28 Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 20 December 1950
Groningen. Daar zijn niet in alle kleinere plaatsen zie
kenhuizen. wat men hier in Friesland wel krijgt.
Spr. meent, dat een commissie, die door Ged. Staten
benoemd is, nooit speciaal de belangen van Leeuwarden
kan zien. Hij zou B. en W. willen vragen, deze aan
gelegenheid goed te volgen; de belangen van Leeu
warden zijn niet altijd dezelfde als die van Friesland
en omgekeerd ook niet.
Het Diakonessenhuis en het St. Bonifacius Hospitaal
dreigen te klein te worden. Nu kan dit probleem op
gelost worden door kleinere plaatselijke ziekenhuizen,
maar wil men centralisatie, dan zou in de verre toe
komst wel eens een groot gemeentelijk ziekenhuis nodig
kunnen zijn.
Volgno. 144. Subsidies ten behoeve van de bestrij
ding van de tuberculose3.800,
De heer Pols heeft hierbij in de sectie gevraagd, of
het niet mogelijk is. de Leeuwarder burgerij te laten
doorlichten, in navolqing ook van andere grote plaat
sen in den lande. Nu zeggen B. en W.. dat dit om
organisatorische redenen erg moeilijk is. Dat weet spr.
niet. Als het in Delft kan en in andere grote steden,
dan moet het hier organisatorisch ook kunnen. Hoe
hoog de kosten zijn. weet hij niet. maar hij acht deze
zaak wel van zeer veel belang.
Het onderzoek in Delft heeft belangrijke resultaten
opgeleverd. In heel veel gevallen wisten de mensen zelf
niet, dat ze door de ernstige ziekte bedreigd werden.
Men mag hier het doorlichten dus niet om de kosten
laten, maar men moet zeggen: het is noodzakelijk. Spr.
zou er met klem op willen aandringen, dat B. en W.
dit geval nog eens bekijken. Er zitten heel aardige
dingen in. In Delft bleek een aantal personen een rib
te veel te hebben. Dat lijkt spr. iets voor Minister
Lieftinck. Anderen hadden het hart niet op de goede
plaats. En het lijkt spr. wenselijk, dat het gemeente
bestuur weet, hoeveel mensen het hart wèl op de goede
plaatshebben. (Vrolijkheid).
Mevr. Vondeling-Van 't Hof zou t.a.v. dit onderwerp
een iets andere toon willen laten horen, omdat zij in
formaties heeft ingewonnen bij de betrokken instanties
en wèl weet, welke de aan het onderzoek verbonden
kosten zijn. Dit jaar kan de doorlichting om organisa
torische redenen nog niet plaats hebben, maar aan het
consultatiebureau was toegezegd (blijkbaar had men
goede verwachtingen van de Marshall-hulp!), dat er
een apparatuur bij zou komen.
Nu wilde spr. B. en W. vragen, of zij, als de ap
paratuur zodanig is, dat een onderzoek op grote schaal
kan geschieden, dan inderdaad ook waakzaam willen
zijn. De t.b.c. is op het ogenblik wel niet zo'n volks
ziekte als bijv. de rheuma, maar het besmettingsgevaar
is bij deze ziekte groot. Gelukkig is onze stad nog ven»
schoond van schoolbesmetting of iets dergelijks, maar
waakzaamheid is altijd geboden en die verwacht spr.
zeker van dit college.
Volgno. 154. Subsidie aan het instituut voor de
Geestelijke Gezondheidszorg in Friesland f 1.590,
De heer "W. M. de Jong zegt, dat het verslag van
rapporteurs onder „Algemeen'' iets vermeldt over de
kwestie van subsidies, maar daaraan is een opmerking
t.a.v. een bepaalde vereniging, n.l. de Bond tegen het
schenden door het vloeken van Gods Heiligen Naam
toegevoegd. Spr. zou deze zaak bij Hfdst. IV, dat thans
aan de orde is, ter sprake willen brengen en hij zou
willen voorstellen om een post 154a in te voegen, waar
op dan het tientje, dat het vorige jaar nog niet is ver
leend, kan worden gevoteerd. Volgno. 154 betreft sub
sidie voor geestelijke volksgezondheidszorg in Fries
land en spr. heeft het vorige jaar al betoogd, dat volgens
hem c.s. deze kwestie ook op het niveau van de gees
telijke volksgezondheid ligt. Ze zou echter ook bij een
andere post kunnen worden behandeld.
Deze kwestie lijkt de Voorzitter zeer bepaald niet
bij deze post of onder dit hoofdstuk te behoren, maa
de vraag onder welke post of welk hoofdstuk het nu
v/el zou vallen, zou spr. niet zo direct in positieve zin
durven beantwoorden.
De heer W. M. de Jong vond de aanvrage in de
portefeuille van Hfdst. II, maar naar zijn bescheiden
mening behoort het onder Hfdst. IV. Hoe het echter
zij, spr. moest er toch ergens over beginnen.
De Voorzitter meent, dat de heer De Jong zijn ti d
voorbij heeft laten gaan, maar wil in dit opzicht niet
formeel zijn en de spreker z'n gang laten gaan.
De heer W. M. de Jong herinnert er aan, dat het
vorige jaar in de Aanbiedingsbrief is gezegd, dat r
eigenlijk principieel een einde gemaakt moest worden
aan het verlenen van subsidies aan diverse, zij het a n
ook sympathieke, verenigingen. En ook in de vergade
ring, waarin de vorige begroting is behandeld, is over
die zaak even gesproken; toen heeft de Voorzitter ze r
sterk de nadruk gelegd op het feit, dat het er eigenh k
om ging een principiële dam op te werpen tegen to -
neming van het aantal subsidies, hoezeer die subsid s
op zich zelf ook nodig of wenselijk zouden kunnen zijn.
De Voorzitter zeide:
,,A!s deze (de wethouder) zegt, dat het andere dan finana le
redenen zijn geweest.die dit advies hebben bepaald, dan is dit
eigenlijk niet juist. B. en W. hebben uit financiële overwegingen
besloten geen nieuwe subsidies te verlenen. Het is dus min ol
meer een principiële zaak.
In dat licht heeft men toen die zaak moeten zi n.
Spr. maakt zich sterk, dat verschillende raadsleden zch
door dat argument hebben laten beïnvloeden, wat tij
zich kan voorstellen, te meer. omdat de Voorzitter r at
zeer pertinent en principieel heeft gesteld. Daarom be
vreemdt het spr., dat nu in de Mem.v.A. staat: „Op
grond van het besluit van 10 Januari van dit jaar heb
ben wij dit subsidie niet voorgesteld
Thans worden echter enkele nieuwe subsidies, c a
aan „Heemschut", voorgesteld. Spr. mag wel niet zeg
gen, dat er in dit opzicht een principiële koerswijzig. ig
is gekomen (wat hij zich wel had kunnen voorstede
maar men staat nu wel iets anders t.a.v. het vraag
stuk der subsidies. Daardoor komt de raad nu ook iets
anders tegenover het tientje van toen te staan, Ie
vorige keer is het voorstel om 10,subsidie aan
de genoemde bond te verlenen met 16 tegen 15 stemmen
verworpen. Instede van dit subsidie thans te verleien
(men wordt van dit tientje niet armer of rijker), be
roept men zich nu op de beslissing van de raad van
10 Januari 1950. Dat gaat echter niet helemaal op. 9e
raad heeft zich toen, zoals spr. reeds zeide, laten be
ïnvloeden door het argument van de Voorzitter, dat
de subsidieverlening stopgezet moest worden. Nu ligt
de zaak iets anders.
Spr. stelt daarom voor een subsidie van 10,te
verlenen aan de Bond tegen het schenden door het
vloeken van Gods Heiligen Naam. Hij behoeft dit. na
wat hij destijds heeft gezegd, niet meer breedvoerig toe
te lichten. Er waren toen raadsleden, die zeiden: vloeken
is wel een groot kwaad en het moet inderdaad worden
bestreden, maar dat moet gebeuren door gezin en kerk.
Spr. heeft toen gezegd, dat dit zowel als ieder ander
kwaad daar allereerst moet worden bestreden, maar dat
dit kwaad bij uitstek op publiek terrein ligt. Als hier
geen rechtstreekse taak ligt voor de overheid, laten
wij dan, aldus spr., deze vereniging, die specifiek de
sector van de geestelijke volksgezondheid bestrijkt, hel
pen. Hij hoopt, dat deze keer dit subsidie naast Je
andere, bijv. aan „Heemschut," op de begroting ge
plaatst zal worden.
De Voorzitter heeft het volgende voorstel van de
heer W. M. de Jong ontvangen:
Ver ag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 20 December 1950.
29
,,Op te nemen als volgnummer 154A:
Subsidie aan de Bond tegen het schenden door het
vloeken van Gods Heiligen Naam 10,
liet voorstel wordt gesteund door de heren V. d.
Meer en Santema.
De heer Geerts (weth.) kan kort zijn in zijn ant
woord. Verleden jaar is er in deze raad, die toen van
c elfde samenstelling was, een lange discussie over dit
onderwerp gevoerd. Nu komt het weer ter sprake en
zou heel eenvoudig zijn weer eenzelfde lange dis
cussie uit te lokken.
In het verslag van de vorige begrotingsvergadering
staat, dat spr. het volgende heeft gezegd:
„De heer Geerts (weth.) heeft vanmorgen al sterk aangedron
gen op zuinigheid en reeds gewezen op de moeilijkheden, aan het
verlenen van subsidie verbonden. Hij zou onwaarheid spreken,
als hij zegt, dat dit verzoek om subsidie is afgewezen op grond
van budgetaire overwegingen. Hier hebben inderdaad andere
overwegingen gegolden. Spr. kan het met de voorstellers eens
zijn, dat vloeken een kwaad is, zoals ook huichelarij en schijn
heiligheid een kwaad is. Hij is het ook met hen eens, dat het
kwaad van het vloeken bestreden moet worden, maar hij meent,
dat dit niet speciaal door de overheid behoeft te geschieden, doch
1 door kerk, gezin, school en jeugdverenigingen. Dat is dan ook de
reden geweest, dat de meerderheid van het college heeft gemeend, j
deze vereniging niet voor subsidie in aanmerking te moeten laten
komen."
In tweede instantie heeft spr. gezegd:
..Hij wil niet zijn argumenten herhalen. Hij heeft gezegd, dat
I de gemeente van die tien gulden niet armer of rijker wordt en
I dat het college uit anderen hoofde gemeend heeft, dit subsidie
I niet op de begroting te moeten brengen. Uit het jaarverslag van
I de vereniging blijkt wel, dat het subsidiebedrag niet van zoveel j
belang is. De bedoeling van deze actie om subsidie te verkrijgen J
I is duidelijk. In alle gemeenten is deze zaak aan de orde geweest
I en is er over gediscussieerd welke taak de overheid in dezen
I heeft. De vereniging vindt het belangrijker, dat de kwestie aan
I de orde is gekomen, dan dat er subsidie wordt verleend en dus
I heeft ze haar zin gekregen."
Het is niet om zich er af te maken, dat spr. uit de
notulen van het vorige jaar voorleest, maar om te de
monstreren, dat het onelegant is, dat eenzelfde groep
vjan mensen, die een bepaalde beslissing nemen, die zou
herroepen en spr. kan zich niet voorstellen, dat iemand
uit de raad zijn stem anders zou uitbrengen dan het
vorige jaar. Het is misschien wat eenzijdig, maar ook
de heer De Jong is eenzijdig geweest, want hij haalde
alleen de woorden van de Voorzitter aan, terwijl spr.
toen duidelijk heeft laten uitkomen, dat de financiële
kant geen punt van overweging is geweest.
:j De Voorzitter vraagt wie over het voorstel-De Jong
nog het woord verlangt.
De heer W. M. de Jong wil zich tot de formele kant
van de zaak beperken. Ze is zopas niet al te best uit
de doekjes gekomen. Spr. heeft niet opzettelijk verzwe
gen, wat de heer Geerts indertijd naar voren heeft ge
bracht. Hij waardeert het zeer, dat deze zich altijd zo
duidelijk uitdrukt, nuchter en zakelijk, hoewel spr. zijn
mening niet altijd deelt.
Het vorige jaar bij de begrotingsbehandeling hebben
en W. in de Aanbiedingsbrief een uitvoerige moti-
vering gegeven van de subsidiepolitiek. Het stond er zo:
"Ook voor dit begrotingsjaar is wederom een aantal verzoeken
om subsidiering door diverse verenigingen en instellingen tot de
raad gericht. Hoewel de doelstellingen, die deze vereniginqen en
instellingen nastreven, veelal onze sympathie hebben, achten wij
net met mogelijk telkenjare het aantal gesubsidieerde vereniqinqen
I111) te breiden, zulks met het oog op de daaraan verbonden finan
ciële consequenties. In dit verband moge worden verwezen naar
etgeen hiervoor t.a.v. de financiële positie van de gemeente is
vermeid. Voorgesteld wordt derhalve afwijzend te beschikken op
jae navolgende subsidie-aanvragen:
Naamsen?"" SChenden d°°r het vloeken van Gods Heiligen
Naar spr.'s mening laat dit aan duidelijkheid niet
zoveel te wensen over. De wethouder van Financiën
toen een min of meer persoonlijk geluid laten
horen, hetgeen wel blijkt uit hetgeen de heer Geerts zo
juist heeft voorgelezen. De Voorzitter had echter be
hoefte de woorden van de wethouder aan te vullen en
sprak weer meer in de richting van de Aanbiedingsbrief.
Hij zei het zo:
„Als deze (de wethouder) zegt, dat het andere dan financiële
redenen zijn geweest, die dit advies hebben bepaald, dan is dat
eigenlijk niet juist. B. en W. hebben besloten uit financiële over
wegingen geen nieuwe subsidies te verlenen. Het is dus min of
meer een principiële zaak. Het hangt niet af van de grootte van
het bedrag, maar van de begrotingspositie.''
Verder is nog aangevoerd, dat de gemeente alleen
subsidie pleegt te verlenen, wanneer de gemeentehuis
houding er mee annex is en dus niet aan landelijke ver
enigingen met een algemeen doel. Ook ten opzichte van
deze stelling is dit jaar enige verandering gekomen. De
bond „Heemschut" is een landelijke vereniging en een
nieuw geval. Spr. meent dan ook, dat hij terecht gewe
zen heeft op het verschil, dat er is tussen verleden jaar
en nu. Het is best, dat men dat verschil niet ziet, maar
spr. ziet het wel. Op grond van dit verschil is het niet
juist, dat men zonder meer kan zeggen, dat hier toch
dezelfde mensen zitten als het vorige jaar en dat de raad
onder deze omstandigheden, die ongeveer dezelfde zijn
als toen, ook dezelfde beslissing moet nemen.
Spr. kan het respecteren, dat iemand het zo ziet, maar
hij is van mening, dat de kwestie nu iets anders ligt en
wil daarom graag een beroep op de raad doen, om naast
het eventuele subsidie aan „Heemschut", dat hij overi
gens graag wil verlenen, ook het subsidie, in zijn voor
stel bedoeld, uit te trekken en de opvattingen van het
vorige jaar te doorbreken.
De heer Vellenga moge in navolging en ter onder
steuning van datgene wat „onze nuchtere en zakelijke
wethouder van Financiën" al heeft gezegd, ook vol
staan met voorlezing van wat spr. in de vorige begro
tingsvergadering over deze zaak heeft opgemerkt. Daar
wil hij aan toevoegen, dat hij er ook nu nog precies zo
over denkt als toen.
„Van de Bond tegen het schenden door het vloeken van Gods
Heiligen Naam heeft spr. wel eens gehoord, maar hij gelooft niet,
dat het streven van deze bond veel uitwerking heeft, waarmee
hij aan het streven van dergelijke organisaties niets wil afdoen.
Hij meent echter, dat voor hetgeen hier wordt nagestreefd, geen
bond nodig is. Hij ziet het zuiver als een zaak van de kerk en
van de gelovigen."
Wanneer dus heel spr.'s fractie op grond van welke
motieven dan ook meent, dat die bond niet nodig is, zal
ze ook deze subsidie niet nodig achten, waarmede naar
spr.'s mening aan de taak van de overheid op dit gebied
niets te kort wordt gedaan.
De heer Geerts (weth.) heeft geen behoefte, verder
op deze zaak in te gaan. Hij staat nog op precies
hetzelfde standpunt als hij verleden jaar stond. Be
grotingstechnisch gezien, behoort deze kwestie thuis op
Hfdst. II.
De Voorzitter heeft wat de wethouder het laatst op
merkte, zojuist ook al gezegd. Laat men het zo opvatten,
dat het hier gaat om de inhoud van het voorstel. Mocht
het worden aangenomen, dan zal de raad wel zo goed
willen zijn, B. en W. te machtigen de juiste plaats voor
de post uit te zoeken.
De heer W. M. de Jong vraagt stemming.
Het voorstel-W\ M. de Jong wordt verworpen met
18 tegen 14 stemmen. (Vóór stemden de heren V. d.
Meer, Kamstra, K. de Jong, W. M. de Jong. Santema,
mevr. HeijmeijerCroon en de heren G. de Jong.
D. Witteveen, A. Witteveen, Leffertstra, V. d. Veen.
Stobbe, WJersma en V. d. Vegte.
De heer V. d. Schaaf was tijdens de stemming
afwezig.