- - V" «*r i
4 Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 25 April 1951
voor de pacht, is degene, die volgens de Voorzitter al
schadeloosstelling heeft ontvangen. Maar de andere is
toch ook schadeloos gesteld. De heer Bergsma heeft een
bedrijf van 80 pdm. gehad en heeft een van 50 pdm.
teruggekregen. Nu meent de Voorzitter, dat aan hem
geen land meer verpacht moet worden en noemt deze
zaak afgedaan. Heeft nu die andere boer destijds een
volledig bedrijf teruggekregen of is deze geheel gedu
peerd? Is dit laatste het geval, dan zou spr. gaarne
meegaan met het voorstel van B. en W., want dat zou
een groot verschil maken.
De heer Van der Schaaf meent, dat de heer Santema
heeft gezegd, dat de heer Bergsma mondeling aan de
Voorzitter heeft gevraagd, om een stuk land in pacht
te mogen ontvangen. De Voorzitter heeft daar niet uit
drukkelijk op geantwoord, maar spr. heeft gemeend uit
diens bewoordingen te moeten opmaken, dat dit juist is;
dat Bergsma zich als gegadigde bij de Voorzitter heeft
aangemeld, hetzij mondeling, hetzij schriftelijk, doch
vermoedelijk mondeling, want schriftelijke stukken zijn
er, zo meent spr., niet. Nu betreurt hij het, dat de raad
zulks niet in het voorstel aan de orde ziet gesteld, maar
dat het hier door enkele raadsleden te berde wordt
gebracht. Daardoor is een deel van de raad niet goed
in staat het geval te beoordelen. Spr. had graag gezien
die opmerking wil hij maken dat in het raads
voorstel had gestaan, dat meerderen die en die
zich als pachter hadden aangemeld en dat B. en W.
om verschillende redenen adviseerden tot verpachting
aan de thans voorgestelde over te gaan. Nu heeft men
de onbevredigende situatie, dat een deel van de raad
pas door mededelingen van enige raadsleden, die rela
ties hebben met één der gegadigden, achter bepaalde
feiten komen. Daar zou spr. gaarne over ingelicht
worden.
De Voorzitter zou eerst op de min of meer formele
opmerking van de heer V. d. Schaaf willen ingaan. Het
is zo geweest. De heer Bergsma is ter zake van het
beëindigen van de pacht verschillende malen bij spr.
geweest; hij heeft inderdaad het bedoelde verzoek mon
deling gedaan. Nu staat het spr. voor, dat het verzoek
ook schriftelijk is ingediend en dat dit om advies is
gegaan naar de deskundige voor de gemeentelanderijen.
Nu vindt men echter in de portefeuille geen schriftelijk
verzoek van de heer Bergsma. In zoverre zou dus van
een verzuim kunnen worden gesproken, hoewel spr.
ook weer niet volkomen zeker is, of het inderdaad
schriftelijk gedaan is. In elk geval kan hij wel in de
gedachtengang van de heer Santema komen, dat deze
liever had gezien, dat dit in het raadsvoorstel was aan
geroerd. Dit is vermoedelijk niet gebeurd, omdat het
schriftelijk verzoek van de heer Bergsma er ook niet
bij is. Dat zou nog eens onderzocht kunnen worden. In
elk geval zijn B. en W. wel bereid om in de toekomst
in soortgelijke gevallen met de gemaakte opmerking
rekening te houden. Wat hetgeen door de andere heren
is opgemerkt betreft, het is natuurlijk juist, dat de heer
Schuurmans, evenmin als de heer Bergsma, formele
rechten kan laten gelden, om als pachter van deze lan
derijen in aanmerking te komen. Het is ook juist, dat
Schuurmans ter zake van de ontbinding van een deel
van de pacht destijds recht op schadevergoeding heeft
kunnen laten gelden. Het gaat hier dus hoogstens om de
vraag van groter of kleiner billijkheid en nu is de mening
van het college, dat het bedrijf van de heer Schuurmans
in veel slechtere conditie is gekomen dan het bedrijf, dat
de heer Bergsma heeft kunnen krijgen. De heer B. komt
n.l. op een volledige plaats terug zij het een plaats
van kleinere omvang terwijl de heer Schuurmans
op zijn plaats, die hij oorspronkelijk had, is gebleven,
maar een plaats, die door het opspuiten van de lande
rijen ten Oosten van de Poppeweg zeer sterk in omvang
is verminderd, waarvoor hij, als spr. zich niet vergist,
slechts wat los land heeft kunnen bijpachten.
Wat die hokkelingen betreft -en nu komt spr. bij
de heer Santema (Gelach.) De raadsleden lachen,
maar spr. heeft niet dat bedoeld, waarom de raadsleden
lachen. De deskundige heeft heel duidelijk geadviseerd
ten gunste van de heer Schuurmans en men moet aan
nemen, dat, met het oog op het feit, dat Bergsma op vrij
grote afstand van deze landerijen zijn bedrijf uitoefent
(dus geen behoorlijk toezicht kan houden en daar alleen
jongvee wil laten lopen), van hem niet verwacht kan
worden, dat hij deze landerijen zodanig zal behandelen
als verwacht kan worden van Schuurmans, die ze nor
maal in zijn bedrijf zal opnemen.
Waar hier hoogstens vragen van billijkheid spelen,
moet men ten slotte bij de behandeling van deze zaak,
gegeven het feit, dat deze heren hun rechten op schade
vergoeding volledig hebben laten gelden, in de eerste
plaats rekening houden met de gemeentelijke belangen
en B. en W. menen dan ook conform het advies van de
deskundige voor de gemeentelanderijen de raad het
onderhavige voorstel te moeten doen. Het college meer t
dus niet, dat er aanleiding is, om op de suggestie van de
heren Kamstra en Santema in te gaan.
Spr. zou willen voorstellen de beraadslagingen te
sluiten.
De heer Santema verlangt stemming.
Het voorstel van B. en W. wordt aangenomen met
25 tegen 6 stemmen die van de heer Leffertstra, mevr.
Heijmeijer-Croon en de heren Kamstra, Schootstra, Sar -
tema en A. Witteveen.
Punt 11 (bijl. no. 89).
De heer Van der Vegte heeft met belangstelling ken
nis genomen van dit uitbreidingsplan en speciaal van de
geprojecteerde hoogbouw aan het begin van de Schrans.
Moesten wij, zo zegt spr., verleden jaar aan de gedachte
wennen, dat er woningen met drie woonlagen zouden
worden gebouwd, thans worden in dit uitbreidingsplan
woningen van tenminste vier woonlagen opgenomen.
Ten opzichte van het oude uitbreidingsplan is dit een
revolutionnaire gedachte. Oorspronkelijk waren hier
middenstandswoningen geprojecteerd met één verdie
ping, in blokken van drie of vier met enige tussenruimte,
dus een open bebouwing en nu zullen er van die ge
weldige hoge gebouwen komen. Misschien is dit uit
stedebouwkundig oogpunt wel verantwoord, maar het
zullen huizen worden van een bijzonder dure construc
tie, omdat ze een heel zware fundering vragen en dus
zullen ze nimmer rendabel worden en het zal niet moge
lijk zijn, dat particulieren zullen overgaan tot het onder
nemen van de bouw. Deze bouw zal alleen kunnen
worden uitgevoerd, als hij door een overheidsinstantie
wordt ondernomen.
Spr. stelt zich dan ook voor, dat er van de bebouwing
voorlopig niets komt, zeker niet in de eerste jaren en
dan bestaat de kans, dat er een ingang van de stad
komt, die nimmer wordt voltooid.
Voorzover betreft de industrieterreinen, acht spr. het
gedane voorstel wel acceptabel, maar de hoogbouw zou
hij willen ontraden.
De heer Witteveen (weth.) zou op de vraag van de
heer V. d. Vegte, of deze wijze van bouwen stedebouw-
kundig wel verantwoord zou zijn, willen antwoorden,
dat het zelfs stedebouwkundig noodzakelijk is om aan
deze boulevard, waar de aanwezige bebouwing in geen
verhouding tot het straatprofiel staat en dus niet past
aan deze weg, op de thans voorgestelde wijze te bouwen.
Spr. kan het met de heer V. d. Vegte eens zijn, dat
dit voor velen een revolutie betekent, maar dit mag n;et
inhouden, dat men moet doorgaan met bouwen, zoals
men dat de laatste jaren daar heeft gedaan. B. en W.
willen vooral deze ingangsweg goede verhoudingen en
meer een grotestadsallure geven.
j Men moet zich niet afvragen: wanneer zal deze bouw
■erealiseerd worden? Het is een noodzakelijke eis, geen
rekening te houden met wat bestaat (tenzij misschien
■iet bouw op korte termijn), want er moet een be
hoorlijke stedebouwkundige ontwikkeling kunnen plaats
lebben. Men moet de zaak thans zo regelen, dat er
straks geen mogelijkheid kan bestaan, dat hier kleine
luizen komen.
De heer V. d. Vegte meent voorts, dat deze hoge
bo:.w veel duurder is dan lagere. Spr. kan het daar niet
liee eens zijn. Hij wil niet beweren, dat de hoge bouw
goedkoper is, maar veel duurder zal deze ook niet zijn.
Kor deze bouw echter iets duurder zijn, dan staat daar
legenover, dat men veel effectiever gebruik van het
lerrein maakt.
7erder veronderstelt de heer V. d. Vegte, dat deze
lorw nooit door particulieren uitgevoerd zal kunnen
torden. Nu heeft men dergelijke bouw hier nog niet
lerder gehad en vele particulieren zullen er inderdaad
licemd tegenover staan, maar in andere steden is het
Ichcring en inslag en spr. kan zich niet voorstellen, dat
10 iets in de Friese hoofdstad niet mogelijk zou zijn. Men
lioet er hier even aan wennen en dat is waarschijnlijk
lok het enige.
iet motief, dat deze bouw hier in jaren practisch
hi te verwezenlijken zou zijn, vindt spr. overigens vrij
Iwak, want daaraan moet men zich niet storen, als het
■ar, om goede stedebouwkundige verhoudingen. Dit
la de ervaring moeten leren. Spr. gelooft, dat men, als
Ie ituatie op dit gebied een beetje dragelijker wordt,
11 ïen een afzienbaar aantal jaren deze bouw hetzij
Ëooc particulieren, hetzij door bouwverenigingen, ge
le seerd zal krijgen.
a hear Santema is it oer it algemien iens mei hwat de
lea aider sa krekt sein hat. Hy wol syn greate wur-
lea.ring ütsprekke foar de foroaring yn dit üntwerp-
l< jenning-ütwreidingsplan. It kin wol net oars, as dat
a: ns dy mear as 4 fordjippingen-hege bou in selsum-
lo i e yndruk meitsje sil. Dy bou sil it gesicht, dat men
f; Je brêge óf krijt nei de stêd, sünder mis bilangryk
■o; .'er meitsje. Mar men sit noch altyd mei de bistaen-
le bouwing mei de blikketün derfoar oan de greate
Ier vard de Skrans. Dat sil natuerlik op den dür ek
rje moatte. Oars bistiet der mei dizze heechbou
lit cefaer, dat dy net mear is as in facade, mei dêrefter
'iwat lang net bifrediget. Mar it üntwerp as sadanich
I- or. tinkt ek oan it yndustry-flat hat tige de bi-
wü ering fan spr. c.s. en hy hopet, dat gau de tiid
ekke mei, dat it forwezentlike wurde kin.
I De heer Van der Vegte zegt, dat hij niet kan in-
ster aen met de mening van de wethouder, maar des-
Bm gen zijn het wel vaker niet eens. (Gelach.)
I I t er een industrieflat zou komen, zoals de vorige
sp pmerkte, is uitgesloten. Het plan geeft wel degelijk
jestemming woningbouw aan en de bebouwings-
voo chriften zijn zelfs zo ver uitgewerkt, dat is be-
paa hoeveel m2 de balcons moeten zijn. Spr. is het
Hej ie wethouder eens, dat het plan stedebouwkundig
Be: goed is, maar het is practisch niet uitvoerbaar. Het
Br1 ondert hem, dat men nu met deze hoogbouw komt,
uit de stukken is gebleken, dat pas enkele jaren
een voorlopig plan is opgesteld, waarbij van
:>ouw geen sprake was en nu is het er toch op uit
gedraaid.
Spr. zou graag willen weten, hoe oud dit project is.
teer ^Vitteveen (weth.) is blij van de heer Van
/egte te horen, dat hoewel hij constateerde, dat
mdigen het vaak oneens zijn hij toch met spr.
nstemmen, dat uit stedebouwkundig oogpunt de
Bziging van hert uitbreidingsplan goed is.
■Pp de vraag van de heer Van der Vegte hoe oud dit
is, antwoordt spr., dat het niet zo bar oud is.
«t is een gevolg van de wijziging van de bestemming
Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 25 April 1951.
i.v.m. de te stichten garage en de auto-spuiterij. De
plannen hiervoor zijn in een vergevorderd stadium van
voorbereiding. Bij een herziening bestaat altijd de mo
gelijkheid om bepaalde bebouwingseisen te stellen; dat
is het voordeel van een herziening. Aangezien bij deze
zaak zeer veel haast is en B. en W. op korte termijn
niet met het gehele plan konden komen, hebben zij dit
gedeelte er uit gelicht.
Dat B. en W. met het onderhavige voorstel zijn ge
komen, houdt vooral verband met de brug. Wanneer
er ter plaatse laagbouw zou komen, zou men van de
brug af op de daken zien. De brug beheerst de gehele
omgeving.
Spr. vraagt, of hij de heer Van der Vegte goed heeft
kunnen beantwoorden.
De heer Van der Vegte toont zich bevredigd.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 12 (bijl. no. 90).
Mevr. RingenaldusVan der Wal heeft bij dit voor
stel tot herziening van het uitbreidingsplan met genoe
gen gezien, dat het sportterrein „Sonnenborgh" zo goed
mogelijk intact is gebleven en dat van dit terrein zo
uitstekend geschikt voor het beoefenen van onze Friese
kaatssport daarvoor nog een goed deel overblijft.
Vooral voor de Leeuwarder kaatsclubs is dit van groot
belang. Daarvoor wil spr. het college dank brengen.
De heer Van der Vegte vraagt het hem niet kwalijk
te nemen, als hij ten tweede male over een uitbreidings
plan spreekt. (De Voorzitter: U hebt het recht om het
woord te voeren.)
Spr. moet tot zijn spijt verklaren, dat hij niet een be
hoorlijk inzicht heeft kunnen krijgen aan de hand van
de overgelegde tekeningen. Er ontbreekt een kaart van
de toestand van de voorgestelde wijziging. Hij kan nu
in het geheel niet het voor of tegen beoordelen en dat
vindt hij eigenlijk wel jammer.
De heer Witteveen (weth.) zegt, dat het niet moeilijk
was geweest een kaart van het oude uitbreidingsplan
bij de stukken te leggen. Op de kaart van het terrein
van de betreffende bouwmaatschap echter was ook wel
te zien hoe de situatie voorheen was en dat terrein
vormt een vrij behoorlijk deel van het geheel.
Spr. meent overigens, dat het voor de heer V.d. Vegte
als deskundige niet zo heel moeilijk was geweest, even
naar Gemeentewerken te gaan en daar een kaart te
vragen.
De Voorzitter zou hieraan het volgende willen toe
voegen.
Misschien is het de heer V. d. Vegte niet bekend,
dat in het zijkamertje van de vertrekkamer de kaarten
der diverse uitbreidingsplannen van de gemeente liggen,
ook die van het laatste uitbreidingsplan. Bij een vol
gende gelegenheid heeft de heer V. d. Vegte dus de
deur maar open te doen, om te vinden wat hij deze keer
heeft gemist.
De heer Van der Vegte zegt, dat zijn betrekkelijk
korte raadslidmaatschap oorzaak is, dat hij in dezen
nog niet wegwijs was.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punten 13 en 14 (bijl. nos. 63 en 85).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de prae-ad-
viezen van B. en W.
Punten 15, 16 en 17 (bijl. nos. 80, 71 en 79).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.