Il l -1--H» T»T
20
Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 20 December 1950
Spr. is niet voor een commissie, zoals de heer Pols i
voorstelt; wel meent hij, dat het bedrag van 2500,
dat op deze post is geraamd, te laag is.
De heer W. M. de Jong meent, dat het wel moeilijk
is, om een voorstel zo te formuleren, dat het correct is,
ook op dit terrein.
Als hij eventueel tegen het voorstel-Pols stemt, omdat
het inderdaad niet zodanig geformuleerd is, dat het
weergeeft wat toch wel hier en daar leeft, dan wil hij
geacht worden niet tegen een andere commissie te zijn,
die op dit gebied wellicht iets zou kunnen doen. Indien
men buiten de raad in bepaalde kringen suggesties zou
willen doen of als men terecht met bezwaren zou rond
lopen. dan zou het psychologisch niet juist zijn, als er
geen gelegenheid gegeven werd, die dingen te bespre
ken. Als men de zaak eerst eenzijdig heeft bekeken, is
het goed eens te zien, hoe ze in het algemeen uit de
bus komt. Men kan dan de moeilijkheden beter leren
inzien. Spr. voelt wel iets voor de gedachte van een
bescheiden ronde-tafel-conferentie op dit gebied.
Als hij tegen het voorstel-Pols stemt, betekent dit dus
niet. dat hij de zaak niet besproken zou willen hebben.
Met wat de heer Vellenga in dit opzicht heeft gezegd,
kan hij zich wel voor het grootste gedeelte verenigen.
De heer Vellenga kan zich aansluiten bij hetgeen de
heer De Jong heeft gezegd. Heel dit vraagstuk van de
industrievestiging gaat alle raadsleden ter harte en spr.
zou ten enenmale de schijn willen vermijden, dat door
voor- of tegenstemmen aangaande dit voorstel de in
druk naar buiten zou worden gevestigd, alsof er in deze
raad precies één partij het monopolie van het behartigen
van industriebelangen heeft. Die figuur moet men niet
hebben. Wanneer de meeste raadsleden tegen dit voor
stel zullen stemmen, betekent dit niet, dat dezen het
vraagstuk minder belangrijk achten dan de heer Pols
en consorten. Spr. vindt het jammer, dat de heer Pols
met dit voorstel is gekomen. Deze wil de zaak forceren.
Het is zoals de Voorzitter heeft gezegd en men kan
met die uitspraak tevreden zijn dit zal aarzelend
werk zijn. Tastend en voelend zal men misschien een
bepaalde taak kunnen uitmeten. Spr. heeft het op zijn
wijze gezegd en dat heeft bij de heer W. M. de Jong
instemming -gevonden.
De toezegging van de Voorzitter, dat waar mogelijk
en nodig deskundigen aangetrokken zullen worden, in
aanmerking genomen, gelooft spr. niet, dat er behoefte
bestaat, dit voorstel-Pols nog in stemming te brengen.
Het zal overigens aan de heren, die het voorstel in
dienden. zelf liggen, of het in stemming wordt gebracht.
Wanneer van spr.'s kant tegen het voorstel wordt
gestemd, impliceert dit niet, dat men daar de belang
rijkheid van het vraagstuk niet ziet, maar men acht de
vorm volslagen onjuist.
De heer Beuving meent uit de discussie te moeten
opmaken, dat tussen hetgeen de heer Pols voorstelt en
wat door de Voorzitter als zijn mening naar voren is
gebracht, geen verschil kan bestaan. De Voorzitter doet
de toezegging om het advies in te winnen van verschil
lende vakbekwame mensen, maar vergeet daarbij te
vermelden misschien is dat het verschil dat hier
van te gelegener tijd verslag aan de raad zal worden
uitgebracht.
Spr. zou het op prijs stellen, dat de Voorzitter tevens
de toezegging doet, dat het college, na oriëntatie op dit
gebied, verslag aan de raad zal uitbrengen.
De hear Santema seit, dat, as aensens stimd wurde
sil oer dit ütstel en der foarstimmers binne, dy foar-
stimmers der dan net fan biskuldige wurde moatte, dat
hja it wurk, dat troch B. en W. foar yndustrialisaesje
dien wurdt, net op priis stelle soenen. Mar as tonei dat
bilangrike fraechstik neijer bisjoen wurde sil troch in
kommisje, dan docht men der sa soe spr. eigentli
sizze dochs gjin ien partij skea mei. Men is der hj r
allegearre fan oertsjüge, dat dit in wol tige bilangr k
fraechstik is en dat alles hwat dien wurde kin om dizze
saek to bifoarderjen, ek oangrypt wurde moat. Der is
byg. it Yndustryskip fan Eastlik Fryslan. De boarg< -
masters fan ünderskate gemeenten, dy't hjiryn me -
wurkje, binne doedestiids byelkoar stapt en hellen der
allegearre deskundigen op dit gebiet by. Hat men d t
dan op dizze manear ek al net in soarte fan kommise.
sa as de hear Pols dy nou foarstelt?
It wurkterrein fan B. en W. is op it eagenblik ünt-
sachlik breed en wiid en spr. soe sa sizze, dat B. en V/.
elts bisiikjen dat harren help jaen kin, krêftich tajücl je
soenen.
As spr. aensens foar it ütstel fan de hear Pols stir t.
dan wol dat üt noch yn net sizze, dat hy it wurk f m
B. en W. dêrmei desavoueart.
De heer Van der Veen kan zich over het algeme :n
aansluiten bij de heren Pols en Santema. Het gaat h ;r
niet om wat B. en W. gedaan hebben. Het voorst 1-
Pols beoogt de krachten, die in die particuliere kringen,
waar belangstelling bestaat voor het wel en wee v n
onze stad. leven, voor de industrievestiging te ver:a-
melen. Het wil dus, dat de krachten, die bij de burgerij
leven, zoveel mogelijk ook gebruikt worden. Spr. kin
daar werkelijk geen bezwaar in zien. Hij begrijpt de
heren De Jong en Vellenga niet: zij zijn er wel voir,
maar zij stemmen tegen. Dit zal wel liggen aan de voi
van het voorstel. Spr. vindt het niet zo erg, dat de
vorm verkeerd is; wat let de heren die te verander n?
De heer Wiersma is het geheel met de Voorzit er
eens, waar deze, sprekende over de eventuele sam n-
stelling van een commissie, als hier bedoeld, zegt, dat
het mogelijk is, dat in zo'n commissie concurren en
plaats nemen. De fractievoorzitters is dit ook beke id.
Men heeft gisteravond even over deze zaak gesprol en
en toen is dit ook één van spr.'s argumenten gewe st.
Hij zal de zaak thans verder laten rusten, omdat de
heer De Jong het standpunt van spr. c.s. wel zo onge
veer heeft weergegeven. Hij zou er slechts even op il-
len wijzen, dat men hier een herhaling krijgt van vat
zich ook vanmorgen heeft voorgedaan. Ook toer is
critiek geoefend en wel op de uitvoering van een be
langrijk onderdeel van gemeentedienst, waar spr. elf
als raadslid ook ten nauwste bij betrokken is. Da is
een onderdeel, dat op het ogenblik de publieke belang
stelling heeft, n.l. de woonruimtevoorziening en alles
wat daarmee annex is.
Het is spr. niet ontgaan, dat de heer Pols zopas ze de,
dat hij er van overtuigd was, dat hier te weinig ged .an
werd. Hij stelt dus het gemeentebestuur in gebreke.
Spr. c.s. zijn daar echter helemaal niet van overtuigd,
maar gaan hier niet op in. Zij voelen voor de richt ng,
zoals de Voorzitter die ongeveer heeft aangegeven
De heer W. C. Dijkstra gelooft, dat de discussie toch
nog aanleiding geeft tot een enkele opmerking, naast
hetgeen door de heer Vellenga is gezegd.
Bij de inleiding tot dit onderwerp is door de heer
Pols naar voren gebracht, dat er meer propaganda moet
worden gemaakt en daarin hebben spr. c.s. hem geheel
kunnen volgen, en zij menen ook, dat deze post iet te
laag geraamd is. Toen is de heer Pols met zijn voor tel
gekomen. Wanneer spr. er nu aan denkt, dat deze en
man van het automobielbedrijf is, zou hij zeggen, at
hij met zijn voorstel van de eerste op de vierde ver
snelling overschakelde en dat kan nooit goed gaan
Het is niet goed mogelijk, dat een commissie van de
beoogde samenstelling zou worden belast met de werk
zaamheden, die de heer Pols haar wil opdragen. H r-
voor is het E.T.I.F.
Er moet enige afstand genomen worden bij het e-
Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van
bandelen dezer dingen. Er moet over deskundige krach
ten kunnen worden beschikt, die een diepgaand inzicht
hebben in de economie van de stad. In tal van gevallen
zal blijken, dat in een commissie, zoals voorgesteld, die
trachten ontbreken.
Door de heer Santema is het industrieschap Oost-
Fnesland genoemd. Dat heeft de stichtingsvorm en in
het bestuur hebben naast verschillende burgemeesters
vertegenwoordigers van het bedrijfsleven zitting. Maar
dat bestuur heeft zich niet verdiept in de vraag, wat
zou kunnen geschieden; dat heeft het het E.T.I.F. laten
■oen.
I Spr. wil nog even terugkomen op wat de heer V. d.
Veen heeft gezegd. Deze begreep niet hoe men kan zeg
gen er tegen én er voor te zijn. Misschien ligt het aan
het intellect, want dat is toch niet zo moeilijk. Namens
spr.'s fractie is gezegd, dat zij volkomen mee kan gaan
met de stem uit de raad. die voorstelde te trachten rond
het vraagstuk van de industrievestiging actiever op te
treden, maar zij kan niet meegaan met het voorstel in
deze vorm, n.l. tot benoeming van een commissie, die
zich gaat verdiepen in de vraag, welke mogelijkheden
hier liggen; daar bezit zo'n commissie de kracht niet
voor.
jDHet was spr. een behoefte dit te berde te brengen.
jTDe heer Kamstra kreeg zopas de indruk, dat de raad
in angst zat. De een zegt: gesteld, dat ik tegen het
voorstel-Pols stem; dan wil dat niet zeggen, dat ik tegen
industrialisatie ben. En een ander deelt mede: als wij
voor het voorstel-Pols stemmen, dan betekent dat niet,
dat wij tegen het college zijn.
Er zijn, aldus spr., instanties genoeg om adviezen te
verstrekken, o.a. het E.T.I.F.
jjWanneer de heer Pols zich had bepaald tot het punt
Propaganda en had gevraagd meer propaganda te ma
ken, dan was spr. er mee accoord gegaan. Wat hem
betreft, zou de leuze mogen zijn: Vestig Uw industrie
in Leeuwarden!
i Spr. meent echter, dat men er eerst eens over moet
praten, wat voor industrie hier het best zal passen.
Hij is niet voor het voorstel-Pols.
De Voorzitter zou ten slotte nog een enkel woord
willen zeggen. Hij is het met de sprekers eens, die op
merkten, dat hier verschillende onderwerpen in bespre
king zijn.
Daar is eerst de vraag i.z. de mogelijkheid van in
dustrievestiging in het algemeen, dus: is Leeuwarden
een geschikte plaats om industrie zonder dan een
bepaalde industrie op het oog te hebben op te
nemen?
Een andere vraag is: is deze gemeente in staat om
bepaalde, met name aangeduide, industrieën aan te trek
ken? Hier is dus sprake van industrie, die op een be
paald ogenblik een vestigingsplaats zoekt, hetzij voor
hoofdbedrijf, hetzij voor nevenbedrijf.
En een derde vraag is: hoe zijn het beste de moge
lijkheden tot vestiging, die in de gemeente Leeuwarden
schuilen dat zijn dus de mogelijkheden van terrein,
van verbindingen te water en te land, van energie- en
watervoorziening, van opleiding van personeel, kortom
van alles wat daarmee annex is bekend te maken
bij die mensen of groepen van mensen, die overwegen
om ergens in het land een industrie te vestigen?
Dit laatste is dus het punt van de propaganda, of
reclame zo men wil.
Hier zijn dus minstens drie verschillende onderwer
pen,ndie natuurlijk wel enige samenhang hebben, maar
elk toch als zodanig wel onderscheiden moeten worden.
Het eerste punt: de mogelijkheid van industrie
vestiging in het algemeen, wordt in dit voorstel ge
noemd. Er moet, zo wil men, een commissie komen,
welke die mogelijkheid nader onderzoekt. Spr. heeft
zopas al verklaard, dat B. en W. hieraan niet behoefte
hebben. Er is immers het Welvaartsrapport van het
Leeuwarden van Woensdag 20 December 1950. 21
E.T.I.F., dat, als spr. zich niet sterk vergist, nu twee
jaar oud is. Wanneer er nadere onderzoekingen moeten
worden gedaan, dan is daar het E.T.I.F. naast de Rijks-
nijverheidsdienst en het Directoraat-Generaal voor de
Industrialisatie.
De mogelijkheden, zeer in het algemeen, zijn dus wel
bekend. Wanneer deze commissie er zou komen, zou ze
eigenlijk tot taak hebben een tweede welvaartsrapport
J uit te brengen en dat lijkt spr. niet juist.
Met de vraag: hoe trekt men bepaalde concrete be
drijven aan, kan zo'n commissie zich ook niet bezig
houden. Dat is een vraag van voorlichting, maar niet
alleen daarvan, ook van onderhandelen, van contacten
leggen e.d. Die taak behoort niet in handen van een
commissie van de bedoelde samenstelling.
De derde vraag betreft de reclame. Spr. heeft zopas
al gezegd, dat B. en W. van hun kant er zeer wel toe
bereid zijn, om in dat opzicht adviezen in te winnen
van dieqenen, die dergelijke adviezen kunnen en willen
i geven. En zij zijn ook bereid om, wanneer er een eerste
contact is gelegd t.a.v. het concrete object, waarvoor
B. en W. plannen hebben, die spr. zopas heeft genoemd,
te bekijken, of er mogelijkheden zijn, en zo ja, welke,
om dit contact in de eerste plaats vast te houden en
het zo mogelijk uit te breiden. Zo ziet spr. deze zaak.
Hij ziet haar dus niet zoals de heer V. d. Veen, die
meent, dat men het nu maar met een verzameling van
krachten moet beproeven. Om wat te doen? Aan een
verzameling van krachten in het algemeen bestaat hier
geen behoefte. Wel is er behoefte deze zaak concreet
te zien. En wanneer het gemeentebestuur andere men
sen vraagt om hem ter zijde te staan, mag het van deze
mensen ook een concrete hulp verwachten. Het moet
dus niet zijn een adviescollege in het algemeen, dat
eigenlijk zelf niet weet hoe het met zijn opdracht aan
moet.
Spr. zal blijven ontraden, dit voorstel aan te nemen.
De heren Pols, V. d. Vegte, Leffertstra en V. d. Veen
handhaven hun voorstel en vragen stemming.
Het voorstel wordt verworpen met 27 stemmen tegen
en 7 stemmen vóór, die van de heren Beuving, Lef
fertstra, V. d. Veen, V. d. Vegte, V. d. Meer, Pols en
Santema.
Volgno. 44 wordt onveranderd vastgesteld.
Volgno. 70. Kosten in verband met de uitbreiding
der gemeente29.012,
De hear A. Witteveen leit dit punt tige nei oan it
hert. Spr. wol graech hwat sizze oer de ütwreiding fan
de stêd en ek oer de mooglikheden, dy't der neffens
him foar it moderne Ljouwert binne. Hy wol wur-
dearring ütsprekke foar al it goede, dat dit kolleezje
en foargeande stedsbistjüren op boukundich en boukun-
stich gebiet dien hawwe. Mar derneist is it ek de taek
fan in riedslid om opbouwende krityk to leverjen en
sadwaende ta utering to bringen hwat der by in diel
fan de boargerij libbet.
Fan de flaters, dy't hjir op stedeboukundich gebiet
makke binne (oer it tiidrek fan likernoch 25 jier, dat
efter de rêch is) wol spr. inkelde neame; it binne de
folgjende.
In earder gemeentebistjür hat oan in Amsterdamske
architekt plannen en advizen frege oangeande de üt
wreiding fan üs stêd. Dêr is doedestiids net folie goeds
fan tolanne kommen. Spr. is bliid, dat men hjir nou seis
in stedeboukundige tsjinst hat, dy't yn üs formidden
tahaldt en mei alles hwat hjir libbet en stribbet yn syn
plannen rekken halde kin. It slimste is, dat de forkearde
plannen van Gratama mei skuld hawwe, dat hjir man-
nich fout makke is en dat men hjir mei it ütwreidingsplan
sa hopeleas efterop is. Mar al soe de stedeboukundige
tsjinst fan de stêd Ljouwert folslein biset wêze, al soe
der genóch personeel wêze om de efterstan yn to heljen,