2 Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 25 April 1951.
Spr. heeft, hoewel deze brief gisteren is ingekomen,
dus na de vaststelling van de agenda en na de tervisie-
legging van de stukken, toch niet willen nalaten, om hem
ter kennis van de raad te brengen. Nu bepaalt het
Reglement van Orde het volgende: Het verzoek tot het
houden van een interpellatie wordt spoedeisende ge
vallen uitgezonderd tenminste 6 dagen voor de ver
gadering, waarin op het verzoek moet worden beslist,
bij de Voorzitter ingediend. Omdat het niet de bedoeling
van de heer Vellenga zal zijn, thans te interpelleren en
B. en W. in elk geval nu nog niet in de gelegenheid
zijn geweest, om zich over hun antwoord te beraden,
stelt spr. de raad voor, om in de raadsvergadering van
vandaag over 3 weken te beslissen, of deze interpellatie
zal worden gehouden, waarna deze dan direct wan
neer de raad althans daartoe besluit zal kunnen
plaats hebben en B. en W. dan ook in staat zullen zijn
om terstond in diezelfde vergadering daarop te ant
woorden. Spr. vertrouwt, dat de raad zich wel met deze
gang van zaken kan verenigen.
Overeenkomstig het voorgestelde wordt besloten.
Ten slotte kan hij mededelen, dat het voornemen
bestaat, om de eerste raadsvergadering in Juni dat
is dus de tweede raadsvergadering na deze uit te
schrijven tegen Dinsdagavond 5 Juni en niet tegen
Woensdag 6 Juni. Dit in verband met het congres van
de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, dat op 6
en 7 Juni zal worden gehouden.
Punt 3 (bijl. no. 77).
De heren W. C. Dijkstra en V. d. Meer vormen het
stembureau.
Benoemd wordt mej. Maas, met 28 stemmen (de heer
Roosma 1 stem en 2 bilj. van onwaarde).
De heer W. M. de Jong zou graag iets over de orde
willen zeggen. Hier wordt door B. en W. voorgesteld,
om mej. Maas als arts bij de G.G.D. te benoemen. Dat
is volgens spr. een concreet voorstel, waarop men
„voor" of „tegen" kan zeggen. B. en W. doen dus geen
voordracht, maar zij stellen iets voor. Nu heeft spr.
voor gestemd, dat wil hij wel eerlijk belijden. Hij acht
die stem dus niet ongeldig.
De Voorzitter zegt, dat men daarover van mening
kan verschillen. Ten slotte is het een goed gebruik, dat
bij een stemming namen worden vermeld, maar spr.
meent, dat het verder wel in het midden gelaten kan
worden, omdat in elk geval vast staat, dat mej. Maas,
afgezien van twee ongeldige stemmen, met volstrekte
meerderheid van stemmen benoemd is.
Punt 4 (bijl. no. 88).
De voordracht van B. en W. luidt als volgt:
M. Roosma, alhier.
Benoemd wordt de heer M. Roosma, met 30 stemmen
(1 bilj. van onwaarde).
Punt 5 (bijl. no. 78).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 6 (bijl. no. 69).
De hear Santema seit, dat dit ütstel troch syn fraksje
mei greate erkentelikheit begroete is en hy mei dêrom
tonearsten dus wol sizze, dat hja der tige bliid mei is.
Dochs soe spr. op in lyts punt yn 'e taljochting efkes
wize wolle. De bern, dy't aensens fan dit ünderwiis
profitearje sille, binne foar in diel üt de omkriten fan
de stêd weikommen, dêr't in oare tael praet wurdt as
de yn de stêd hearskjende. Dit leste kin foaral foar dit
soarte fan bern in handicap bitsjutte, sadat hja de lessen
mei minder frucht folgje kinne. Dêrom soene spr. c.s. der
tige op oanstean wolle, dat by de bineaming fan in
learkrêft der ek rekken halden wurdt mei dat diel fan
de learlingen, dat net üt de stêd komt, mar üt plakken
büten Ljouwert.
Fierders liket it harren tige goed ta, om tagelyk,
hwannear't de mooglikheit bistiet alteast, it bisünder
b.l.o. fan dit nije fak profitearje to litten.
Dizze beide dingen soe spr. graech efkes ünder de
oandacht fan it kolleezje en fan de rie bringe wolle
De heer J. K. Dijkstra (weth.) zegt, dat B. en W
uiteraard dankbaar zijn voor de woorden van erkente
lijkheid, die bij de aanhef van het door de heer Santema
gesprokene tot hen kwamen.
In de toelichting heeft de heer Santema gemist een
passage, die rekening zou houden met de taaimoeilijk
heid in het bijzonder bij deze kinderen, als gevolg van
het feit, dat Friesland een tweetalig land is en hij ver
zoekt bij de benoeming van een leerkracht daarmee zo
mogelijk rekening te houden. Nu verwacht het college
niet een groot aantal sollicitanten voor deze betrekking.
Het aantal logopaedisten is uiteraard, gelet op het spe
ciale karakter van dat vak, heel gering, maar mocht het
blijken, dat het college keuze genoeg krijgt om bij de
beoordeling van de candidaten ook op het aspect te
letten, dat door de heer Santema is aangegeven, dan
zal dit, naar de mate, waarin zulks dan in die speciale
gevallen spreekt (er moet ook op andere kwaliteiten
worden gelet) de aandacht van het college stellig
hebben.
Wat de tweede vraag van de heer Santema betref
lijkt het spr. niet te gewaagd om mede te delen, dat het
inderdaad in de bedoeling ligt om ook het bijzonder
b.l.o. van deze lessen te laten profiteren. Men heeft i:i
een ander voorstel, dat op deze agenda staat, kunne i
lezen, dat met betrekking tot het spreekonderwijs ee;i
regeling voor het openbaar en het bijzonder g.l.o. en
v.g.l.o. ook gelijkelijk werkt. Bovendien is de regeling
hier zo, dat in elk geval het bedrag van de kosten, die
dit spreekonderwijs voor het openbaar b.l.o. meebreng
in evenredige mate ten goede zal komen aan de bij
school voor b.l.o.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punten 7, 8 en 9 (bijl. nos. 83, 70 en 66).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Punt 10 (bijl. no. 87).
De hear Santema seit, dat, as hy him net forsint, de
hear Bergsma mei Maeije as boer öfgiet fan de pleats,
dêr't yn dit stik oer giet. Yn 1916 is dizze pleats, dy't
doe al yn hannen wie fan syn famylje, yn gemeente-
hannen oergien; de hear B. hat dus yn elts gefal al lai g
de wissichheit hawn, dat er op den dür fan de pleats
öf moast. Mar it is in bikend feit, dat oer it algemien
de boeren, dy't fan in pleats öf moatte om redenen lyk
as hjir oanwêzich binne dit kompleks lan komt nou
ienkear yn oanmerking foar de stêdsütwreiding hiel
min oan in nije pleats komme kinne. Nou is de heir
Bergsma dêr ek minoftomear it slachtoffer fan wurden.
De pleats, dy't hy bibuorke, wie 80 pounsmiet gre; t;
hy hat bisocht in oarenien to krijen en dat is him slagge.
Hy komt nou ünder Friens to wenjen, mar de nije pleats
is ien fan 50 pounsmiet, dus 30 pounsmiet minder great
as dy't yn Ljouwert troch him bibuorke en biwen ie
waerd. Dat bitsjut fansels foar in boer hiel hwat; dat
bitsjut safolle kij minder; en dat bitsjut safolle ynkom-
sten minder. Nou docht Bergsma writen om noch hwat
lan by de troch him oan't nou ta bibuorke pleats to
halden en spr. hat heard, dat hy yn in mounling petear
mei de boargemaster frege hat, him in stik lan, dat
tonearsten noch net foar stêdsütwreiding yn oanmerki ig
komt, ta to sizzen. Spr. mient, dat der kar wie üt in
stik as 4 perselen. Nou liket it him, ek op groun fan
it feit, dat dizze famylje Bergsma al tiden lang diz-e
Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 25 April 1951. 3
®le ts bibuorke hat en eigentlik troch de omstannich-
Keden twongen is om dat sté to forlitten, in reden fan
B)i; ikheit, dat Bergsma yn elts gefal noch in kans krijt
p in stik lan, dat hy brüke wol as hoklingweide en
§L bitsjut dus, dat hy büten syn spul yn Friens in pear
Kij mear halde kin.
Spr. miende, dat hy dizze dingen op dit stuit yn 'e
Bie nei foaren bringe moast. Hy soe hiel graech fan
Ale wethalder fornimme wolle, hoe't it eigentlik mei
Kiz:e kwesje stiet en of sünder mear oan de hear
Bk uurmans tasein is, dat hy dat stik lan krije sil. De
Bie wit üt 'e stikken net, oft de hear Bergsma ea in
Beans hawn hat.
e heer Kamstra kan zich volkomen aansluiten bij
li ;een de heer Santema heeft gezegd. De heer Bergsma
Biecft vele jaren lang een boerderij met landerijen ge
puurd van de gemeente Leeuwarden. Het nog reste-
Bcide weiland zal straks overgaan naar de heer Schuur-
ns. De familie Bergsma is door de stadsuitbreiding
p dwongen om deze plaats te verlaten, want de exploi
tatie is niet meer lonend.
Zoals de heer Santema heeft medegedeeld, is het de
peer Bergsma gelukt in Friens weer een plaats te krij-
B i, maar de hoeveelheid land, die er bij behoort, is
geringer dan bij de boerderij, die hij in Leeuwarden
jh oonde; in plaats van 80 heeft hij nu 50 pondemaat
■and.
oen hem de huur van de boerderij werd opgezegd,
ft de heer Bergsma direct aan de deskundige van
gemeentelanderijen, de heer Reitsma, gevraagd, of
p niet mogelijk was, dat hij één van de naar spr.
p ent drie perceeltjes land kon huren om het als pin
s': iweide te gebruiken. Dit is direct door de deskun-
p afgewezen, maar later bleek het toch wel mogelijk.
1 staat ook in de stukken, dat een andere door de
B dsuitbreiding gedupeerde, de heer Schuurmans, alle
pi- e perceeltjes in huur krijgt. Aan de heer Bergsma
piter kon niet één worden toegewezen. Deze had geen
voo :keur opgegeven; als hij maar één van de drie kreeg,
was het hem straks mogelijk, melkekoeien op het
p. ere bedrijf te Friens te houden. Het betekent voor
een teleurstelling, dat hij op zijn verzoek van de
t undige van de gemeentelanderijen de mededeling
t st ontvangen, dat het in het belang van de gemeente
I kon worden ingewilligd en nu zal hij dit ook van
raad horen. Spr. meent echter, dat, als twee per-
Be eitjes land aan de heer Schuurmans en één perceeltje
Sergsma waren toegewezen, het belang van de ge-
r ate niet minder was gediend. Hij zou B. en W. wil-
I vragen, om althans nog één perceeltje land, hetzij
I waar de heer Bergsma om gevraagd heeft, hetzij
e perceeltje elders (het is betrokkene om het even)
p:' de heer Bergsma toe te wijzen. Ook zouden B. en
A het voorstel terug kunnen nemen, om de zaak nog
e na te gaan en haar dan in een volgende raadsver-
g dering weer aan de orde te stellen.
De Voorzitter zou, omdat ook zijn rol in het geding
gebracht, hier direct maar op willen antwoorden,
et geval met deze landerijen ligt zo. Toen de heer
Bergsma op deze plaats kwam, was zij al in handen van
jj gemeente; deze heeft de plaats gekocht, toen de
v der van de heer Bergsma er boer was. Toen J. N.
Bergsma zijn vader opvolgde, wist deze dus, dat de
stemming van de plaats was om t.z.t. gebruikt te
)rden voor stadsuitbreiding. Hij wist dus van het be-
g af aan, wat in de toekomst het lot van deze plaats
u kunnen zijn.
j in de tweede plaats heeft hij krachtens de ontbinding
■djp de pachtovereenkomst met de gemeente aanspraak
een schadevergoeding volgens de wettelijke bepa-
Hpgen. Die schadevergoeding kan hij dus krijgen en
dt iimee is dan ook volledig zijn schade vergoed en
H '<an dus ook geen aanspraak maken om daarnaast,
in welke vorm dan ook, verder schadeloos gesteld te
worden.
In de derde plaats is Schuurmans, aan wie nu volgens
het onderhavige voorstel de resterende landerijen zullen
worden verpacht, al enige jaren eerder, n.l. eind 1947,
van een groot deel van zijn landerijen ontzet, eveneens
ten behoeve van de stadsuitbreiding. De heer Schuur
mans heeft, als men de zaak zo stellen wil als de heren
Santema en Kamstra, dus al veel oudere aanspraken.
Dat is dus ook een reden geweest, waarom het college
niet rechtens, maar billijkheidshalve, heeft gemeend om
de heer Schuurmans als pachter van deze resterende
delen van het land te moeten voorstellen.
En ten slotte het is zopas al door de beide heren
gezegd de bedoeling van Bergsma is niet om dit land
op de normale wijze te exploiteren, maar het te ge
bruiken als hokkelingenweide; dat is dus niet de voor
land meest voordelige en meest juiste exploitatie. Dat
is dan ook voor de deskundige van de gemeentelan
derijen de reden geweest om aan het gemeentebestuur
te adviseren, hierop niet in te gaan en in dit geval,
inderdaad in het belang van de gemeente, de landerijen
aan de heer Schuurmans te verpachten.
Spr. gelooft, dat deze redenen, ieder op zichzelf al
en zeker alle te zamen, ruim voldoende zijn om niet in
te gaan op de suggestie van de beide heren om Bergsma
voor de pacht van een deel dezer landerijen in aanmer
king te doen komen. B. en W. menen, dat Bergsma zich
nu verder in Friens met zijn bedrijf moet bezighouden,
dat de relatie met de gemeente, zoals van te voren al
bij hem bekend was, nu definitief wordt beëindigd en
dat uitsluitend de heer Schuurmans voor het pachten
van deze landerijen in aanmerking komt.
De heer Kamstra wil graag nog iets naar voren
brengen. De Voorzitter zegt, dat de heer Schuurmans
in 1947 al gedupeerd werd. Deze zal dus toen ook recht
op schadevergoeding hebben gehad en zal zeer waar
schijnlijk ook wel een vergoeding hebben gekregen. Nu
meent de Voorzitter, dat, toen Bergsma de schadever
goeding had gekregen, de kous af was, maar nu wordt
Schuurmans, die stellig ook schadevergoeding heeft ge
had, in de gelegenheid gesteld de landerijen te pachten,
ofschoon hij ook vooruit wist, dat hij zijn land eens zou
moeten afstaan. Het land ligt niet voor het grijpen en
het kost grote moeite een behoorlijke plaats te krijgen.
De heer Bergsma wil het gebruiken voor hokkelin
genweide en dat is volgens de Voorzitter niet de nor
male manier om een stuk land te gebruiken. Spr. zit niet
in het boerenbedrijf, maar hij kan zich heel goed inden
ken, dat andere boeren ook een stuk van hun land voor
hokkelingenweide zullen gebruiken. Hij wil hier echter
niet meer van zeggen, omdat hij niet genoeg op de
hoogte is.
De hear Santema seit, dat it measte hwat er eigentlik
noch oanfiere woe, al troch de hear Kamstra sein is.
Spr. komt seis üt it boereformidden wei en mient der
as sadanich ek in oardiel oer to hawwen. It brüken fan
it stikje lan as hoklingweide hoecht oan de groei fan
it gêrs hoegenamt gjin skea to dwaen. Dat argumint
kin dus forfalle. Spr. slüt him oan by de hear Kamstra
oangeande de gelikense rjochten, dy't sawol Schuur
mans as Bergsma hawwe yn it stik fan de skeafor-
goeding.
De heer Leffertstra zou graag een nadere toelichting
willen hebben.
Hier liggen twee feiten. De door de gemeente voor
gestelde pachter komt in aanmerking voor schadever
goeding in de vorm van terughuur. Maar nu is er een
andere meneer, die door de heer Santema is genoemd,
een andere boer(Gelach.) Spr. zal op deze
hilariteit niet ingaan, maar zou graag even door willen
gaan. De tweede boer, t.a.v. wie de heer Santema heeft
voorgesteld, hem ook in aanmerking te laten komen