6 Verslag van de handelingen van de raad der gemeente Leeuwarden van Woensdag 20 September 1950. Spr.'s fractie is dan ook van mening, dat dit subsidie bepaald dient te worden met inachtneming van deze provinciale belangen en dat het een wezenlijke bijdrage moet vormen in de aanleg van de Westelijke aanslui ting. De financiële verplichting, die Leeuwarden op zich neemt, ook ten behoeve van een indirect èn een direct provinciaal belang, brengt dit zeer zeker met zich mee. Ook komt het spr.'s fractie wenselijk voor, op het ogenblik uit te spreken, dat het goed is met het voor- bereiden en het uitvoeren van deze werkzaamheden spoed te betrachten in deze zin, dat de werken hier gereed zijn, wanneer ook de sluiswerken te Harlingen i klaar gekomen zijn en het kanaal FonejachtHarlingen bevaarbaar is gemaakt voor schepen met groter tonnage dan hier tot dusverre langs konden komen, opdat de gemeente Leeuwarden direct de gewenste en noodza- kelijke aansluiting heeft. De heer K. de Jong wil beginnen met zich aan te sluiten bij de woorden van waardering, die door de heer Tiekstra namens zijn fractie zijn gesproken. Uit de stukken is spr. gebleken, dat aan de indertijd bij brief van 24 Januari 1931 gedane toezegging de voorwaarde werd verbonden, dat het werk te zijner tijd zou worden uitgevoerd door Leeuwarder arbeiders. Nu zijn de omstandigheden sedertdien zeer gewijzigd en het zal misschien niet mogelijk zijn geweest de toen gestelde voorwaarde na te komen. Hieromtrent stond in de bijlage niets vermeld. Spr. zou nu willen vragen er op aan te dringen, dat zoveel mogelijk deze voor waarde nog wordt nagekomen. De heer Kamstra meent, dat met het gedane voorstel de raad wordt uitgenodigd om een bereidverklaring te honoreren, die door de raad van 1931 is gedaan. Spr. kan zich enigszins verplaatsen in de gedachtengang van het toenmalige gemeentebestuur. Hij gelooft, dat een vergelijking kan worden gemaakt tussen dat van 1931 en dat van 1950. De meeste raadsleden zullen de geschiedenis kennen van het kanalenplan, hoe destijds de kranten in grote artikelen de plannen bekend maakten, hoe het er aan vankelijk om ging of het een kanaal Groningen Lemmer of GroningenStavoren zou worden en hoe Lemmer ten slotte is gekozen. Vanuit Friesland is toen actie gevoerd om een verbinding te krijgen naar Leeu worden en Harlingen. Later ontstond een hele kwestie over de vraag langs welke route de scheepvaartweg eventueel zou worden aangelegd, benoorden of bezuiden Leeuwarden. Leeuwarden heeft, gesteund door Fries land, gekozen voor de Zuidelijke route, waarna weer de vraag naar voren kwam, wie eigenlijk de kosten zou moeten betalen van de aansluiting van Leeuwarden aan het kanaal, een vraagstuk, dat ook nu nog niet is op gelost. Door Ged. Staten werd destijds aan de Leeuwarder raad de vraag gesteld, welk bedrag voor rekening van Leeuwarden zou kunnen worden genomen. Besloten werd dit onder bepaalde voorwaarden te stellen op 500.000,—, waarbij men echter blijk gaf van het standpunt, dat alle kosten ten laste van het kanalenplan behoorden te komen. 12 Juli j.l. deelden Ged. Staten mede, dat de kwestie nog niet tot een oplossing was gebracht en zij vroegen de indertijd gedane toezegging na te komen. Nu komen B. en W. met het voorstel daaraan te voldoen. Zij blijven echter op het standpunt staan, dat de kwestie daarmee nog niet is opgelost en dat de kosten moeten worden gedragen door de kanalendienst. Spr. c.s. kunnen dat volkomen onderschrijven. Het destijds genomen besluit kan niet zonder meer aan kant worden gelegd, de raad is er aan gebonden. Spr.'s fractie wil dus het voorstel steunen, maar nodigt het college uit al het mogelijke te doen om nog gedaan te krijgen, dat de kanalendienst de kosten draagt. Ged. Staten willen in overweging nemen aan de Prov. Staten voor te stellen een gedeelte der kosten als sub sidie te verstrekken. Met hetgeen de heer Tiekstra te dezen aanzien heeft gezegd, kan spr. zich volkomen verenigen. De hear A. Wittcveen soe üt namme fan syn fraksje in pear fragen stelle wolle. De earste is dizze: Mei men üt it feit, dat de nije spoarbrêge, dy't likernöch in heal miljoen kostje sil, wer komt op itselde plak as de aide brêge, konkludearje. dat gjin foroaring komt yn 'e rjochting fan de spoarwei tusken Ljouwert en Grins? Spr. bidoelt: is hjir gjin rek ken halden mei it idé fan it kopstasjon, dat hjir wol ris nei foaren brocht is? Spr. Onderstelt fierders, dat oer dit bilangrike brêge- objekt mei de Spoorwegen praten is. Syn twadde fraech is dêrom: Is altomets mei de direksje yn forban mei de spoarbrêge ek praten oer de spoarwei-oergong yn de Skrans en oer de beide tunnels, fraechstikken, dy't gear hingje mei it plak fan de brêge? En is der ek praten oer it probleem fan it stasjon? De heer Geerts (weth.) zou willen beginnen met die heren te danken, die vriendelijke woorden gewijd heb ben aan dit plan. Eigenlijk is deze kwestie heel een voudig. In 1931 hebben B. en W. van Leeuwarden zich bereid verklaard de raad voor te stellen 500.000, beschikbaar te stellen voor deze werken, maar daar tegenover stond, dat het kanaal aangelegd zou worden tot de stad. Dat is in elk geval door het gemeente bestuur zo opgevat en het werd in die opvatting ge steund door Provinciale Staten; de regering echter wilde geen toestemming daartoe verlenen. De strijd heeft lang geduurd, maar op het ogenblik is het zo, dat Leeuwarden gehonoreerd krijgt wat het gevraagd heeft. Het kanaal komt tot in de stad, tot in het industrieterrein. Leeu warden zal dus ook zijn belofte moeten vervullen door aan de provincie 500.000,te betalen. Zo is de zaak in het kort. Er zijn echter nog enige punten, die wel even meer aandacht verdienen, in de eerste plaats de voorwaarde, destijds gesteld, om zo veel mogelijk met werklozen uit Leeuwarden dit werk uit te voeren; de heer K. de Jong heeft hierop ook reeds de aandacht gevestigd. Wat de gemeente als eis ge steld heeft, is echter niet gebeurd. Zij zou zich dus kunnen onttrekken aan het betalen van die 500.000,— Misschien echter is er in het betalen van deze bijdrage aanleiding om bij het werk, dat nu nog uitgevoerd moet worden, die voorwaarde weer te stellen, in dier voege dat zoveel mogelijk Leeuwarder arbeiders te werk ge steld kunnen worden. Er zijn meer dingen veranderd. Spr. denkt b.v. aan de kwestie van de aansluiting van Sneek aan het nieuwe kanaal. Daarvoor is door de provincie een bepaald sub sidie verleend, terwijl Leeuwarden zijn eigen aansluiting moet betalen. Het lijkt spr. dus niet een kwestie van goedgeefsheid van de provincie, maar meer een recht van Leeuwarden op het van de 500.000,overschie tende bedrag. Op dat standpunt hebben B. en W. zich gesteld en spr. stelt zich voor, dat de raad zich hier mede kan verenigen. De heer Tiekstra heeft gezegd: het kost ons per jaa; 85.000,Dat rekensommetje klopt voor de eerste 40 jaar. Dat is een vrij belangrijk bedrag, maar daar valt niet aan te ontkomen. Dit ligt in de geschiedenis vast. Op het moment, dat besloten is de kanalen doo Friesland aan te leggen, stond onherroepelijk vast, dat Leeuwarden aan deze kanalen aansluiting moest hel ben en dit moet nu eenmaal dit bedrag kosten. Op welke manier het dan weer in de gemeentekas zal terug vloeien? Met huizenbouw krijgt de gemeente de huur terug. Dit is echter een kwestie van koopmanschap. De gemeente geeft het uit en hoopt, dat het op een andere manier weer in haar kas zal terugvloeien. De Voorzitter zou van zijn kant nog enkele aan vullende opmerkingen willen maken. De heer Tiekstra heeft de wens geuit, dat het sub sidie, dat Ged. Staten uit het restant van de bijdrage van de gemeente Leeuwarden van 500.000,in uit- cht hebben gesteld, een wezenlijke bijdrage zal vor men in de kosten van de Westelijke aansluiting aan het Van Harinxmakanaal. Wethouder Geerts heeft daar al het zijne van gezegd en spr. zou dit slechts kunnen onderstrepen. Wat de heer Tiekstra wenst, is ook de wens van B. en W. en spr. moge er aan toevoegen, dat het college ook het I vertrouwen, althans de hoop heeft, dat deze wens in- derdaad vervuld zal worden. De heer Tiekstra zou verder willen, dat bij deze 1 werken grote spoed zal worden betracht in die zin, J dat deze werken gelijktijdig met de sluiswerken in Har dingen gereed zullen zijn. Als spr. zich niet sterk ver- jgist, is de opdracht voor het maken van de nieuwe spoorbrug al gegeven en de rest van het werk voor de Oostelijke aansluiting bestaat verder uit baggerwerken, lie zeker niet zoveel tijd als de brug zullen vorderen. Wat de Westelijke aansluiting betreft, dit is een werk, fat voor rekening van de gemeente Leeuwarden zal loeten worden uitgevoerd. Daaromtrent is het wachten op de goedkeuring door Ged. Staten van de raadsbe- t uiten, die de raad op 9 Augustus van dit jaar heeft genomen. Spr. kan ten slotte de heer A. Witteveen, die vroeg, bf de spoorbrug niet op een andere plaats zou komen, Biededelen, dat dit zeker niet het geval zal zijn. Bij het ^knderzoek naar de mogelijkheden voor de oplossing van le moeilijkheden t.a.v. de overweg bij de Schrans heeft het gemeentebestuur van Leeuwarden aan de Spoor- AWegen gevraagd, of zij eventueel ook bereid zouden zijn mede te werken aan het omleggen van de spoor lijn, in die zin, dat deze langs het Van Harinxmakanaal zou komen en hier een kopstation zou vormen. Spr. wil hiermee niet zeggen, dat dit door het college de jumte oplossing wordt gezien, maar wel als een mogelijke oplossing en dat is voor haar aanleiding ge weest om de Spoorwegen om medewerking te vraoen, maai daai is van de Spoorwegen het antwoord op ge komen, dat zij niet bereid waren tot deze omlegging mede te werken. En waar in dezen de beslissing aan de Spoorwegen is moet men dus aannemen, dat van een oploss.ng zoals de heer Witteveen zich die ge dacht heeft, geen sprake zal kunnen zijn Spr. meent, dat hiermee wel alle opmerkingen vol ledig zijn beantwoord. De hear A Witteveen laet üt de wurden fan de Foarsitter of. dat men oannimme mei, dat de spoarwei de earste 50 of 100 jier net forlein wurdt Oars soe Hen der net ta oergean om hjir sa'n kostber qefal to bouwen en jin der dus oan fêst to lizzen. IS Men hat nou it foardiel, dat men wit, dat de spoar- fen net in oare wei folgje sil. Dat is fan bilana foar it utbreidingsplan, binammen fan Huzum. mejacht—Lemmer een bijdrage heeft ontvangen van provincie. Hij meent, dat dit een versteviging is van t betoog, dat hij zojuist gehouden heeft. Hij zou dus ■iet nog meer vrijmoedigheid hebben kunnen spreken. I Ten slotte meent hij nogmaals de nadruk te moeten leggen op het feit. dat de provincie bij de aansluiting IB n Leeuwarden op het nieuwe kanaal niet alleen een I iirect, maar ook een direct belang heeft. Er zijn dus drie factoren, die bij de bepaling van het ubsidie een rol spelen. i)e Voorzitter gelooft, dat verdere beantwoording i ■met nodig is. B. en W. zijn het met de heer Tiekstra I eens en ook met de heer Witteveen. Het is inderdaad zo: als de Spoorwegen op het standpunt staan, dat er geen omlegging der spoorlijn dient plaats te vinden, dan zal bij de gegeven richting van de lijn Leeuwarden Groningen naar een oplossing van het overwegprobleem moeten worden gezocht. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 17 (bijl. 154). De heer Vellenga zegt, dat het onderhavige voorstel niet een is in de gewone zin van het woord. Er wordt hier aan de raad een aantal mededelingen gedaan, waardoor hij kennis kan nemen van een zeer belang rijke zaak. Uiteraard is de bouw van woningen in deze tijd een belangrijke zaak. Uit het schrijven krijgt spr. de indruk, dat het college bereid is op dit gebied nieuwe wegen in te slaan. Al meerdere malen is in deze raad de klacht gehoord, dat er te veel cultuurgrond verloren gaat. Door over te gaan tot het bouwen in drie woonlagen, wordt aan deze klacht tegemoet gekomen en er ontstaat tevens een belangrijke besparing op de grondkosten. Het is de bedoeling een aantal woningen te groeperen om een centraal trappenhuis. Spr. zou graag naar aan leiding van deze bouw enkele vragen in het algemeen willen stellen. In Leeuwarden heeft een soortgelijke bouw nog niet eerder plaats gevonden, in andere gemeenten echter wel. Is er nu contact geweest met die andere gemeen ten? Heeft men kennis kunnen nemen van ervaringen, opgedaan bij het bouwen op de hier voorgestelde wijze, t.a.v. de berekening van de kosten en het voldoen in de praktijk van deze woningen? Hebben daar ook proef- aanbestedingen plaats gehad, zoals in dit schrijven aan de raad wordt gesuggereerd en zo ja, hoe hebben de aannemers er op gereageerd en wanneer men het niet heeft gedaan, hoe is men dan tot een begroot kosten- bedrag kunnen komen? Er is spr. een gemeente bekend, waar men kort ge leden is overgegaan tot de bouw in drie woonlagen. Er zijn natuurlijk wel meer gemeenten te noemen, waar men daartoe is overgegaan, maar in Groningen heeft men volgens een bepaald systeem van montage gebouwd, het z.g. Rottinghuis-systeem. Daarbij heeft men op de fun damenten, die op de traditionele wijze gelegd zijn, de onderdelen, die in een fabriek gemaakt zijn, aange bracht. Spr. heeft een foto van die huizen gezien; het lijkt zeer aantrekkelijk. Zou dit iets voor Leeuwarden zijn, nu, of in de toekomst? De heer W. M. de Jong zegt, dat uit het schrijven van B. en W. blijkt, dat met de eventuele totstand koming van deze 270 woningen het aan de gemeente voor 1950 toegewezen bouwvolume is uitgeput. Spr. zou het college willen verzoeken om bij de defi nitieve voorstellen of bij afzonderlijk schrijven de raad te willen inlichten omtrent de grootte van dit bouw volume, zoals het oorspronkelijk is vastgesteld en nader definitief is bepaald en om aan de raad een overzicht te willen geven van de besteding er van, zowel wat het type van de woningen (b.v. gewone eengezins woningen, etagewoningen, duplexwoningen e.d.) als wat bouw door de gemeente, de woningstichtingen en -verenigingen en door particulieren betreft. Verder stelt spr. de vraag, of het college de raad tijdig, bijv. bij de indiening van de volgende begroting, wil inlichten omtrent de richtlijnen, welke het zich voor stelt te volgen bij zijn woningbouwpolitiek voor 1951, zowel t.o.v. de vraag wie zal bouwen als in zake de te bouwen woningtypen en de beschikbare terreinen. De raad weet dan in welke richting zal worden gekoerst. Zou het college dan tevens gegevens verstrekken om trent de behoefte aan woningen van diverse grootte, I >e heer Tiekstra zou nog een korte opmerking wil- Bn maken. Spr. was niet bekend met het feit, dat de ■emeente Sneek voor haar verbinding met het kanaal

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1950 | | pagina 4