C- --vy-.»--,-7-ni— 8 Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 11 October 1950. niet door instellingen, wier credietvoorwaarden te be zwarend zijn voor de credietnemer, een sociale plicht is; door het oprichten van een volkscredietbank openen zich perspectieven om minder kapitaalkrachtigen in de gelegenheid te stellen crediet aan te vragen. De noodzaak van credietverstrekking is niet nieuw; zowel in de groot- als kleinhandel treft men reeds eeuwen geleden deze manier van zaken doen aan; ook aan werknemers en mensen met kleine inkomens wor den al reeds lang door vele neringdoenden credieten verstrekt, vaak met prijzenswaardige bedoelingen, doch, helaas, werden credietnemers ook menigmaal de dupe van niet genoeg te laken practijken door credietgevers. In de loop der jaren is niets veranderd, ook thans is credietverstrekking soms noodzakelijk, ook thans wor den slechte practijken toegepast, ook thans helpt menig werkgever op lofwaardige wijze. Wanneer men in de stukken leest, dat in onze ge meente grote werkgevers hun werknemers credieten verlenen zonder rente of risicopremie, dan kan men deze humaniteit niet genoeg waarderen en moeten velen wel tot de conclusie komen, dat men niet te lichtvaardig particuliere ondernemers gebrek aan sociaal gevoel mag verwijten. Anderzijds zijn de gevallen van misbruik maken van de armoede van een medemens onder voorspiegeling van bijv. gemakkelijke betalingsvoorwaarden, wat in werkelijkheid vaak uitbuiting betekent niet genoeg te laken en het is vooral om deze manier van crediet- geven tegen te gaan, dat spr.'s fractie mede wil werken aan het oprichten van een volkscredietbank. Vooral aan mensen, die plotseling in moeilijkheden zijn geraakt of aan degenen, die ondanks hun streven naar sparen op een bepaald moment een noodzakelijk aan te schaffen gebruiksartikel niet contant kunnen be talen, is credietverlening, als bedoeld in het rapport van de commissie, op haar plaats; men moet immers ook niet onderschatten de grote moeilijkheden, die velen ontmoeten als gevolg van de enorme prijsstijgingen van gebruiksvoorwerpen en textiel; ook al legt men iedere week een kleinigheid opzij, dan nog zal dit sparen slechts op lange termijn uitwerking hebben. In dit verband kan men betreuren, dat een werk nemer in bepaalde bedrijven, die gaarne enige uren per week langer zou willen werken dan voorgeschreven, ten einde zelf dat te verdienen wat hij anders nood gedwongen moet lenen, hiervoor practisch niet meer in de gelegenheid kan worden gesteld; lukt het hem wel, dan wordt hij weer financieel getroffen door de sterke progressie in de belastingschaal; overal treft men in dit opzicht een verstarring aan, die vanzelfsprekend het sparen tegenhoudt. Men vergete ook niet, dat credietnemen het inkomen verkleint; de rente en diverse onkosten moeten nu een maal worden betaald. Men moet credietverlenen als een uiterste noodmaatregel beschouwen en terzelfder- tijd moet de volksopvoeding de volle aandacht hebben. Het is immers bekend, dat menig gezin het geld niet op de juiste manier besteedt; ieder weet, dat de ene huismoeder of -vader onder dezelfde omstandigheden beter met het maand- of weekgeld kan rondkomen dan de andere; de een kan nu eenmaal met dezelfde pols stok verder springen dan de ander; menig winkelier zal kunnen mededelen, dat steeds dezelfde huismoeders om crediet vragen, maar op menige spaarbank zou men kunnen horen, dat altijd weer dezelfde mensen kleine of grotere bedragen deponeren. Dit geldt trouwens voor vele lagen der bevolking. Men moet dit verschil niet alleen zoeken in aanleg en karakter van de verschil lende groepen, maar ook in de opvoeding van jonge mensen en deze opvoeding laat in vele lagen onzer be volking veel te wensen over; het is daarom zo nodig, dat steeds meer voorlichting aan het volk wordt ge geven, opdat de groep, waaraan men zich kan spiegelen, steeds groter wordt en de andere steeds kleiner; dan zal credietverlening alleen in uiterste gevallen nodig zijn en wat meer zegt; dan zal credietverstrekking een hoge re waarde krijgen. Spr. wil in dit verband nog noemen de waarschuwing van de Minister van Economische Zaken. Prof. V. d Brink; deze achtte het nodig, de Kamerleden en ove: hun hoofden heen' het Nederlandse volk schoener te tonen, die nu eens niet 18,tot 30,kostten en toch van prima kwaliteit waren; zo'n voorlichting doet prettig aan, laat dit, zo zegt spr., een voorbeeld zijn om na te volgen; men bewijst er onze medeburger een grote dienst mee. In de stukken kan men lezen, dat vele aanvragen zullen moeten worden afgewezen; dat bewijst in de eerste plaats, dat niet lichtvaardig crediet zal worden verstrekt, maar uit deze noodzakelijke manier van han delen vloeit tevens de moeilijkheid voort om de midden weg te vinden. De gelden, die de volkscredietbank ter beschikking worden gesteld, moeten zodanig worden uitgeleend, dat niet alleen directe nood wordt gelenigc doch ook het grootst mogelijke effect op psychologisch terrein wordt bereikt. En hier begint het moeilijke wer van de door drie comparanten te benoemen bestuurs leden, ook al worden ze eventueel bijgestaan door de dienst van Sociale Zaken. Deze bestuursleden moeten hoogstaande mensen zijn met een groot verantwoorde lijkheidsgevoel, levenservaring, diep psychologisch i; - zicht; zij moeten zich in hun functie los kunnen makrn van alle politiek, ten einde de aanvragen geheel v ij te kunnen beoordelen. Het slagen van de poging om de volkscredietbark levensvatbaar te maken tot heil van een groot gedeelte van onze burgerij zal grotendeels afhangen van h :t feit, of het de comparanten zal gelukken de juis e mensen op de juiste plaats te krijgen! Ten slotte zou spr. nog enkele vragen willen stellen. 1. Het is hem niet geheel duidelijk, of ook ongeorga niseerde werknemers en kleine zelfstandigen crediet kunnen aanvragen; graag had hij hierover meer zekerheid. 2. Is het de commissie ook bekend, of in gemeenten, waar een volkscredietbank is opgericht, het af betalingssysteem bij winkeliers zeer sterk ver minderde? De heer Kamstra heeft het werkelijk een klein beetje moeite gekost om los te komen van de gedachte, of met de oprichting van een volkscredietbank wel goed werk wordt verricht. Hij heeft zich afgevraagd, of net de hulp, die door middel daarvan zal kunnen worden verleend, de mensen niet te gemakkelijk de geleg heid wordt geboden om te kopen en zich daardoor dus een te grote last op de schouders te leggen. Spr. pro beert eerlijk om niet on-sociaal te zijn en voelt mèt de commissie, dat het voor heel veel mensen moeilijl is aan noodzakelijke goederen te komen, terwijl bir >n- dere omstandigheden er toe kunnen nopen hulp te vragen. Nu is spr. het voor deze keer met de heer Beuving eens, dat, als niet zoveel voor oorlogsdoe in den zou worden uitgegeven, er heel veel goeds gee! an kon worden voor de gemeenschap en heel veel slecht gesitueerden konden worden geholpen. Er kon inder daad op het gebied van het volkswelzijn zeer veel wor den gedaan, maar helaas maken de volkeren, waarmee de heer Beuving sympathiseert, het noodzakelijk, lat met de wapens wordt gekletterd en dat daarvoor zo\ eel geld moet worden uitgegeven. (De heer Beuving: be wijzen!). Als de heer Beuving in staat is om kenni te nemen van hetgeen in de wereld gebeurt, dan weet hij ook, dat juist spr. zal de naam dan maar noemen de communistische gemeenschappen in de volkeren het noodzakelijk maken, dat de oorlogsmachine ten volle in werking wordt gesteld. Dat is jammer; men was op de Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 11 October 1950. 9 goede weg: de omstandigheden hier te lande werden beter, het werd allemaal wat gunstiger. Zie maar naar Korea en U weet het, aldus spr. De Voorzitter verzoekt de heer Kamstra, ook van diens kant naar de orde te willen terugkeren. Anders zou spr. moeilijkheden met de heer Pols krijgen! De heer Kamstra, zijn betoog vervolgend, zegt, dat hij bij het doornemen van het rapport tot de conclusie kwam, dat de commissie van het gevaar, dat door hem gevreesd werd, is doordrongen en voldoende waar borgen schept, dat niet lichtvaardig crediet wordt ver strekt. Zij is, zo zegt zij zelf, van oordeel, dat de cre dietverstrekking beperkt moet blijven tot verantwoorde uitgaven en niet mag leiden tot uitbreiding van de con sumptie. Door het crediet moet niet tijdelijk een betere welstand worden verkregen. Wanneer dan de lasten van de afbetaling komen, zou dat moeilijkheden opleve ren; op deze wijze zou met de oprichting van een volks credietbank de gemeenschap geen dienst worden be wezen. De afbetalingshandel maakt op het ogenblik veel ge- pruik van de moeilijke omstandigheden en dan is het Inodig, dat bescherming wordt geboden. Al deze overwegingen hebben spr. over zijn twijfel «ïeengeholpen. Dat naast de gemeente de détailhandel en de vak organisaties partij worden, lijkt spr. een zeer gelukkige Igedachte. De Gem. Dienst voor Sociale Zaken zal in «dezen belangrijk werk kunnen doen. Inschakeling van de Spaarbank neemt spr.'s bezwaar, dat men als crediet- aanvrager onder de armlastigen gerangschikt zou kun nen worden, weg. Hij c.s. kunnen instemmen met de samenstelling van het bestuur, waardoor wordt verkregen, dat de ge meente als credietgeefster de meerderheid in het bestuur heeft. Spr. had op een enkel punt van het rapport nog wil len ingaan, maar om des tijds wille zal hij het hierbij laten. Ten slotte wil hij verklaren, dat hij c.s. met het voor stel van B. en W. tot deelneming door de gemeente in het stichtingskapitaal voor een volkscredietbank kunnen meegaan. De heer W. M. de Jong verklaart, dat ook zijn fractie zich van harte achter dit voorstel stelt. Dat getracht is aan de credietbank een zo groot mogelijke zelfstandig heid te geven, heeft haar volle instemming, j Bij de door de heer Vellenga geuite wensen t.a.v. de benoeming van de vertegenwoordigers van de ge meente door de raad sluit spr. zich aan. De heer Beeksma (weth.) aanvaardt, namens B. en W., gaarne de lof, die in de raad is uitgesproken voor de samenstelling van het rapport i.z. volkscrediet; zij zuilen die lof overbrengen aan de leden der commissie, die veel arbeid hebben moeten verrichten en zich ten zeerste hebben ingespannen ont dit rapport tot stand te brengen. Spr. gelooft, dat ze daarmee goed werk heb ben gedaan; het is van grote waarde en men heeft er weer van kunnen leren. I De heer Vellenga heeft gesproken over de grote be tekenis van de samenstelling van het dagelijks bestuur. an de zijde van B. en W. bestaat geen bezwaar om Ban zijn wens te voldoen. Als de raad straks de ver tegenwoordigers van de gemeente in het bestuur krijgt te benoemen, heeft hij het zelf in de hand er voor te Borgen, dat er vrouwen in komen. I De heer V. d. Meer heeft het gehad over het rente percentage. Weth. Geerts zal daarop, als „man van de centen wel even willen antwoorden. Wat de opmerkingen van de heer Beuving betreft, |pr. kan niet anders dan instemmen met wat de heer amstra hier heeft gezegd. B. en W. zijn het daar oerend mee eens. Spr. zal zich niet op het gladde pad er internationale politiek begeven. Wij hebben hier, aldus spr., aan onze gemeentepolitiek al meer dan de handen vol. B. en W. weten wel, dat deze credietver strekking niet het machtsmiddel is, dat alle maatschap pelijke kwalen kan genezen. Wèl kan zij van sociaal nut zijn èn voor de consument èn voor de détailhandel. Hier hebben drie richtingen of beter: drie instanties elkaar gevonden: de gemeente, de consument (vakbe weging) en de détailhandelsraad. Men was het niet al tijd eens in de commissie, maar ten slotte is men toch tot dit rapport kunnen komen. Daarbij ware de wens uit te spreken, dat men het op breder terrein ook altijd zo eens met elkaar zou zijn. Het betoog van de heer Leffertstra kwam ten slotte hierop neer, dat het de mensen niet al te gemakkelijk gemaakt moet worden om deze credieten te krijgen. Dat is ook de opzet van dit rapport. Wij zijn het er altijd, aldus spr., met elkaar over eens geweest, dat de cre dietverstrekking van dien aard moest zijn, dat er goed werk mee gedaan wordt. Er moet nagegaan worden, of het crediet inderdaad nodig is. Het moet niet zo zijn, dat het aangevraagd wordt voor luxe dingen, terwijl men andere noodzakelijke dingen nog niet heeft. De bezwaren, die de heer Kamstra vooraf had, had den B. en W. eerst ook wel, maar zij hebben thans goede verwachtingen van deze stichting. De heer W. M. de Jong, die ook met het voorstel accoord ging, vroeg, of de vertegenwoordigers van de gemeente door de raad zullen worden benoemd; hem antwoordt spr., dat daartegen van de zijde van het col lege geen bezwaar zal bestaan. Hij meent hiermede alle sprekers te hebben beant woord en dankt nogmaals voor de goede ontvangst, die dit voorstel in de raad ten deel viel. De heer Geerts (weth.) zegt de heer V. d. Meer, die opmerkte, dat deze volkscredietbank self-supporting moet zijn en niet langs een achterdeurtje toch steun van de gemeente moet krijgen, doordat deze een rente geeft, waartegen zij zelf geen geld te leen krijgen kan, dat dit laatste niet het geval is. De gemeente zal dit moeten financieren met kasgeld: het jaarkasgeld doet een rente van 1% Zij kan ook financieren met geld, dat zij leent tegen een lagere rente dan 3 voor leningen met een kortere looptijd dan 10 jaar geldt een rente gamma tot 3 Zelfs voor leningen met een looptijd tot 20 jaar geldt nog een rente tot 3 3J^ is ver schuldigd voor leningen ten behoeve van woningbouw, met een looptijd van 50 jaar. De heer Leffertstra heeft met genoegen naar weth. Beeksma geluisterd, maar heeft geen antwoord gekre gen op zijn vraag, of ook crediet zal worden verleend op eventuele aanvragen van zelfstandigen en van on georganiseerde werknemers. De heer Beeksma (weth.) kan hierop antwoorden, dat iedereen crediet kan aanvragen: de georganiseerde mid denstand en de in de vakbeweging georganiseerde con sumenten evenwel behartigen deze zaak. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 25. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van de heren J. T. Vellenga, J. Wiersma, Mr. B. P. van der Veen, G. D. Kamstra en L. van der Meer, leden van de raad, tot wijziging van de Verordening, regelende de instelling en de werkwijze van de com missie van overleg in zake de arbeids- en dienstvoor- waarden van het personeel in dienst der gemeente Leeu warden (Gemeenteblad 1939 no. 25) in dier voege, dat in artikel 5, sub b, van bovengenoemde verordening de punt wordt vervangen door een komma en aan dit lid worden toegevoegd de woorden: .voorzover op de sta tuten dier organisaties de Koninklijke goedkeuring is verkregen." Hierna sluit de Voorzitter de vergadering.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1950 | | pagina 5