4 Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 1 November 1950,
hoeften, zoals vet, margarine, brood en melk, in ver
houding het minst in prijs gestegen. Het zijn juist de
andere dingen, die de heer Visser niet bedoelt, die veel
in prijs zijn gestegen. Dat heeft hij over het hoofd ge
zien.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 14 (bijl. no. 194).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 15 (bijl. no. 190).
De heer Wiersma zegt, dat, als hij bij dit punt namens
zijn fractie het woord vraagt, dit zijn speciale oorzaak
vindt in art. 6 van de winkelsluitingsverordening, zoals
dat thans door het college wordt voorgesteld.
Krachtens de Winkelsluitingswet is het venten, het
verkopen en het te koop aanbieden van bloemen aan
de publieke land- of waterwegen op Zondag verboden.
Nu komen B. en W. met deze ontwerp-verordening
en bij aanneming daarvan zal het dus mogelijk zijn, om
datgene wat bij de Winkelsluitingswet is verboden wel
mogelijk te maken binnen een afstand van 50 m van de
toegangen tot de ziekeninrichtingen. Spr. heeft in de
toelichting op deze verordening ook even de verschil
lende zakelijke argumenten, die naar voren worden ge
bracht om art. 6 te verdedigen, nagegaan. Hij zal daar
niet op ingaan; alleen wil hij zeggen, dat z.i. ook die
zakelijke argumenten toch niet altijd even sterk zijn.
Hij wil er echter te meer niet op ingaan, omdat hij c.s.
menen, dat het voorgestelde van een andere zijde moet
worden benaderd. Men moge het keren of wenden, zo
als men wil, maar een feit is toch, dat de plaatselijke
overheid aan het venten, het verkopen of te koop aan
bieden van bloemen op Zondag wat hier bij aan
neming van dit voorstel wordt ingevoerd haar sanctie
verleent, terwijl het niet onder de uitzonderingsgevallen,
in de Winkelsluitingswet genoemd, valt. Daar naar de
overtuiging van spr. c.s. de overheid de Zondag als
de dag des Heren heeft te beschouwen en de a.r. fractie
het moge dan als minderheid zijn deel uitmaakt
van de overheid hier ter plaatse, bestaat er bij hen
ernstig bezwaar om de gelegenheid tot het venten, ver
kopen of te koop aanbieden van waren op Zondag uit
te breiden. Hierdoor wordt tevens de mogelijkheid ge
schapen tot uitbreiding van het verrichten van niet-
noodzakelijke arbeid op Zondag. Immers, het gevolg
van aanneming dezer verordening zal zijn. dat bepaalde
personen op Zondag arbeid verrichten, die door, naar
spr. meent, ieder raadslid als niet strikt noodzakelijk
zal worden beschouwd. Wat hij hiermee bedoelt, kan
hij niet beter duidelijk maken dan aan de hand van de
ontwerp-verordening. Wat hij naar aanleiding daarvan
gaat zeggen, is om te voorkomen, dat op zijn fractie
het odium gelegd zou kunnen worden, dat zij geen
rekening wenst te houden met de practijk van het leven,
zoals die in bepaalde gevallen bestaat.
Bij het eerste lid van art. 7 is het verboden om op
Zondag melk of room te bezorgen of ter aflevering
uit te zenden. Dat is duidelijk en radicaal. Maar direct
daarop volgt deze bepaling: De verbodsbepaling van
het vorige lid geldt niet voor het bezorgen of uitzenden,
als daar bedoeld, van melk of room aan ziekenhuizen.
Spr. c.s. kunnen zich daarvóór verklaren, omdat zij
menen, dat hier niet aan te ontkomen is. Het zou kun
nen zijn, dat bij een steeds voortschrijdende techniek
ook dit mettertijd kan gaan behoren tot de werkzaam
heden, die niet noodzakelijk zijn, maar op het ogenblik
is dit nog niet het geval. Overigens vinden spr. c.s.,
dat hetgeen in art. 6 bedoeld wordt niet als strikt nood
zakelijke arbeid, die op Zondag moet worden verricht,
is te beschouwen. Het zal dus duidelijk zijn, dat zijn
fractie uit principiële overwegingen geen instemming
kan betuigen met art. 6 van de ontwerp-verordening.
De hear Van der Meer seit, dat it bikend wêze mei,
dat ek de C.H. der tige op stean, dat de Snein hillige
wurdt, mar hja wolle ek tinke oan dizze tekst, dat de
Sabbath der is foar de minske en de minske net foar
de Sabbath. En as nou op Snein gelegenheit jown wurdt
om in sike bliid to meitsjen mei in blomke, kinne hja
harren der bést mei forienje. Spr. soe allinnich wol ris
witte wolle, yn forban mei datjinge hwat yn art. 6
van de forordening mooglik makke wurdt, en yn forban
mei art. 8 fan de Winkelslutingswet, dat forkeapjen op
Snein allinnich mar tastiet foar „geringe eetwaar", hwat
der dan stiet yn art. 9 fan de niisneamde wet.
De heer Vellenga kan het eens zijn met wat de heer
V. d. Meer heeft gezegd. De a.r. fractie kan zich we'
beroepen op principes, maar spr. gelooft, dat hier niet
een beroep op de Bijbel zal gelden en dat moet toch
praevaleren boven principes.
Wat de zakelijke kant betreft, het college beroept
zich t.a.v. deze verkoop op Zondag zeer beslist op bij
zondere en plaatselijke omstandigheden. Als ze dat doet
doet ze het met bepaalde bedoelingen; dan doet ze het
niet om die dag, die door de heer Wiersma de dag
des Heren genoemd wordt, te ontheiligen. Wanneer
spr. zich bij diens terminologie aansluit en ook der
gelijke uitdrukkingen gebruikt, dan zou hij willen zeg
gen, dat Jezus de Heer is van de Zondag en dat iemand
die zich Christen noemt, zich op dit stuk van zaken
heeft te richten naar wat Jezus over de Zondag zegt
Het zou goed zijn, dat de a.r. raadsleden, vanavond
thuis gekomen, hun Bijbel zouden opslaan en zouden
lezen eerst het le hoofdstuk van het Evangelie van
Mattheus en daarna het 3e hoofdstuk van het Marcus-
Evangelie. Zij zullen daarin de geschiedenis vinden van
de man met de verdorde hand in de synagoge, die tot
Jezus wordt gebracht, opdat Hij hem zal genezen. Door
een aantal mensen wordt bezwaar hiertegen gemaakt
en dan stelt Jezus deze vragen, waarop zij niet een
concreet antwoord kunnen geven: Is het geoorloofd
op de Sabbath wel te doen? Wanneer een schaap van
jullie in de put zou vallen op Zondag, halen jullie het
er dan uit, ja of nee? M.a.w. Jezus acht het juist,
dat op Zondag wel wordt gedaan. Wanneer men
dan, zoals de heer "Wiersma, zich wil beroepen op een
taak van de overheid in dezen, dan moet men dit voor
stel zien als een bescheiden poging van de overhe d
om de ruimte te scheppen zieke mensen, die in zieken
huizen worden verpleegd, enigszins wel te doen in de
vorm van het meebrengen van artikelen, die moei! k
over lange afstanden kunnen worden vervoerd.
De heer Stobbe zegt, dat de fractie-voorzitter van de
C.H. reeds heeft uiteengezet, waarom dezen zich met
dit voorstel wel accoord kunnen verklaren, maar om
dat altijd weer het beste in de wereld dreigt vernield
en bedorven te worden, zou spr. het wel wenselijk ach
ten, dat in art. 6, waarbij de mogelijkheid tot het kopen
van een bloemetje voor de zieken op Zondag moge! ik
wordt gemaakt, niet alleen het tijdstip van aanvang
van de bloemenverkoop, maar ook het tijdstip, waarop
die geëindigd moet zijn, bepaald wordt. Spr. geeft het
volgende voorbeeld. Als om halftwee met de bloemen
verkoop begonnen mag worden, dan zou ook moeten
worden vermeld, dat deze om halfdrie geëindigd moet
zijn. Wanneer de gelegenheid zou blijven bestaan tot
halfvier, dan kan het ook gemakkelijk halfvijf worden
en dat lijkt spr. niet de bedoeling van deze regeling.
De Voorzitter zal namens het college in het kort op
enkele gemaakte opmerkingen antwoorden. Hij weet
i niet, of het wel nodig is om diep in te gaan op de ge-
f-,
Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 1 November 1950. 5
ïwisseling, die tussen de heer Wiersma aan de
tie kant en de heren V. d. Meer, Vellenga en Stobbe
aan de andere kant is gevoerd. Het college heeft de
zaak gezien, zoals in het voorstel is uiteengezet. Het
h- d geconstateerd, dat er op Zondag behoefte is aan
iiet kopen van bloemen voor zieken en het heeft ge-
me nd. dat die behoefte in die mate dringend was en
e: stig genomen moest worden, dat de overheid daar
voor oog diende te hebben en de gelegenheid moest
open laten. Het geldt hier immers ziekenhuizen, die
oor een vrij grote omtrek de enige zijn en centraal
:gen. Hier komen mensen, voor wie de Zondag de
ge dag is, waarop zij hun zieken kunnen bezoeken;
indere gelegenheid, waar zij zich bloemen kunnen
verschaffen, is er dan niet. Dit alles heeft het college
ij het doen van dit voorstel geleid. Spr. gelooft niet,
dat hij. wanneer de zaak zo gesteld wordt, behoeft in
•e gaan op het verschil van principe. Hij kan zich wel
oorstellen, dat men, ook al houdt men zich aan het
principe, dat door de a.r. fractie wordt gehuldigd, noch-
nns vóór dit voorstel kan stemmen, omdat het bezoeken
an zieken in heel veel gevallen een zeer ernstige plicht
en het dan ook als uitvloeisel van die plicht mag
vorden beschouwd, dat het bezoek door het geven van
loemen zo goed mogelijk zal zijn. Spr. gelooft niet,
at er, als men de zaak zo ziet, plaats behoeft te zijn
oor principieel verschil tussen een deel van de raad
n de meerderheid van het college.
Spr. komt thans tot de opmerkingen, gemaakt over
je voorgestelde verordening zelf.
De heer V. d. Meer heeft gevraagd, hoe dit voor
tel te passen was in het systeem der wet (tenminste
o heeft spr. dit begrepen). Art. 9 van de wet, ook al
jdoor de heer V. d. Meer genoemd, zegt, dat, indien
zich, ter beoordeling van de gemeenteraad, in een ge
meente bijzondere omstandigheden voordoen, welke af-
vijking van de artt. 2. 4, 5 en 7 gewenst maken, af-
\vijkingen door de gemeenteraad onder goedkeuring van
de Kroon kunnen worden vastgesteld. De raad moet
dus vaststellen, dat er bijzondere omstandigheden zijn
en op grond daarvan uitzonderingen toestaan, welke
uitzonderingen dan door de Kroon kunnen worden
goedgekeurd, B. en W. hebben al in de toelichting tot
het voorstel gezegd, dat h.i. hier inderdaad die bijzon-
Mere omstandigheden aanwezig waren, gelegen in het
feit, dat in Leeuwarden enkele grote voor vrij grote
omtrek centraal gelegen ziekenhuizen zijn en in het feit,
Mat juist op Zondag behoefte bestaat aan ziekenbezoek
San relaties van buiten, die zich op die dag niet de
nodige bloemen elders kunnen verschaffen. B. en W.
meenden, dat er aanleiding was voor Leeuwarden, van
wege zijn centrale ligging afwijkende van andere plaat
sen, een uitzondering te maken.
Voorts heeft de heer Stobbe de suggestie gegeven,
H het ter voorkoming van misbruik niet goed zou zijn
om ook een bepaald tijdstip voor het einde van de
bloemenverkoop vast te stellen. Dat is technisch nogal
■oeilijk, omdat de bezoekuren der verschillende zieken
huizen ook niet op hetzelfde ogenblik beginnen. 'Wan
neer men dus bepaalde tijdstippen wil opnemen in art. 6,
■n moet men verschillende nemen en dat wordt wel
zeer ingewikkeld. Men kan deze verordening nu wel
vaststellen, maar dat wil niet zeggen, dat, bij wijze van
spreken, de dag na de vaststelling van de verordening
de bezoekuren niet zullen veranderen. Wat het tijdstip
van de beëindiging van de verkoop betreft, daar hebben
B. en W. wel bij stilgestaan, maar het heeft hun toe
geschenen, dat er geen vraag meer naar bloemen is, als
del bezoekers eenmaal binnen zijn. Dan hebben de ver
kopers er dus geen enkel belang meer bij om daar op
Zondag op straat te staan, zonder er enige verdienste
tegenover te vinden. Practisch leek het B. en W. dus
ooi niet nodig om bepaalde tijdstippen vast te stellen.
Als de bezoekers eenmaal binnen zijn, zal na verloop
van enige tijd de verkoop automatisch ophouden. Deze
zienswijze is ook getoetst aan de practijk. Het zal de
raad bekend zijn, dat wat nu voorgesteld wordt, al
sedert zeer geruime tijd practisch het geval is. Er zijn
daarbij geen moeilijkheden gebleken.
Spr. meent, dat hij met dit korte antwoord wel kan
volstaan. Mocht men in tweede instantie nog vragen of
opmerkingen hebben, dan wil hij die natuurlijk graag
beantwoorden.
De heer Wiersma wil nog een enkel woord zeggen
naar aanleiding van het door de heer Vellenga naar
voren gebrachte. Deze heeft gesproken over de Bijbel
en spr. zou met hem kunnen gaan discussiëren over
wat hij en wat spr. c.s. verstaan onder de Bijbel. Zij
beschouwen de Bijbel als Gods Woord, het onfeilbare
Woord van God. Het zou kunnen zijn hij spreekt
veronderstellenderwijs dat de heer Vellenga daar
enigszins andere gedachten over heeft. Wanneer deze
de a.r.-fractie aanraadt thuis de Bijbel te raadplegen,
spr. had het in de raadsvergadering liever niet op
die wijze gezegd dan wil hij daarop antwoorden,
dat, als hij c.s. de Bijbel raadplegen, zij nog altijd lezen:
„Gedenkt den Sabbathdag, dat Gij dien heiligt Dit ge
bod is tot ieder mens gericht. Het is niet een norm, die
alleen voor spr. c.s. geldt. Nu kunnen ook zij aan die
eis niet volkomen voldoen, zij struikelen daarin ook.
Spr. meende goed te doen, hier even op te wijzen.
Hij had al aangevoeld, dat men uit zijn woorden zou
afleiden, dat hij c.s. geen oog hebben voor de practijk
van het leven. Deze veronderstelling is niet onjuist ge
bleken. Wanneer de heer Vellenga het zo bedoeld heeft,
dat de A.R. zijn in te delen bij die groep van mensen,
die zich ergerden aan het feit, dat Jezus gedurende Zijn
omwandeling op aarde op de Sabbath genas en dat ver
oordeelden, dan acht spr. zich daardoor gekrenkt.
De heer Leffertstra wil enkele korte opmerkingen
maken. Hij meent, dat hier te weinig rekening wordt
gehouden met de psychische toestand van de patiënten,
die in een ziekenhuis liggen. De medici menen, dat het
bevorderen van een goede psychische toestand van de
patiënt vaak meer bijdraagt tot zijn genezing dan me
dicijnen. Al staat men op Christelijke grondslag, dan
kan men toch wel toestaan, dat een dokter zijn patiën
ten bezoekt en zeker ook wel, dat particulieren ter be
vordering van een goede psychische toestand van door
hen te bezoeken patiënten een bloemetje meebrengen.
Voor een patiënt is er niets prettigers spr. weet het
uit eigen ervaring als patiënt in het ziekenhuis dan
dat hij bezoek krijgt en daarbij wordt verblijd met een
bloemetje. Wanneer men op Zondag een bouquetje
koopt, ontheiligt men daarmee de Zondag niet.
Het gaat er niet om, dat de raad met deze verorde
ning, die wel zal worden aangenomen, het mogelijk
wil maken, dat de bloemenverkopers wat geld ver
dienen, maar dat de patiënten een bloemetje kunnen
krijgen.
De hear Van der Meer freget, oft hy nei hwat hy
earst sein hat, noch hwat sizze mei om it earste to for-
düdlikjen. As yn de tsjerke de wet tofoaren lézen wurdt,
dan komt der faek efteroan de haedsom fan de wet en
dy komt hjir op del: „Leavje God boppe alles en de
neiste as dy seis". Dat is de reden, hwerom spr. c.s.
mei dit ütstel fan B. en W. meigean kinne.
De heer Vellenga zegt, dat het werkelijk niet zijn
bedoeling was om van deze raadzaal een collegezaal
voor theologie te maken.
Het lijkt hem goed nog in het kort iets te zeggen.
Hij gelooft n.l„ dat de heer Wiersma uitging van een
aantal onjuiste vooronderstellingen, die hem tot een
zekere mate van heftigheid hebben verleid. Spr. ge
looft niet, dat zijn rustig betoog aanleiding daartoe
behoeft te geven. Zijn bedoeling was de volgende. Hij