42 Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 20 December 1950 zelfde moeilijkheden als de eerder door spr. genoemden. Hij zou er bij B. en W. op aan willen dringen èn in het belang der betrokkenen èn in het belang der gemeente een norm te stellen en wel deze: ieder, die minder in komsten geniet dan 300,per jaar boven de Sociale Bijstandsregeling, kan zich met een verzoek tot Sociale Zaken richten om in aanmerking te komen voor de premie van de ziekteverzekering.Deze categorie is niet zo groot en hier zou men het goede voorbeeld van andere gemeenten kunnen volgen. De Voorzitter zou, voordat de raad met dit punt verder gaat, ter voorkoming van verwarring in de dis cussie, een formele opmerking willen maken. Het punt. dat de heer Heijstra aanroert, is een kwestie van M.H waarvan de begroting al door de raad is vastgesteld. Bovendien heeft de gemeenteraad daarover op deze wijze niets te zeggen; hij kan alleen het saldo van die begroting voteren in de vorm van subsidie en dat gebeurt dan op volgno. 550. Het is echter niet aan de raad, noch aan B. en W. om de hier genoemde rege ling vast te stellen. Dat is een kwestie voor het bestuur van M.H. De heer Beeksma (weth.) is blij, dat de Voorzitter hem nog even het woord geeft. Spr. heeft vandaag de gelegenheid niet gehad en het zou toch jammer zijn, dat een begrotingsvergadering ten einde liep. zonder dat de wethouder van Sociale Zaken ook maar een woord had gezegd. Inderdaad heeft de Voorzitter formeel ge lijk. maar als spr. de heer Heijstra goed begrijpt, dan bedoelt deze nog even meer dan wat hij hier gezegd heeft. De Tweede Kamer heeft het wetsvoorstel aan genomen om degenen, die de nooduitkering genieten, verplicht te verzekeren tegen het lage bedrag van 18, per jaar of 1,50 per maand. De wet is nog niet in het Staatsblad verschenen, is dus thans nog niet in werking en het is de vraag, of zij 1 Januari a.s. in werking komt, al is het wel te hopen. Maar bovendien is nog in voorbereiding een wets ontwerp om ook de kleine rentetrekkers, zoals zij, die invaliditeits- of ongevallenrente trekken, in deze rege ling op te nemen. Dan blijven er niet zovelen meer over: slechts een enkele kleine zelfstandige en degenen, die bijv. van de burgerlijke pensioenfondsen pensioen ont vangen. Nu is het inderdaad, zoals de Voorzitter zegt en zoals ook de heer Heijstra reeds opmerkte: het spreekt haast vanzelf, dat degenen, die met hun in komsten niet toe kunnen, onder de regeling van M.H. vallen en dus vanzelf wel worden tegemoet gekomen. Maar nu stelt de heer Heijstra voor, om voor degenen, die minder inkomsten dan 300,boven de Sociale Bijstandsregeling hebben, maar toch boven de lage norm liggen, een regeling te treffen t.a.v. de vrijwillige verzekering en nu kunnen hier twee dingen gebeuren: men zal deze mensen in dit opzicht kunnen onder brengen bij M.H., waardoor men hen zal noodzaken een gang te ondernemen, waarvan zij liever verschoond blijven óf men zou een gemeentelijke regeling kunnen maken, die dus buiten M.H. valt en door de raad zal moeten worden vastgesteld. Men zou ook kunnen zeggenhet aantal personen, die hun ziektepremie niet kunnen betalen, is niet zo groot; ze willen liever niet bij M.H. aankloppen en daarom geeft de gemeente een zeker bedrag aan het ziekenfonds. Daar echter deze zaken op het ogenblik nog niet definitief zijn geregeld (de genoemde wet moet nog in het Staatsblad ver schijnen en het wetsvoorstel betreffende invoeging van de categorieën invaliditeits- en ongevallenrentetrekkers is nog niet in behandeling), is op het ogenblik nog niet te overzien, welke categorieën er overblijven. Daarom zou spr. willen voorstellen, dat B. en W. dit nog even in de gaten houden en mocht t.z.t. de behoefte ontstaan om hier een gemeentelijke regeling tot stand te brengen, dan kan daar opnieuw over gepraat worden. De heer Heijstra wil even opheldering geven. Het volgende is spr.'s bedoeling. De mensen, die bij M.f terecht komen, krijgen de verhoging van 1,50 wel terug, maar zij, wier inkomsten juist even boven de norm van het steunbedrag van Sociale Zaken uitkome en die in de ongunstigste positie verkeren, kunnen straks bij M.H. niet terecht en zijn ook niet verplicht verzekerd, met als gevolg, dat, als zich in dergelijke gezinnen een ziektegeval voordoet, men niet zelfstandig de kosten kan betalen. Dan moeten deze mensen toch een beroep doen op Sociale Zaken; deze dienst zal dut dan waarschijnlijk wel betalen, maar dat betekent den meteen een verzwaring van zijn lasten. Spr. wilde dit voorkomen door een gemeentelijke voorziening, waa - voor o.a. invaliditeitsrentetrekkers in aanmerking kun nen komen. De gemeente zou in dezen overleg met ce ziekenfondsen kunnen plegen. De Voorzitter zegt, dat deze zaak zonder bepaalde rijksregeling, krachtens welke de gemeente een bepaalde bijslag of iets dergelijks geven kan, onder de Armenw :t valt. Ze kan dus slechts onder deze algemene subsidi - post vallen en natuurlijk niet onder volgno. 546: kosten van de gemeentelijke dienst voor Sociale Zaken. De rijksregeling bestaat nog niet, maar is komende; als e komt, zijn B. en W. van hun kant gaarne bereid, cm deze zaak nader te bekijken, wat zij nu trouwens o k v/el zijn. Er kunnen echter in de door de heer Heijstra voorgestelde zin toch geen uitgaven worden gedaan, of er moet een bepaalde begrotingspost voor zijn. D m zouden B. en W. crediet van de raad moeten hebben. Spr. zou de heer Heijstra willen voorstellen, dat B. n W. zijn suggestie tot zich nemen om te zien wat zij et mee kunnen doen. Spr. vraagt, of de wethouder zich daar ook mee verenigen kan. De heer Beeksma (weth.): Ja. Volgno. 550 wordt onveranderd vastgesteld. Volgno. 564. Subsidie aan de Stichting „Gezinszorg Leeuwarden f 4.000, De heer K. de Jong vraagt de aandacht voor een vi r- tal punten. In de eerste plaats de rijksregeling. D :e gaat er van uit, dat de gezinszorg een plaatselijk belang is. Het rijkssubsidie wordt uitgekeerd op basis van de prestaties, die door de verschillende organisaties, lie zich met gezinszorg bezighouden, worden geleverd, d.w.z. naar het aantal verzorgingsdagen. Ieder is ver er vrij. Het gemeentelijk subsidie moet echter voorop sta n, terwijl het rijkssubsidie dan nog gebonden is aan en maximum. Ten tweede de Centrale Raad voor de Gezinsz' rg, waarin 3 groepen zijn vertegenwoordigd: de huma is- tische, als spr. het zo noemen mag, de kerkelijke en de interkerkelijke groep. In de derde plaats het gemeentelijk subsidie. Hierbij laat de gemeente, in tegenstelling tot het rijk, de groe: n niet vrij. Ze gaat naar spr.'s mening hierbij uit van n onjuiste veronderstelling. In andere gemeenten is it ook anders geregeld, b.v. in Het Bildt en in Franel r. Er mag hier geen dwangbuis worden aangelegd, maar iedere groep moet vrij gelaten worden, en gelijkelijk ge subsidieerd. Volgens B. en W. neemt de U.V.V. een uitzonde ringspositie in en het subsidie aan haar wordt niet be rekend naar het aantal verzorgingsdagen, maar n zekere zin onafhankelijk van de geleverde prestaties vastgesteld. Het is dus best mogelijk, dat dit subsi e in verhouding tot wat het rijk zou doen te hoog is. Zou het ook gebaseerd zijn op het aantal verzorgingsdag i. dan zou een betere basis verkregen worden. Doorcat het thans bij voorbaat wordt vastgesteld op een vast bedrag, zou het kunnen zijn, dat het rijk minder zou behoeven te subsidiëren, dan wanneer het gegrond was op iet aantal verzorgingsdagen. hetgeen spr. juister vindt. Ten slotte de Stichting zelf. Stichting Protestants-Christelijke Gezinsverzor- gir zou een splijtzwam zijn van de algemene stichting, die een onderdeel is van de U.V.V. Dit ontkent spr. Zi niet voortgekomen uit de kringen van de U.V.V., ma; is zuiver gevormd uit de diaconale sfeer, die zelfs zo 'eng naar voren kwam, dat men zich moest afvra- f het niet wenselijk was zich op breder terrein te eren in een afzonderlijke, interkerkelijk georga- de stichting, waarin alle protestantse groepen 1 verenigd. Deze stichting is tot stand gekomen en steeds groeiende. Er zijn 3 gezinsverzorgsters: 2 in Leeuwarden en 1 in Huizum. Door het niet toe- in n van een subsidie aan deze stichting blijft de ge- me Leeuwarden min of meer in gebreke, aangezien dc csregeling over de subsidiëring t.b.v. de gezins- zo; duidelijke taal spreekt en zegt, dat eerst de ge en moeten subsidiëren en dat daarna het Rijk en .nvullend subsidie geeft. Leeuwarden neemt met !'C .1 subsidiëren van de U.V.V. een standpunt in, Cai lijnrecht in strijd is met het van rijkswege ingenomen ndpunt. Bovendien zou hier iets besloten kunnen v rden, dat de raad achteraf zou spijten. Spr. heeft de ruk, dat de Stichting Protestants-Christelijke Ge- verzorging toch doorgaat. Misschien kan het feit, c. er meer van dergelijke organisaties zijn, er toe bij- ci igen, dat men de vrijheid krijgt, die men nu mist. s het niet mogelijk, dat B. en W. zich nog eens b rzinnen over dit vraagstuk en nagaan, of het subsidie niet beter zonder meer gebaseerd kan worden op het aantal verzorgingsdagen, die de in aanmerking komende organisaties voor haar rekening nemen, waarbij uitge gaan zou moeten worden van de normen, die ook van rijkswege naar voren zijn gebracht. Wanneer zich dan a Jere verbanden vormen, moeten deze worden erkend en aanvaard. Men moet daar vrij in zijn. Het is niet ui dat de gemeente de bevolkingsgroepen in dit op zicht in een dwangbuis wil plaatsen. De heer V. d. Meer komt ter vergadering. ïcer Vellenga zou graag over dit onderwerp een ir opmerkingen willen maken. Inderdaad bestaat op it gebied een rijksregeling, als door de heer De Jong letst. Deze regeling schept ruimte voor verschillen- akeringen om op dit gebied werkzaam te zijn en m >epaalde organisaties in het leven te roepen. Spr. ach ook het geval kunnen voorstellen, dat, waar en dergelijk instituut wel bestaat en de practijk erg n< edigend is, men op de rijksregeling terugvalt en iden gaat werken. Nu heeft de heer De Jong op e practijk in andere gemeenten gewezen. Dis is spr. -vel bekend. Maar de heer De Jong moet niet ver- -et|''i dat heel veel van de inrichtingen en organisaties bedoelde gemeenten pas van de laatste één of twee ■aar iterem Bij de Leeuwarder situatie is het woord ■da gbuis" eigenlijk niet op zijn plaats. Datgene wat n deze gemeente op het gebied van gezinszorg an i Fes teert, is historisch ontstaan. Mensen van ver- Ba lullende levensovertuiging hebben na de Bevrijding ■jugene gerealiseerd, wat in bezettingsjaren is gegroeid, ■ctijk der bestaande inrichting geeft dit beeld te lat mensen van verschillende levensovertuiging samenwerken; het bestuur is veelzijdig samenge- de meeste richtingen zijn daarin wel vertegen- S aigd. Ook de gezinsverzorgsters zijn van verschil- d'Westelijke pluimage. Spr. meent dan ook, dat men, de historische groei en gezien het feit, dat de niet onbevredigend is, vooralsnog de bestaande vorm moet aanhouden. Hij heeft vanmorgen bij de alg. j beschouwingen ook al naar voren gebracht, dat men een gemeenschappelijke opzet, waar die mogelijkheid is en zo die aan niemands levensovertuiging te kort doet en de gelegenheid open laat om iedere schakering in het werk te betrekken, niet kapot mag maken. Ook de Prot.- Christelijken kunnen in de bestaande verhoudingen in het werk participeren en dat gebeurt ook. Spr. kan dan ook namens zijn fractie zeggen, dat zij vooralsnog de opzet verantwoord acht. Zij meent, dat het college, wat het verzoek om subsidie van Prot.-Christelijke zijde betreft, in de gegeven omstandigheden in alle opzichten juist handelt. De heer Geerts (weth.) behoeft aan hetgeen de heer j Vellenga heeft gezegd niet veel toe te voegen, want deze heeft precies hetzelfde betoogd als wat spr. had willen zeggen. De heer De Jong heeft gevraagd: willen B. en W. nog eens overwegen om met een nieuw voorstel te komen? Spr. meent, dat dit niet nodig is, J omdat B. en W. deze kwestie te voren heel wel hebben overwogen en de heer De Jong niet met nieuwe mo- tieven is gekomen. De rijksregeling (Centrale Raad voor Gezinszorg) is B. en W. volledig bekend; ook weten zij, dat er in andere plaatsen en provincies andere regelingen zijn. De overweging van B. en W. t.a.v. het verzoek van Prot.-Chr. zijde is de volgende ge weest, ook door de heer Vellenga reeds genoemd. Na de oorlog is een groepering van mensen van verschillende richtingen bij elkaar gekomen en zij heeft dit werk ge daan en goed gedaan. In het bestuur zijn verschillende richtingen vertegenwoordigd en de verzorgsters zijn op het ogenblik als volgt te verdelen: 4 Orthodox-Her vormden. 3 Gereformeerden, 6 Vrijzinnigen en 3 van onbekende richting. Het werk van het bestuur en van deze meisjes heeft tot dusverre, voor zover B. enW. be kend, tot geen enkele klacht aanleiding gegeven. B. en W. zouden het in dit geval van samenwerking dan ook buitengewoon jammer vinden, als dit instituut in drie of vier verschillende delen gesplitst zou moeten worden. De heer K. de Jong gelooft, dat het, na hetgeen de heer Vellenga naar voren heeft gebracht, toch wel juist is, nog een enkel woord aan zijn vorig betoog toe te voegen. Het gaat spr. in hoofdzaak om de gronden, waarop de heer Vellenga zijn betoog gebaseerd heeft: de historische groei en de practijk. Dit zijn de motieven, waarom men zegt: laat alles maar blijven, zoals het op het ogenblik is; wij houden ons aan de U.V.V. Maar er is een behoorlijk grote bevolkingsgroep, die er voor zichzelf van uitgaat, dat hier een taak is voor haar eigen milieu, een taak, die een zeer bepaald cachet moet heb ben. Daar kan men het niet mee eens zijn, maar daar moet toch rekening mee worden gehouden. Dat gebeurt ook t.a.v. het onderwijs, de radioverenigingen e.d. De heer Vellenga meent, dat het woord ..dwangbuis hier niet op zijn plaats is, maar in wezen komt het er toch op neer. Wil men voor een subsidie in aan merking komen, dan wordt men gedwongen in de U.V.V. samen te werken. Spr. zou zich kunnen voor stellen, dat men dit werk binnen zijn eigen kring wil houden. Hier ligt een taak, ook voor de gezinshoofden, verdeeld over de diverse groeperingen. Dat geldt niet alleen voor de Prot.-Christelijken, maar ook voor de Vrijzinnige Hervormden uit Huizum. Het verbaast spr. niet, dat de Hervormde kerk dit standpunt inneemt. Het is kerkelijk werk en men vraagt ook op dezelfde motieven als de Prot.-Christelijken subsidie aan. Spr. had liever gehad, dat B. en \V. hadden gezegd: Het spijt ons ontzettend, dat er in plaats van één U.V.V. meer organisaties komen, maar dat zij zich op een zuiver standpunt hadden gesteld, onverschillig van welke rich ting een verzoek om subsidie werd ingediend. De Stich ting wil hier op dezelfde grondslag werken, als andere

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1950 | | pagina 22