2 Verslag van de handelingen van de raad der gemeente Leeuwarden van Woensdag 20 September 1950. d. leraren in Duits en boekhouden: A. van Engen en J. Oostra; e. leraren in boekhouden en handelsrekenen; J. H. de Jager en R. H. Woldring; f. leraar in boekhouden en handelsrecht: P. van Kuik: g. leraar in boekhouden, handelsrekenen en delsrecht: A. de Boer. han- Benoemd worden de aanbevolenen met alg. stemmen. Punt 5. De aanbevelingen van Curatoren luiden als volgt: a. vacature-H. de Jong: 1. J. J. Scheltema, Grote Kerkstraat 7; 2. Dr. W. H. Oeberius Kapteijn, Stationsweg 2; b. vacature-Ds. F. H. Bruins: 1. Ds. C. D. Moulijn, Emmakade 132; 2. Ds. A. H. Hellemans, Kwartelstraat 41; c. vacature-Mr. J. B. J. Heijmeijer: geen aanbeveling ingekomen; d. vacature-Ir. A. Burger: Ir. J. J. M. Vegter, Harlingerstraatweg 26. De heer Vellenga zegt, dat het de raad gewenst voorkomt om ter behandeling van dit agendapunt over te gaan tot een besloten zitting, waarom spr. de Voor zitter bij dezen dan ook vraagt. De heer Van der Schaaf: Het komt de raad niet ge wenst voor, het komt U gewenst voor. De Voorzitter wil aan het verzoek van de heer Vel lenga voldoen en doet de deuren sluiten. Na heropening der openbare zitting worden benoemd in de vacature-H. de Jong: mevr. A. C. A. Blanksma Kok, met 22 stemmen (Dr. W. H. Oeberius Kapteijn 5 stemmen); in de vacature-Ds. F. H. Bruins: Ds. C. D. Moulijn, met 24 stemmen (Ds. A. H. Hellemans 3 stemmen); in de vacature-Mr. J. B. J. Heijmeijer: Mr. M. P. van Buytenen, met 26 stemmen (Mr. J. B. J. Heij meijer 1 stem); in de vacature-Ir. A. Burger; Ir. J. J. M. Vegter. met 21 stemmen (Dr. K. Dijkstra 6 stemmen); 3 bilj. van onwaarde. Punt 6 (bijl. no. 124). De heer Vellenga zegt, dat het niet anders kan, of het voorstel, dat bij dit agendapunt behoort, zal in alle fracties aanleiding hebben gegeven tot ernstig en diep gaand beraad. Immers, ieder raadslid zal deze verho ging gezien hebben tegen de achtergrond van de be staande situatie, wat de inkomsten en uitgaven in de verschillende Nederlandse gezinnen betreft. Na dit diepe en ernstige beraad is de fractie van de P.v.d.A. in grootst mogelijke meerderheid bereid om het voorstel van de burgemeester te steunen. Zij heeft zich daarbij laten leiden door de volgende motieven: In de eerste plaats heeft zij gezien naar de procen tuele verhogingen, die zijn toegekend aan de werkers van hoofd en hand in ons land, althans in grote meer derheid. Zonder nu het werk van de wethouders te halen van het niveau, waarop zich dit beweegt en dus bijv. te zeggen: een wethouder is gelijk een ambtenaar, meent zij toch, dat hierin, gezien de stijgende kosten van het levensonderhoud, een element van vergelijking aanwezig is; en deze procentuele verhoging toepassende op de wethouderssalarissen, komt men tot een verho ging van ongeveer het bedrag, als in dit voorstel bedoeld. Aan het tweede argument, dat spr. wil noemen, zou zijn fractie ook voldoende gehad hebben. Ook dat alleen zou haar er toe gebracht hebben te besluiten om, met de grootst mogelijke meerderheid, dit voorstel te onder steunen. Het is n.l. zo, dat zij in de gelegenheid is ge weest een onderzoek te doen instellen bij een betrek kelijk groot aantal vergelijkbare gemeenten in ons land. Daarbij is zij tot de conclusie gekomen, dat de elders toegekende honoraria voor wethouders minstens gelijk waren aan de nu in het betreffende voorstel bedoelde, maar in heel veel gevallen nog het bedrag van 5400, overtroffen. Het is om deze redenen, dat de fractie van de P.v.d.A. in grote meerderheid met dit voorstel mee kan gaan. De hear Visser seit, dat troch de Foarsitter fan syn fraksje al nei foaren brocht is, dat in lytse minderheit har net foriene koe mei it ütstel om de wethalders- salarissen bilangrik to forhegen. It komt him lykwols winsklik foar, heare to litten, hoe't nei syn miening de maetskiplike Ontwikkeling wêze moat. It soe neffens him sa wêze, dat eltse minske. ünforskillich hwer't syn widze stien hat, de gelegenheit krijt om him sadanich to ünt- wikkeljen, dat hy dy funksje yn 'e maetskippij forfolje kin, hwerfoar hy neffens syn oanliz geskikt is. Derby soenen miskien stringere easken steld wurde moatte foar talitting ta hegere ünderwiisynstellingen en men soe komme moatte ta nivellearring fan ynkommens. Dit komt him net allinnich üt rjuchtfeardichheitsoerwegin- gen winsklik foar, mar ek is it nedich om it evenwicht tusken holle- en hanarbeiders. dat op it eagenblik slim forsteurd is, werom to finen. Hwannear men jin lykwols öffreget, oft ek yn ge- meentelik opsicht yn dizze rjochting gien wurdt, dan merkt men op, dat de ynstelling fan it stüdzjefüns in stap yn 'e goede rjochting bitsjut, mar hwat de nivel learring fan de ynkommens oangiet. rekket men hjir stees fierder fan hüs. As men de heechste en de leechste salarissen yn dizze gemeente forgeliket, dan sjocht men. dat it forskil tusken dy groepen steesoan greater wurdt en spr. mient, dat hy der net fierder oan meiwurkje kin Yn de bylage stiet, dat de stiging fan de kosten fan it libbensünderhald in nije salarisforheging neadsakelik makket. As dit argumint jilde moat, dan soene de oare boargers, dy't foar in great diel fan bilangrik legere yn kommens libje moatte, der net bést foarstean. In oar argumint foar forheging is in forgeliking me wethalderssalarissen yn oare gemeenten. Hjir komt mei op in glysterich terrein, omdat derby mei forskate fak toaren rekken halde wurde moat, ü.a. mei de klasse yndieling. Men soe ek mei de omlizzende gemeenten forgelykje kinne, byg. mei Tietsjerksteradiel, in greate gemeente, hwat it opperflak oangiet, hwer't de wethal- ders miskien kilometers fier fan it gemeentehüs öf wenj - en by in serieuze opfetting fan har taek miskien net s i folie minder tiid nedich hawwe sille as de wethaldei hjir, mar hwer't hja in salaris hawwe fan 1600,E yn Idaerderadiel binne de forhaldingen üngefear gely 1 Om misforstan to foarkommen, merkt spr. op, dat h/ dizze salarissen net yn biskerming nimt; hy wol ds r allinnich mei oantsjutte. dat der ek in oare forgeliking as dy't hjir yn it ütstel fan de boargemaster trutsen wurdt, mooglik is. In oar argumint, dat faek brükt wurdt, is, dat it o sa'n toer is om geskikte minsken foar soartgelil e funksjes to finen. Yn de praktyk blykt wol, dat der \n de forskate bidriuwen in great tokoart is oan geskoah e fakljue, mar fan in tokoart oan gadingmakkers foar e wethaldersfunksjes is spr. neat bikend. It is om dizze redenen, dat, hoefolle wurdearring spr. ek hat foar it wurk en de persoan fan de wethalders, hy net mei it ütstel fan de boargemaster akkoart ge n kin. De heer Wiersma kan de heer Vellenga, die verc - derstelde, dat deze kwestie ook in andere fracties ern stig bekeken zou zijn, wel de verzekering geven, c it deze veronderstelling, voor wat zijn fractie betre t, juist is. Aanvankelijk hebben spr. c.s. wel enigszins weifele d SE m Verslag van de handelingen van de raad der gemeente Leeuwarden van Woensdag 20 September 1950. 3 tegenover dit voorstel gestaan. Dat neemt niet weg, dat zi moeite hebben gedaan, om zich volledig op de hoogte te stellen omtrent deze zaak en het resultaat is geweest, dat zij bereid zijn om mee te gaan met het voorstel. Er zijn hier enige dingen gezegd, waar spr. met en- k le woorden even op wenst in te gaan, bijv., dat het evenwicht tussen de beloningen van hoofd- en hand arbeiders op dit moment reeds vrij ernstig was ver stoord. Het is gemakkelijk om dat hier zo zonder nadere bewijsvoering te stellen. Daarmee willen spr. c.s. niet beweren, dat deze stelling helemaal onjuist is. Het zal venwel de vorige spr. ook bekend zijn, dat men in de kringen van de vakbeweging deze zaken wat voorzich- ger bekijkt. Ook daar schijnt t.a.v. een ietwat ver- toorde verhouding tussen de lonen van hoofd- en handarbeiders iets gaande te zijn. Men maakt er daar e i ernstige studie van en onderzoekt, of er inderdaad sprake is van een dergelijke verstoring en zo ja, in oeverre daarin verandering te brengen is door wat zop s genoemd werd enige nivellering of iets dergelijks. Spr. zal hier niet verder op ingaan, omdat hij meent, dat daartoe bij dit punt toch eigenlijk geen aanleiding bestaat. Z.i. wordt het betoog van de vorige spreker toch wel iets minder ernstig en door hem zelf zwak ge nu: kt, wanneer hij een vergelijking trekt met de ver goedingen van de wethouders in andere gemeenten, bijv. Tietjerksteradeel, waar het salaris 1600.— be draagt. Spr. meent en zo zal de heer Visser het toch ok moeten aanvoelen dat dit geen vergelijkings- ateriaal is. Het moge dan zijn, dat een gemeente als ietjerksteradeel in oppervlakte groter is, Leeuwarden Bieeft toch heel wat meer spr. meent vijf maal zo- ■yeel inwoners. En er komen hier toch heel wat be langrijker vraagstukken aan de orde dan in een platte landsgemeente als Tietjerksteradeel. Spr.'s fractie meent, dat het ambt van wethouder in de gemeente Leeuwarden ontzettend- veel vergt van de krachten van de betrokken functionaris. Dat is ook mede aanleiding geweest, dat spr. c.s. ten slotte hebben gezegd, accoord te zullen gaan met dit voorstel. b Er is even gesproken ook door de heer Vellenga lp over de kwestie van het levensonderhoud en deze heeft terecht gezegd, dat een zuivere vergelijking tussen gewone ambtenaren of hoofdambtenaren en wethouders eigenlijk niet is te trekken. Daar is spr. het roerend mee eens. Toch mag men er natuurlijk wel weer enige re kening mee houden, dat de salarissen van de ambte naren wèl wisselen met de kosten van het levensonder houd. Aan de invloed van stijging of daling van die kosten ontkomen de wethouders, die ook gewone mensen zijn, ten slotte evenmin. De burgemeester leeft terecht in zijn voorstel even aangeroerd, dat de kosten van het levensonderhoud een belangrijke J9'n9 hebben ondergaan. Dit wordt ook achterhaald oor een feit van zeer recente datum; de genoemde tl)9'n9 becft immers de regering aanleiding gegeven ver te gaan tot een verhoging met 5 van de lonen n salarissen. Helemaal uitgewerkt is dit op het ogen lik nog niet, maar het staat wel vast, dat althans tot e salarisgrens van 3600,-, 5 verhoging zal worden gegeven. Dat is mede een reden geweest voor spr.'s fractie om dit voorstel te bekijken op de wijze, zoals zij gemeend heeft dat te moeten doen. Meer woorden zal spr. niet aan het voorstel wijden. Wel wil hij wijzen op een vrij ernstig bezwaar, dat in zijn fractie gerezen is. In het voorstel wordt n.l. wel de aandacht gevestigd op de vergoedingen, die in andere gemeenten aan wethouders worden uitgekeerd, maar daarbij worden de betrokken gemeenten niet met name genoemd. Spr.'s fractie had gaarne gezien, dat bij de stukken inlichtingen verstrekt waren omtrent de salarisregeling voor de wethouders in bepaalde gelijk soortige gemeenten als Leeuwarden. Weliswaar be- chikken spr. c.s. dat moet de burgemeester niet helemaal onbekend zijn - over enige cijfers. Men mag er niet blind voor zijn, dat in ongeveer gelijksoortige gemeenten als Leeuwarden, zoals Hilversum, Dord recht, Breda, Leiden, Apeldoorn, de vergoeding nogal wat hoger is dan de hier voorgestelde. Spr. wil om te eindigen er alleen nog de nadruk op leggen, dat zijn fractie van harte hoopt, dat, wanneer iets dergelijks weer in de raad aan de orde komt, de raadsleden door bijvoeging van de nodige cijfers en bewijsstukken de gelegenheid wordt gegeven kennis te nemen van de situatie t.a.v. deze materie in andere gemeenten. De heer Beuving zegt, dat het een ieder, die zich beraadt over het voorstel van de burgemeester tot ver hoging van de wethouderssalarissen, duidelijk zal zijn, dat de kosten van het levensonderhoud voornamelijk de laatste tijd met sprongen omhoog gaan, dat de lonen daarmee geen gelijke tred houden en dat deze niet vol doende zijn om aan de levensbehoeften van de mens te voldoen. Spr. zal dan ook de laatste zijn om tegen dit voorstel op zichzelf gezien te stemmen. De noodzakelijkheid van verhoging staat ook voor hem vast. Ziet men echter in dit verband terug op de debat ten, die in deze raad spr. meent deze zomer zijn gevoerd over een voorstel van de vakorganisaties, aan gesloten bij het G.O., dat beoogde de laagst geclassi ficeerde gemeentearbeiders een klasse naar boven te brengen, dan is er toch sprake van een fel contrast. In dat debat immers moest men ervaren, dat dit voorstel noch bij de raad noch bij B. en W. ondersteuning vond. Als de zaak zo ligt, dat raad en B. en W. niet vol doende aandacht hebben voor het feit, dat de laagst bezoldigde arbeiders in de gemeentebedrijven vandaag de dag met een loon van 40,a 45,naar huis gaan en als deze lonen niet eerst omhoog worden ge bracht, dan kan spr. zijn stem niet aan dit voorstel geven. De hear Van der Meer soe hwat foar dit ütstel fiele kinne, as it waernimmen fan it wethalderskip de hiele wike fan de persoanen yn kwesje frege, mar dat blykt yn de praktyk yn trije fan de fjouwer gefallen net sa to wêzen. Hwat de forantwurdlikheit fan de wethalders oan giet, yn spr.'s fraksje is de opmerking makke, dat elk riedslid ek in greate forantwurdlikheit hat, omdat de bisluten troch de rie nommen wurde. Hja hat dit ütstel yngeand bisprutsen en kin gjin frijmoedichheit fine mei de boargemaster mei to gean, foaral omdat in hiel great diel fan de bifolking tsjintwurdich de beide eintsjes ai net oan elkoar krije kin. As men it hat oer it djürder wurden fan it libbensünderhald, dan moat men bigjinne to rekkenjen fan 1 Jannewaris 1948 öf, hwant doe is it salaris fan de wethalders al forhege mei 50 °/c. De heer Van der Veen zegt, dat dit voorstel ook in zijn fractie uiteraard een punt van bespreking heeft uit gemaakt. Het is moeilijk geweest een besluit te nemen. Spr. c.s. zien het zo, dat de vergoeding voor de wet houders er wordt terecht van een vergoeding ge sproken niet moet worden beschouwd als een amb tenaarssalaris, maar als een schadeloosstelling voor het uitoefenen van de functie. Deze schadeloosstelling be hoort redelijk te zijn. Het moeilijke is echter, dat het bedrag er van min of meer in de lucht hangt en voor de ene persoon niet op hetzelfde bedrag kan worden gesteld als voor de ander. Welk bedrag dus ook wordt vastgesteld, het is altijd in zekere zin een slag in de lucht. Dit blijkt ook al uit het voorstel. Nu de werkzaamheden, die de wethouders moeten verrichten, zo langzamerhand eigenlijk de hele mens gaan vragen, is het gedane voorstel niet onredelijk en moet het gesteund worden. Dit alles leidt er echter toe, dat het wethouderschap een vak wordt voor beroeps-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1950 | | pagina 2