2 Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 1 November 1950.
heeft deze grond steeds gehuurd en als proeftuin ge
bruikt. De verhuur gold telkens voor de duur van een
jaar. Of is deze grond, zo vraagt spr., vroeger ook wel
eens voor 10 jaar verhuurd? De proeftuin op zichzelf is
een buitengewoon mooie instelling; het is een voorlich
tingsdienst, die door tuiniers, kwekers en ook door
particulieren bizonder wordt gewaardeerd. Het valt spr.
op, dat B. en W. menen te moeten voorstellen, nu de
grond niet meer gebruikt wordt voor proeftuin van de
Friese Tuinbouwvereniging, deze voor 10 jaar te ver
huren. Dan rijst onwillekeurig de 'vraag, of het niet ge
waagd is, zich t.a.v. een dergelijke grote hoek grond,
die thans gebruikt wordt als moestuin en boomgaard,
maar die zeer geschikt is voor bouwterrein, voor 10 jaar
vast te leggen. Zijn er ook bepalingen, die B. en W.
het recht geven, om zo nodig met één of twee jaar de
huur op te zeggen?
Misschien zijn er voor B. en W. redenen, die deze
verhuur noodzakelijk maken.
De heer Witteveen (weth.) verbaast het niet, dat
omtrent deze verhuur een vraag wordt gesteld.
Inderdaad is de proeftuin de laatste jaren telkens
voor één jaar verhuurd; het is dus logisch, dat het de
aandacht trok, dat dit thans voor tien jaar geschiedt.
Spr. wil hier graag een verklaring voor geven.
Hoe lang de verhuurtermijnen vóór de annexatie
waren, weet hij niet. Er wordt hem op dit ogenblik ge
zegd: ook tien jaar.
Er lag op dit terrein een plan voor een straten-
complex, voor woningbouw dus. Dit plan werd door
Leeuwarden zo overgenomen. Het zou dus destijds niet
juist zijn geweest, om het terrein voor lange termijn
te verhuren. Het plan is echter in herziening genomen,
maar men is daarmee nog niet klaar. Wel stond het
voor het college vast. dat het aanmerkelijk gewijzigd
zou kunnen worden. In ieder geval zal het open terrein
gehandhaafd moeten worden, voor welke bestemming
doet nu niet direct ter zake. Waarom de verhuur tot
dusverre van jaar tot jaar heeft plaats gehad, weet spr.
niet. Als de huurster zulks had aangevraagd, had de
proeftuin ook voor langere tijd verhuurd kunnen wor
den. Er zit practisch geen risico in verhuur op langere
termijn. Het is toch in het geheel niet de bedoeling van
B. en W. een stratenplan te ontwerpen. Straks zal het
een prachtig open terrein in het centrum zijn. Het zou
niet van wijs beleid getuigen overal woningen te plaat
sen. Misschien zijn er in de toekomst over 25 a 50
jaar ook weer andere behoeften. Het is echter de be
doeling dit terrein open te laten en de boomgaarden hier
te laten blijven. De nieuwe huurder vraagt een huur
termijn van 10 jaar; die zal hij nodig hebben voor de
exploitatie. Voor B. en W. was dit geen bezwaar en
daarom is dit voorstel aan de raad gedaan.
Ter aanvulling wil spr. tenslotte nog opmerken, dat
het ook voor de nieuw op te richten proeftuin van be
lang is, dat iemand de oude proeftuin overneemt, om
dat daarin kapitaal van de Friese Tuinbouwvereniging
geïnvesteerd is.
Spr. meent het hierbij te moeten laten.
De heer Leffertstra juicht het ten zeerste toe, dat er
open terreinen z.g. longen in de stad zijn. Hij
meent echter, dat, als de tuingrond èn de boomgaarden
bewaard worden voor open grond, er heel weinigen
van zullen profiteren; ander voordeel dan frisse lucht
zal het niet opleveren en daarvoor lijkt spr. het stuk
grond wel wat heel groot. Dit voor 10 jaar aan een
particulier te verhuren (hoewel spr. de man die grond
graag gunt) vindt hij een beetje de omgekeerde wereld.
Voor proeftuin, een lichaam ten dienste van het alge
meen belang; van kwekers, tuinlieden en particulieren,
werd de grond slechts per jaar verhuurd.
Als B. en W. op het standpunt staan, dat deze ter
reinen niet in aanmerking komen voor bebouwing, dan
houdt alles op, maar stratenplannen kunnen ook gewij
zigd worden!
Men mag voorts het argument, dat er heel wat geld
in deze tuin geïnvesteerd is, niet te zwaar laten wegen.
De heer V. d. Weide wordt aanbevolen door het be
stuur van de Friese Tuinbouwvereniging, maar spr. kan
zich ook de figuur voorstellen, dat zo iemand, die 20
jaar in dienst van de proeftuin is geweest, voor de
nieuwe proeftuin zou worden overgenomen. Deze aan
beveling weegt voor spr. dan ook niet zo zwaar.
De heer Witteveen (weth.) kan niet veel aan het
door hem in eerste instantie gesprokene toevoegen. De
heer Leffertstra is bang om de grond voor 10 jaa te
verhuren; hij zegt, dat deze nu verhuurd zal worden ran
een particulier, terwijl met verhuur aan de Friese Tiin
bouwvereniging een algemeen belang gediend was. Ij
de eerste plaats wil spr. hierop antwoorden, dat ook
de particuliere belangen graag door B. en W. worden
behartigd! Niet alleen de gegadigde echter heeft belang
bij dit bedrijf; het is ook voor de stad van betekenis
Ten eerste is uit een oogpunt van aesthetica open ruim
te van belang. In de tweede plaats is vruchtenkwjek
in bepaalde tijden spr. memoreert dit even, hoewel
het niet een overweging is geweest van groot nut
voor een stad. (Spr. denkt aan de oorlogsjaren). Het
zou niet van wijs beleid getuigen deze terreinen alle
vol te gaan bouwen met woningen. In het centrum :ijn
in de toekomst zeer zeker ook andere dingen no lig
Het is een harde noodzaak voor het gemeentebest iur
om die open terreinen te reserveren; het moge dan voor
een verre toekomst misschien over 50 of 100 jaar
zijn, maar men moet ook ten deze vooruitzien.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punten 9, 10 en 11 (bijl. nos. 193, 197 en 202).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Punt 12 (bijl. no. 199).
De heer Vellenga zegt, dat de raad voor de tweede
maal geconfronteerd wordt, thans in de vorm van een
voorstel, met de plannen tot de bouw van 270 éts ge
woningen.
In vergelijking met de tot nu toe gevolgde wijze an
bouwen staat men hier, in zekere zin tenminste, voor een
revolutie, wat, naar spr. hoopt, niet betekenen zal, dat
het nageslacht het gemeentebestuur „revolutiebo w"
zal verwijten. Waarom en hoe nu afgeweken wordt
van de tot nu toe gevolgde manier van bouwen, i de
raad de vorige keer al duidelijk geworden.
Er rest spr. thans slechts namens zijn fractie w ar-
dering en erkentelijkheid uit te spreken voor dit zo
veelste blijk van activiteit op het gebied van won ag-
bouw. Spr. denkt ook hierbij aan de ambtenaren van
hoog tot laag, die, bij wijze van spreken, dag en n cht
bij dit werk waren betrokken.
Wie ook maar iets van de betreffende wethouder
heeft vernomen van de toestanden op woninggebie in
deze gemeente, kan alleen maar dankbaar zijn voor en
voorstel als het onderhavige. Men mag het voorhoofd
fronsen, als men de cijfers ziet het is een millioenen-
plan mar hij, die dat doet, bedenke, dat hier een
ijzeren wet geldt. Het moet, omdat het niet anders kan'.
Daarom zegt spr. nogmaals veel dank voor dit initia- ef
Hij wil hier aan toevoegen de wens, dat er niet al
te lange tijd tussen dit voorstel en de levensgeluk sch :n-
kende werkelijkheid mag verlopen.
De Voorziter betuigt namens het college erkentei -
heid voor de woorden, die de heer Vellenga heeft ge-
Verslag van de handelingen van de gemeenteraad
uit aan het adres van B. en W. Zij hopen in staat te
zijn, deze woningen door vele andere te laten volgen.
Zij zijn het aangaande de noodzakelijkheid van woning
bouw met hem eens.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 13 (bijl. no. 198).
De hear Visser seit, dat yn dit ütstel sprutsen wurdt
oer in ütkering fan in foarskot op de 5 leansfor-
heging. mar dit sil dochs net ynhalde, dat oer dy 5
net mear praet wurde mei. Dit oannimmende, mient spr.,
dat dizze leansforheging net as sadanich biskóge wurde
mei, mar yn de sin fan in kompensaesje foar de priis-
stiging fan de earst needsaeklike libbensbihoeften. As
de forheging wol as sadanich biskóge wurdt, komt it
spr. foar, dat in forheging mei in selde persintaezje
oer alle leannen net oan it doel biantwurdt. Ommers,
by in selde persintaezje krijt de ien by in ynkommen
fan byg. 2000,in taslach fan rom 100,mar ien
mei in ynkommen fan 8000,krijt 400,Dizze
forhalding is neffens syn ynsjoch abslüt forkeard en
ek net yn oerienstimming mei de bilêstingwetjowing,
hwant hwat óftrutsen wurdt foar de deistige libbens
bihoeften is foar eltse bilêstingplichtige gelyk. Ek hwan-
near men rekken haldt mei it feit, dat immen mei in
taslach fan 400.mear oan ynkomstenbilêsting bi-
telje moat as ien, dy't minimum krijt, is neffens syn
miening de forhalding net goed. Sil dizze taslach oan
it doel: kompensaesje foar de priisstiging fan de earste
libbensbihoeften, foldwaen, dan moat der in oare rege
ling troffen wurde. It persintaezje ófnimme litte by it
stigen fan it ynkommen sil net bést üt to fieren wêze.
It stellen fan in grins by in bipeald ynkommen, sa as
dat ü.o. yn Doniawerstal bard is, hat biswierren for
harren, dy't boppe dizze grins lizze.
It forwöndert spr., dat by de fêststelling fan de ta
slach troch de regearing de grins fan 180.loslitten
is. By de fêststelling fan dit maksimum soe ien mei in
heger ynkommen as 36.ek nei öftrek fan de hegere
ynkomstenbilêsting net oan de koartste ein luke.
Spr. stelt dêrom üt, it maksimum bidrach fan de ta
slach fêst to stellen op 180,
De heer W. M. de Jong zegt, dat, als men een ver
hoging wil geven, die uitsluitend gebaseerd is op de
stijging van de kosten van de eerste levensbehoeften,
men een vast bedrag moet geven aan iedereen, zowel
aan de laagst- als aan de hoogst bezoldigden. Want
de stijging van deze kosten is voor al die mensen pre
cies gelijk. Hier zit de technische fout in de redenering
van de heer Visser. Verder is er niet veel van te zeggen.
Alleen wil spr. nog opmerken, dat het voorstel van de
heer Visser volkomen in strijd is met wat de in unie-
verband samenwerkende organisaties hebben besloten.
Spr. veronderstelt, dat de heer Visser daar toch wel
mee op de hoogte is. Het ging hem blijkbaar om de
mindere man, maar er is hier toch geen sprake van de
kapitalistische klasse. De heer Visser zal toch ook voor
de groep, die boven de grens van 3600.— ligt, wel
een beetje waardering hebben.
Wat betreft de opmerking van de heer Visser i.z.
de belasting, wil spr. er graag op attenderen, dat de
belastingwetgeving er juist al voor heeft gezorgd, dat
bij een inkomen van ongeveer 6000.de 5 ver-
hoging vlot gereduceerd wordt tot 3
Als hij dit alles overweegt, kan spr. voor dit voorstel
buitengewoon weinig sympathie koesteren.
De Voorzitter vraagt, of de heer Visser nog een
voorstel zal indienen.
De heer Visser: Slechts als het ondersteund wordt.
Leeuwarden van Woensdag 1 November 1950. 3
Daar het voorstel geen ondersteuning vindt, meent
de Voorzitter, dat de heer Visser kan volstaan met
tegen te stemmen.
De heer Geerts (weth.) kan het met wat de heer
W. M. de Jong gezegd heeft in grote trekken eens zijn,
met wat de heer Visser zeide in het geheel niet.
Hij wil voorop stellen, dat hij geen tegenstander is
van nivellering. Hij gaat ook niet van het standpunt
uit. dat de loonsverhoudingen van voor de oorlog be
stendigd moeten blijven of weer hersteld moeten wor
den. Maar hij is wel van mening, dat het verschil in
loon tussen ambtenaren en werklieden in overheids
dienst en het personeel in het vrije bedrijf niet te groot
mag worden. Wordt dit wel te groot, dan zou de over
heid moeilijkheden krijgen met het aantrekken van
arbeidskrachten, in elk geval van de goede en de beste
arbeidskrachten. En spr. is bang, dat met de tot dus
verre gevolgde politiek het gevaar bestaat, dat het ver
schil wel te groot wordt.
Spr. heeft nagegaan wat een directeur van een be
drijf in de gemeente Leeuwarden en wat een geschoolde
werkman in 1938 verdienden. Hij heeft daartegenover
gesteld hun beider verdienste in 1950. Hij had als
voorbeeld het fictieve geval van een directeur van
een gemeentebedrijf met twee kinderen. Diens salaris
is sinds 1938 gestegen met 85 c/c, het loon van de
geschoolde arbeider met 105 dit is dus een nivel
lering ten gevolge van de mindere loonsverhoging voor
de hoger betaalden. Voor een tweede nivellering zorgt
de belastingdruk. Ook deze nivellering heeft spr. be
rekend. Met inachtneming van de belastingdruk is de
bezoldiging van de directeur de hoogst betaalde in
een gemeentebedrijf vergeleken bij 1938, met 57
gestegen en de beloning van de geschoolde werkman
met 100 Hierbij hield hij geen rekening met de 5
loonsverhoging. Doet men dit wel, dan worden de per
centages resp. 60 en 101.
Spr. meent, dat hier van een dubbele nivellering
sprake is, terwijl in het particuliere bedrijf slechts een
enkele plaats vindt. Het gevolg zal dus zijn, dat de
overheidsdienaren minder betaald zullen worden dan de
arbeidskrachten in het vrije bedrijf en daardoor zal het
aantrekken van goede krachten door de overheid, zo
als spr. reeds opmerkte, bemoeilijkt worden.
Daarom meent hij met een gerust geweten dit voor
stel te kunnen doen.
De heer Visser heeft de nivellering, die de wethouder
naar voren haalde, met opzet laten rusten, omdat dit
voorstel toch ten doel heeft tegemoet te komen aan de
stijging van de kosten van de eerste levensbehoeften.
Aan de nivellering komen andere factoren te pas.
Spr. zou willen opmerken, dat de wethouder wel per
centages maar geen bedragen heeft genoemd. Aan die
percentages heeft spr. niet veel. Als hij de beloningen
van het lagere met die van het hogere personeel verge
lijkt, dan constateert hij, dat laatstgenoemde belangrijk
meer zijn gestegen dan eerstgenoemde. Spr. staat in die
mening overigens niet alleen. Hij las vanavond in de
pers een artikel van een econoom. Daarin staan de ver
houdingen ook beschreven en daaruit blijkt, dat de ge
schoolde vaklieden het minst in loon verhoogd werden.
Dit alles doet trouwens bij dit punt niet ter zake. Spr.
houdt zich slechts vast aan het feit van de stijging der
kosten van de eerste levensbehoeften. Hij meent, dat het
vaststellen van een maximum bedrag voor de toeslag
meer aan het doel beantwoordt dan een vergelijking van
de percentages van de stijging der lagere en hogere
inkomens.
De heer Geerts (weth.) gelooft, dat er bij de heer
Visser een misverstand in het spel is. Het levensonder
houd bestaat ook nog uit andere dingen dan de eerste
levensbehoeften. En nu zijn juist de eerste levensbe-