiel fan
Ljouwert. Spr. bidoelt de stan fan de oantallen lear-
lingen op 16 Augustus 1946, '47, '48 en '49. Dy wie sa:
4064, 4107, 4061 en 3935. By de beide Herfoarmde
skoallen stie it sa: 499. 481, 503 en 545. As der nou
al sprake is fan „tanende bilangstelling", dan is it, nef-
fens spr. syn bitinken. earder it gefal by it iepenbier
as by it Herfoarmd ünderwiis. B. en W. hawwe it ek
efkes hawn oer de dépendance. Dêr wurdt yn 'e cir
culaire al düdlik antwurd op jown en spr. sil dit net
jitris sizze. Der is him forteld, dat it yn 'e provinsje
of stêd Utert bard wêze moat, dat in skoallebistjür sa
handich wie, om earst de bern nei in bipaelde skoalle
ta to lüken en dan op groun fan oerbifolking in skoalle
derby to freegjen. Dat hat dit skoallebistjür net dien
en dat is to priizgjen.