6 Verslag van de handelingen van de van vordering' en in de techniek van het Pachtbesluit onderscheidt men tussen „vorderen" en „verzoeken"; „vorderen" betreft een procedure, „verzoeken" een on eigenlijke procedure. Toch gelooft spr. wel, dat B. en W. op de goede weg zijn met het indienen van het verzoek en hij zal volgaarne zijn goedkeuring er aan geven. De Voorzitter kan de heer V. d. Schaaf slechts mede delen. dat B. en W. met belangstelling van zijn mening hebben kennis genomen, een mening, die, naar hun uit de practijk gebleken is, door de tegenwoordige kanton rechter wordt gedeeld. Tot dusverre is echter door de Pachtkamer niet ge- eist. dat de gemeenteraad de ontbinding van het con tract verzoekt. Dat deze eis nu gesteld wordt, is de reden, waarom B. en W„ in tegenstelling tot vroeger, een dergelijk voorstel aan de raad doen. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punten 11 en 12 (bijl. nos. 187 en 170). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 13 (bijl. no. 167). De heer Pols vraagt, hoe men de grondwaarde en de rentevoet vaststelt. Öp 28 Juni j.l. is hier een soortge lijke aanvrage behandeld. Toen was de grondwaarde n_en de rentevoet 6 Bij deze aanvrage resp. 13,en 4 Spr. kan zich indenken, dat de grond waarde varieert; dat kan van verschillende omstandig heden afhangen. Het is hem echter niet recht duidelijk, waarom de rentevoet verschilt. De heer Geerts (weth.) noemt de kwestie heel een voudig. Het is zo: als de bouwgrond aan een reeds aangelegde straat ligt, dan geldt de oude grondwaarde en wordt de rentevoet 6 Bouwgrond, liggende daar, waar een dure straat moet worden of pas is aangelegd, is dure grond en daarvoor wordt 4 rente berekend. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punten 14, 15, 16 en 17 (bijl. nos. 168. 169. 179 en 180). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en V7. Punt 18 (bijl. no. 173). De Voorzitter moet bij dit voorstel een tweetal mede delingen doen. De Spoorwegen hebben een verzoek aan de raad ge stuurd, dat na de tervisieligging met een rapport van Gemeentewerken is teruggekomen (vandaar, dat het de raad niet heeft bereikt) en waarbij wordt voorgesteld om in de toelichting te lezen in plaats van: „aange wezen spoorwegterrein": „spoorwegdoeleinden met daarbij behorende bebouwing. De heer Van der Schaaf: Waar staat dat? De Voorzitter: Het staat in de toelichting op de kaar ten van het uitbreidingsplan. In de tweede plaats is ingekomen, aldus spr., een brief van de N.V. Intercommunale Waterleiding Ge bied Leeuwarden aan de raad, welk schrijven ook pas gisteren, als spr. zich niet vergist, met het rapport van Gemeentewerken is teruggekomen. Daarin maakt de I.W.G.L. bezwaar tegen de projectie van het deel rondweg, dat als verlengde van de Heliconweg de Harlingervaart snijdt en doorloopt, volgens het plan, naar de Julianalaan; deze weg loopt over het achtergedeelte van het terrein, dat de I.W.G.L. aan de Snekertrekweg heeft. Nu kan een dergelijk be zwaar naar de mening van B. en V/. geen reden van Leeuwarden van Woensdag 11 October 1950. zijn om een dergelijk plan niet vast te stellen. Het kan alleen een reden zijn, om, indien schadeloos stelling moet worden betaald, met het toekennen en bepalen van het bedrag van die schadeloosstelling reke ning te houden. In dit geval echter zal waarschijnlijk geen schadeloosstelling betaald behoeven te worden. De I.W.G.L. geeft zelf de oplossing reeds aan; ze is bereid genoegen te nemen met optie op een gedeelte van het naastgelegen terrein. T.z.t. kunnen B. en W. aan de raad voorstellen een deel van het terrein, naast de I.W. G.L. gelegen, in koop of erfpacht aan deze N.V. af te staan. Hiermee zal dan deze zaak een oplossing gevon den hebben. Voorgesteld wordt nu, om het adres van de I.W.G.L. bij de vaststelling van deze herziening van het uitbrei dingsplan ter zijde te leggen. De heer Pols wilde, eigenlijk niet helemaal recht streeks n.a.v. dit voorstel, enkele woorden zeggen. B. en W. spreken in de bijlage van plannen tot uit breiding van bestaande en vestiging van nieuwe in dustrieën. En in de toelichting zegt het college: „De toekomst van Leeuwarden hangt immers in belangrijke mate af van de grotere intensivering van de industrie. Door het aantrekken van bedrijven kunnen zich weer neven industrieën ontwikkelen. Bovendien wordt industriali satie van regeringswege sterk gepropageerd." Spr. gelooft niet, dat hier iemand is, die dit stand punt, dat ook hij volledig wil onderschrijven, zal be twisten. Dit is een zeer belangrijk onderwerp. De Voorzitter wil de heer Pols er, voordat hij verdei gaat. op attent maken, dat hij volkomen buiten de orde is. Het gaat hier uitsluitend over een partiële herziening van het uitbreidingsplan. De heer Pols zegt, te spreken over de toelichting var B. en W. en hij meent, dat hij hierover toch wel iet mag zeggen. De Voorzitter: Dat is de toelichting, die ten nauwst verband houdt met de kaarten betreffende deze her ziening. Het gaat hier niet over de wenselijkheid van industrievestiging in het algemeen, maar alleen over de vraag, of het uitbreidingsplan veranderd moet wor den, zoals hier aan de raad wordt voorgesteld. De heer Pols: U weigert mij dus dit verder toe te lichten? De Voorzitter: Ja, als U doorgaat in dezelfde trant als U tot nu toe doet, moet ik werkelijk bezwaar maken. De heer Pols: Ik dank U wel. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 19 (bijl. nos. 182, 183 en 184). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstel! n van B. en W. Punt 20 (bijl. no. 185). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 21. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 22 (bijl. no. 181). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W- Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 11 October 1950. 7 Punt 23 (bijl. no. 186). De heer Van der Vegte las in het advies van de irecteur van het Bouw- en Woningtoezicht, dat aan de stukken was toegevoegd: „De vermelde cijfers zijn twijfelachtig en kan ik niet juist fixeren in verband met de onbekendheid met de juiste lengte van de heipalen." oen spr. het stuk over de fundering had gelezen, bleek hem, dat daar betonnen palen van 8 m lengte zijn voor geschreven en dat er ter bepaling van de lengte 9 stuks houten proefpalen moesten worden geslagen. \Tu is spr. s vraag: is het niet mogelijk, dat deze paal- lengte vóór de aanbesteding van het werk wordt vast gesteld? Dat voorkomt in elk geval tegenvallers bij de w voor de aannemers. Spr. vraagt dit vooral, omdat he hier niet enkele woningen betreft, maar een bouw- c< iplex, waarbij het om een bedrag van ruim een mil- lioen gaat. C heer Witteveen (weth.) zegt, dat z.i. de Direc teur van het Bouw- en Woningtoezicht terecht in zijn advies schrijft, dat de lengte van de heipalen niet nauw- :urig is vast te stellen. Die is door niemand te be- n, want zelfs met het slaan van grote aantallen p: Opalen heeft men nog geen zekerheid; dit zou boven ra zware kosten meebrengen. Spr. meent, dat het bij deskundigen wel bekend is, dat de zandbodem, waar op men heien moet. een heuvelachtige vorm heeft, hoe wel aan de zuidoostkant van de stad niet zo erg, als aan de oostkant. Daar is het zo, dat de ene paal 2 a 3 eter langer moet zijn dan de andere. Hoe die heuvel rug van de zandbodem ontstaat, doet hier niet ter zake. Er mag evenwel aangenomen worden met zeker heid kan men het niet zeggen dat, op grond van ervaringen met die terreinen, 8 m lengte voor de beton- Palen voldoende zal zijn. Vandaar ook, dat de Direc teur van het Bouw- en Woningtoezicht zich op de wijze, Is door de heer V. d. Vegte weergegeven, heeft uit gedrukt. De heer Van der vVgte zou. ofschoon hij niet een technisch debat wil veroorzaken, er even op willen Vijzen, dat tegenwoordig langs wetenschappelijke weg zeer zeker een nauwkeurig inzicht is te verkrijgen i.z. funderingen. Aan de Technische Hogeschool te Delft is een „aboratorium voor Grondmechanica verbonden, dat zeer waardevolle adviezen geeft. In Holland is het de ge a oonte bd grote projecten het advies van dit instituut te vragen. Dat brengt wel kosten mee, maar wanneer men te >o:en nauwkeurig de lengte en het draagvermo gen der heipalen kan vaststellen, geeft dit. zo meent spi.. een giote oesparing voor een werk, dat een mil- Jioen kosten moet. De heer Witteveen (weth.) 2egt, dat men wel zon aavies zou kunnen vragen, maar het zou nog geen zekerheid geven omtrent de juiste lengte van' iedere faal. Dat is technisch niet mogelijk. De kans blijft, dat Hen voor verrassingen komt te staan, hoewel men, ge- fc.en de ervaringen, die men bij de woningbouw van ver deden jaar aan die kant van de stad t.a.v. de grondslag l.eeft opgedaan haast wel kan aannemen, dat men met palen van 8 m lengte op het goede spoor is. Dit sluit net uit, dat later wel eens een z.g. poer op een paal iodig kan blijken. F Om ten behoeve van dit vrij eenvoudige werk het laboratorium voor Grondmechanica in te schakelen jkt spr. echter te kostbaar. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel |van B. en W. unt 24 (bijl. no. 172). De heer Vellenga zal zich ter wille van de tijd ietwat bekorten. Hij wil in de eerste plaats zeggen, dat hij c.s. van te toejuichen wat hier ter kennis van de raad wordt gebracht; ook willen zij hun waardering uiten over het werk van de commissie, die zich hiermee bezig hield. In de tweede plaats wil spr. verklaren, dat hij c.s. wensen mee te gaan met de suggestie, die in de bijlage wordt geuit, n.l. uitbreiding van het bestuur tot 9 leden, onderverdeeld als volgt: 5 namens de gemeente, 2 namens de georganiseerde middenstand en 2 namens de consumenten in de persoon van mensen uit de vak beweging. Zij achten dat gewenst, omdat zij zich kun nen voorstellen, dat de behoefte van consumenten en de drang tot verkoop van detaillisten zou kunnen sa menvallen en een bepaalde, ongewenste tendenz ver tonen. De vertegenwoordigers van de gemeente moeten worden gezien als mensen, die het algemeen belang hiertegenover willen stellen. Dit moet gaan in de rich ting van doeltreffende bestrijding van het onverant woorde afbetalingssysteem en doelmatige inkomsten besteding. Spr. c.s. zouden het voorts op prijs stellen, dat het dagelijks bestuur eveneens werd uitgebreid en wel tot 5 personen: 3 namens de gemeente, 1 namens de ge organiseerde middenstand en 1 namens de consumen ten in de persoon van een vertegenwoordiger van de vakbeweging. Zij menen, dat dit ook een verbetering van het voorgestelde in het rapport der commissie zou zijn, omdat daarin geen sprake is van een vertegen woordiger van de consumenten in de persoon van iemand uit de vakbeweging. Daarnaast zouden spr. c.s. ook wensen, dat in dit bestuur een vrouw werd opgenomen en dat de mensen, die namens de gemeente zullen zitting nemen zowel in het bestuur als in het dagelijks bestuur, op voordracht van het college door de raad worden benoemd. De hear Van der Meer seit, dat syn fraksje tige mei dit ütstel ynnommen is. Spr. sil it hiel koart meitsje. Syn earste fraech is, oft it noch by de oarder is om oan de han fan it rapport fan de kommisje, in opmerking to meitsjen oer it wurk- kapitael en spésiael oer de rinte, dy't men dêrfoar nimt. De Voorzitter gelooft, dat hiertegen geen bezwaar behoeft te bestaan, omdat het ten slotte hier inderdaad over het principe van het geval gaat en ook deze dingen daarbij ter sprake kunnen komen. De hear Van der Meer lést op bis. 4 fan it rapport, dat de kommisje de suggesty jowt, dat de gemeente by eintsjebislüt it wurkkapitael forskaft; dêr stiet dit: dat de kommisje fan oardiel is, dat „het benodigde werk kapitaal door het gemeentebestuur ware te verstrekken" en fierder: „tegen zo laag mogelijke rente, bijv. 3 Spr. hat ek earne yn de stikken lezen, dat it de bi- doeling is, dat dizze saek harsels bidript. Dêrby soe hy oanteikenje wolle, dat de gemeente allinnich jild ütliene kin tsjin rinte, dy't hja seis ek bitelje moat. As hja seis 3J4 bitelje moat, kin hja net ütliene tsjin 3 De heer Beuving kan de stichting van een volks- credietbank niet toejuichen. De vele aanvragen om volkscrediet in andere gemeenten demonstreren vol doende in welke toestand een deel van de bevolking leeft. Kan de volkscredietbank hierin verbetering bren gen? zo vraagt spr. Bestrijding van de woeker, de so ciale kant van de zaak, is zeer zeker op haar plaats. Door de gevolgen van het opnemen van crediet: afbe taling met bijkomende rente, zullen de moeilijkheden echter steeds worden verzwaard. Spr. ziet het dan ook als een lapmiddel: hij ziet alleen langs de weg van ver mindering van oorlogsuitgaven, die ten goede komt aan de gehele bevolking, een oplossing. De heer Leffertstra gelooft wel, dat allen in deze raad de mening zijn toegedaan, dat credietverstrek- king aan medeburgers, die uiteraard niet kunnen worden geholpen door sommige commercieel inge stelde banken, onder bepaalde omstandigheden óók

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1950 | | pagina 4