8 Verslag van de handelingen van de raad der gemeente Leeuwarden van Woensdag 20 September 1950.
zoals ook zijn verstrekt in antwoord op het sectieverslag
van de begroting 19-49. dan kan reeds direct in de
sectievergaderingen concreet over deze zaak worden
gesproken. Spr. gelooft, dat daaraan wel behoefte zal
blijken te bestaan. Zo zal bijv. hier en daar de vraag
zijn gerezen, of in deze gemeente voor de woningwet-
bouw door de gemeente zelf, verhoudingsgewijs, niet zo
ongeveer het verzadigingspunt is bereikt. Verder is het
voor sommigen dubieus, of het aantal tot nu toe ge
bouwde woningen met meer dan drie slaapkamers wel
voldoende is. Ook komt daarnaast wel de gedachte op,
of er aan kleine woningen met één slaapkamer dus
blijvend bestemd voor gezinnen van twee personen of
alleenwonenden niet meer behoefte is dan uit de
tot nu toe plaats gevonden bouw is af te leiden. Bij dit
laatste punt speelt de zienswijze van het college i.z. de
woonruimteverdeling uiteraard mede een grote rol.
Zouden gezinnen zonder inwonende kinderen naar der
gelijke nieuwe woningen verhuizen, dan zouden er hon
derden woningen voor gezinnen met kinderen vrij ko
men: naar spr.'s mening een rationele bijdrage tot het
lenigen van de nog steeds ontstellend grote woning
nood.
Over deze en dergelijke punten zou de raad i.z. het
in 1951 te voeren beleid met vrucht kunnen spreken,
als hij tijdig cijfers heeft en de doelstellingen van het
college verneemt.
De heer Leffertstra zou bij dit punt gaarne iets naar
voren brengen. Spr. zegt, dat, toen de raad enige tijd
geleden in de gelegenheid werd gesteld inzage te nemen
van de bouwplannen, die uitgevoerd zullen worden in
de Noordwesthoek, gelegen tussen Harlingerstraatweg,
spoorbaan, Schapendijkje en Valeriusstraat, de leden
hebben kunnen constateren, dat de bebouwing van ge
noemde wijk zou afwijken van de thans bestaande. Een
deel van de plannen, opgemaakt door B. en W.. die
daarbij zijn voorgelicht door de stedebouwkundige,
hebben zij kunnen bestuderen. Gaarne hadden spr. s
fractiegenoten en hijzelf gezien, dat woningbouwver
enigingen en particulieren ook thans reeds zouden zijn
ingeschakeld bij het bebouwen van deze wijk. Dat dit
echter tot nog toe niet is geschied, zal zonder twijfel
niet het gevolg zijn van te weinig medewerking van
B. en W., maar zal voortvloeien uit allerlei omstandig
heden, bijv. financiële aangelegenheden, de medezeg
gingschap van hogere instanties, met vaak als gevolg
het niet op tijd klaar zijn met in te dienen plannen enz.
enz. Waar anderzijds z.i. geen maand, geen week, geen
dag verloren mag gaan om bouwgronden rijp te maken
en woningen te bouwen, ten einde het grote tekort aan
huizen aan te vullen, stemt het tot grote tevredenheid,
dat B. en W. thans reeds de raad plannen voorleggen
om 270 woningen te bouwen.
Spr. wil, terugkomende op de voor Leeuwarden
nieuwe wijze van bebouwing, gaarne hulde brengen
aan het college en aan de stedebouwkundige. In de
eerste plaats vindt hij de opzet van het gehele plan
buitengewoon mooi: er wordt rekening gehouden met
geheel nieuwe factoren, die men tot nog toe in deze ge
meente niet aantrof. Terecht heeft het college ingezien,
dat men in Leeuwarden niet door kan gaan met de
tegenwoordige wijze van bebouwing; immers, zo meent
spr., de snel toenemende bevolking en de grote achter
stand ten gevolge van de oorlog vergen thans reeds
vele hectaren kostbare cultuurgrond en ook in vele
andere opzichten is het in het belang van de gemeente,
dat de grond intensiever wordt bebouwd. Men mag
ook aannemen, dat in het algemeen de voorgestelde
bouw goedkoper zal zijn en naar verhouding sneller zal
worden afgebouwd. Als spr. zegt, dat de grond inten
siever bebouwd moet worden, dan bedoelt hij natuurlijk
ook, dat men meer gebruik moet maken van de vrije
ruimte in de lucht. Gelukkig voor de bewoners treft
men in de plannen achter de woningen een grote ruimte
aan voor aan te leggen tuin, die niet alleen functionneert
als long, doch ook als ontspanningsoord in de mooiste
zin van het woord.
Hoewel spr. zich geheel kan verenigen met de voor
gelegde plannen in het algemeen, ook de uitvoering
door de technische dienst, vooral wanneer men reke
ning houdt met de voorschriften van de Minister en
andere instanties, moet spr. toch enige punten onder de
aandacht van de raad brengen. Volgens de tekening
wordt het lichtvlak in het raamkozijn aan de voorgeve
verdeeld in drie gelijke delen, waardoor dus drie ruiter,
van 60 cm ontstaan (gemeten in de dag). Deze ver
deling van het gehele kozijn treft men tegenwoordig
bijna niet meer aan; men houdt zeer terecht meer van
een grote middenruit en één of twee kleinere zijruiten.
Wanneer men de verdeling toepast, zoals op de tekening
aangegeven, dan zal men, zo meent hij, bij de voltooiing
ontdekken, dat de voorgevel een sobere, maar ook een
sombere indruk maakt. Vooral nu hier drie woonlagen
zijn en een heel blok wordt gebouwd, kan het niet
anders, of die gevel krijgt iets drukkends.
Ook in aesthetisch opzicht kan men van smaak ver
schillen. doch spr. weet bijna zeker, dat de meeste men
sen de grote middenruiten, die men op de Groninger
straatweg ziet, prefereren boven de drie kleine ruiten
naast elkaar.
Wanneer het potlood de stijltjes op de tekening
enigszins verplaatst, waardoor een grote middenruit
ontstaat, zullen de a.s. bewoners ook blijvend dankbaar
zijn. Immers, het licht en de zonnestralen kunnen dan
door een groter vlak, ononderbroken, naar binnen drin
gen; ook zal men, wanneer men in de woonkamer zit,
niet steeds tegen een stijl aan behoeven te kijken.
Spr. zou verder dringend willen wijzen op het vol
gende: de huizen van het plan-Martens zijn gedekt met
tweede soort rode Limburgse verbeterde holle pannen.
Toen spr. constateerde, dat deze pannen van Gebr.
Noten kwamen, wist hij meteen, dat dit pannendak
zelfs de omtrek nog zou ontsieren; van de kwaliteit
wil hij in dit betoog niets zeggen. De prijs van het plan-
Martens was laag; de Minister stelde eisen; spr. vindt
het verklaarbaar, dat men die pannen moest accepteren.
Laat het voor ons, aldus spr., een les zijn, dat wij nj
de thans te bouwen woningen er voor zorgen, het dak
niet te ontsieren door het te beleggen met zulke pannen.
Men zorge er voor, dat in het bestek staat aangegeven:
le soort pannen enz. Daar hier huizen gebouwd worden
met drie woonlagen, maakt het verschil in prijs tussen
le en 2e soort immers niet veel uit; bij het voorschrift:
le soort, kan men ook le soort verlangen en... ont
vangt men ook le soort. Bij 2e soort is men nog n et
klaar, want wat is 2e soort?
Spr. hoopt, dat met deze opmerking rekening zal wor
den gehouden.
Hij eindigt met het uitspreken van de hoop, dat het
mogelijk zal zijn, dat de voorgelegde plannen spoedig
zullen kunnen worden uitgevoerd, opdat er weer plaats
zij voor 270 gezinnen!
De heer Van der Vegte heeft met verwondering ge
lezen. dat B. en W. het noodzakelijk achten om een
proef-aanbesteding te houden. Spr. kan die noodzake
lijkheid helemaal niet inzien. Hij acht Gemeentewer! en
toch zeker in staat om een behoorlijke raming van dit
complex te maken. Deze dienst kan het ook van een
complex huizen van twee verdiepingen, waarom dan
niet van een van drie? Het aantal huizen kan toch ook
geen bezwaar zijn. Dat is slechts een kwestie van ver
menigvuldigen met 270. Als men zich maar niet ver st
door met 27 te vermenigvuldigen!
Spr. vraagt zich af, of het nu noodzakelijk is om een
tiental aannemers aan het werk te zetten om een be
rekening te krijgen, die op een heel andere manier ook
wel te verkrijgen is. Hij vindt, dat de aannemers bij dit
becijferen slechts zijdelings betrokken zijn. Hij zou het
Verslag van de handelingen van de raad der gemeente Leeuwarden van Woensdag 20 September 1950. 9
l;emeentebestuur willen aanraden om niet een proef-
I mbesteding. maar direct een definitieve aanbesteding
Ie houden.
De Voorzitter zal, bij afwezigheid van de wethouder
I an Openbare Werken, op de gestelde vragen een
K ntwoord geven, voor zover hem dat, als niet-volledig
deze portefeuille ingewijd en als leek op het gebied
K an bouwen, althans mogelijk is.
De heer Vellenga heeft in de eerste plaats gevraagd,
l)f t.a.v. de opstelling van dit bouwplan contact is ge
docht met andere gemeenten en kennis is genomen van
■le ervaringen, die elders bij de bouw van dit soort
i,voningen is opgedaan. Inderdaad heeft de dienst van
Gemeentewerken, die dit plan heeft opgesteld, daarbij
Bebruik gemaakt van gegevens, die omtrent de bouw
van soortgelijke woningen in andere gemeenten waren
Berkregen. Er verschijnen o.a. van tijd tot tijd in de
vakbladen op bouwgebied plannen en tekeningen over
dergelijke bouw en bovendien beschikt men over ge
gevens, die men rechtstreeks van andere diensten ge
kregen heeft. Men heeft dus inderdaad bij zijn voor
studie voor dit plan ook zijn nut met gegevens van
elders gedaan. De vraag, of dergelijke huizen in de
practijk zullen voldoen, kan op grond van die gegevens
opk bevestigend worden beantwoord. In andere plaat
sen, waar huizen van dit type zijn gebouwd, blijken ze
inderdaad te voldoen.
I De hoofdvraag, waar het hier om gaat, is een vraag
van de heer Vellenga, ook gesteld door de heer V. d.
Vegte: waarom is het nu eigenlijk nodig een proef-
aanbesteding te houden? Spr. kan hun daaromtrent dit
antwoorden: Zoals hun misschien bekend zal zijn, is
met ingang van 1 September van dit jaar een nieuwe
financiële regeling t.a.v. de Rijksbijdragen voor de wo
ningbouw afgekomen, een regeling, die in de practijk
nog uiterst weinig toepassing heeft gevonden en die
degenen, die haar al reeds toegepast hebben, voor tal
van vragen stelt. Het is daarom en in verband met de
prijsstijging van verschillende bouwmaterialen wen
selijk gebleken om deze procedure te volgen. Het is
echter niet een uitvinding van Gemeentewerken alleen,
maar net resultaat van het overleg, dat deze dienst heeft
\xr j miet Wcder°Pbouw, omdat er ook juist voor
Wederopbouw zelf nog tal van onzekerheden bestonden.
Gemeentewerken is ongetwijfeld wel in staat een
begroting van kosten in dezen te maken, doch hier
jPr" herhaalt het zoveel onzekere factoren,
dat vV ederopbouw ze f in verband met de bepaling van
de R„ksbi,drage op deze gang van zaken prijs stelde.
Lut de aard van de zaak is het de bedoeling, om. als
het resultaat van de proef-aanbesteding zo is, dat de
bouw voortgang kan vinden, niet een nieuwe aanbe
steding te houden, maar op grond van de proef-aanbe
steding een gunning te doen plaats vinden.
De heer W. M. de Jong heeft enige vragen gesteld
omtrent de grootte van het bouwvolume en de be
steding daarvan. Die zijn op het ogenblik voor spr.
buitengewoon moeilijk te beantwoorden, omdat, nadat
het aanvankelijke bouwvolume door Ged. Staten aan
deze gemeente was toegewezen, verschillende aanvul
lingen zijn afgekomen, o.a. voor diverse speciale doel
einden; het is spr. dus zo onvoorbereid niet mogelijk
■ui op die vraag een nauwkeurig antwoord te geven.
I'e gegevens zijn uiteraard bij het gemeentebestuur en
bij de dienst der Gemeentewerken bekend en B. en W.
zijn natuurlijk graag bereid ze bij de eerstvolgende ge
legenheid aan de raad mede te delen. Zij zijn uit de
aard van de zaak ook bereid om bij de eerstvolgende,
daarvoor geschikte, gelegenheid misschien is inder
daad de begroting daarvoor het beste aan de raad
nader uiteen te zetten, hoe het college zich het verdere
bouwen voorstelt en daar kan dan ook mee vergezeld
gaan wat de heer De Jong voorts nog heeft gevraagd,
n.l. opgave van het aantal woningen, waaraan op het
ogenblik behoefte bestaat.
De heer Leffertstra, wiens hulde aan het adres van
het college en aan de dienst van Gem.werken gaarne
wordt aanvaard, heeft enige opmerkingen gemaakt over
de architectuur van deze huizen, speciaal dan over de
verdeling van de ramen. Dit is voor het college een
moeilijke aangelegenheid. Het is een zaak van de archi
tect en het is voor een leek heel moeilijk om in een plan
van een architect zo zonder meer veranderingen aan te
brengen; de buurman van de heer Leffertstra, de heer
V. d. Vegte, zal dit wel onmiddellijk kunnen bevestigen.
B. en W. zijn graag bereid deze opmerkingen aan de
dienst der Gemeentewerken over te brengen. Zij zijn
dat ook wat de opmerking van de heer Leffertstra be
treft over de pannen, die deze huizen zouden moeten
dekken. Ook dat zal de nodige aandacht hebben.
Hoewel spr. de heer V. d. Vegte, die het niet nodig
oordeelde, een proef-aanbesteding te houden, reeds in
voldoende mate heeft geantwoord, toen hij op de op
merkingen van de heer Vellenga inging, moge hij her
halen, dat deze gang van zaken het resultaat is van
overleg met Wederopbouw; het was n.l. anders uiter
mate moeilijk vast te stellen, of deze bouw voor een
bijdrage van het Rijk in aanmerking zou komen. Zou
dit inderdaad het geval zijn, dan is er nog de vraag,
of deze huizen vallen in de categorie voor een volledige
bijdrage of in de categorie voor een verminderde bij
drage.
De heer W. M. de Jong zou nog even willen zeggen,
dat hij niet verlangt, dat hem reeds nu de door hem
gevraagde cijfers worden verstrekt.
Spr. heeft gevraagd, of men die bij het definitieve
voorstel of bij afzonderlijk schrijven zou willen geven.
Hij dankt de Voorzitter voor diens toezegging.
De heer Van der Vegte dankt de Voorzitter voor de
verkregen toezegging. Bij zo n groot werk als het onder
havige zal straks bij de aanbesteding toch de risico
regeling van toepassing zijn; er zal dan later, indien
nodig, bijbetaald moeten worden.
Spr. begrijpt wel, dat B. en W. spoed achter deze
zaak willen zetten. Hij kan zich volkomen verenigen
met een proef-aanbesteding, mits het werk straks aan
de laagste, of althans meest geschikte van de inschrijvers
wordt gegund.
Het schrijven van B. en W. wordt voor kennisgeving
aangenomen.
Punt 18 (bijl. no. 165).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het prae-advies
van B. en W.
Hierna sluit de Voorzitter de vergadering.