22 Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 16 Mei 1951.
Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 16 Mei 1951. 23
zich waarschijnlijk niet af, of B. en W. ook van deze
mogelijkheden gebruik hebben gemaakt.
Ook sprak de heer Pols nog even over het particuliere
initiatief. Spr. heeft daar zojuist het zijne al van gezegd
en heeft daar niets meer aan toe te voegen. De heer
Pols zegt, dat men niet moet generaliseren. Als deze spr.
goed beluisterd heeft, weet hij, dat van enig generali
seren geen sprake is geweest. Spr. heeft het gehad over
dat groepje, dat zich in het Friesch Dagblad heeft geuit;
anderen heeft hij niet genoemd. Hij is juist op deze
incidentele gevallen ingegaan, om ze even duidelijk in
het openbaar te laten doordringen. Hij zou hier direct
nog aan toe willen voegen, dat men heel dankbaar en
blij kan zijn, dat het maar een klein deel van de indus
triëlen is, dat heeft geklaagd. Daarnaast spr. heeft
dat met het voorbeeld van Koopmans gedemonstreerd
zijn er heel velen, die gelukkig van constructieve zin
blijk geven.
Dan heeft de heer Pols het nog gehad over een
industrieflat. Er is daarvoor door de gemeente inder
daad zeer veel werk gedaan, maar de mogelijkheid om
zo'n flat te realiseren spr. heeft dat duidelijk laten
uitkomen was er niet meer. Misschien was die er
later wel geweest, als de gemeente buiten de volume-
bouw was omgegaan; verleden jaar was er bijv. een vrij
grote mate van vrijheid in de bouwsector. Als zij enige
urgentie hadden kunnen aantonen, hadden B. en W.
daarvoor misschien wel vergunning gekregen, maar zij
hebben de vrijheid niet kunnen vinden, omdat de stuk
ken een beetje anders zijn komen te liggen dan na de
Bevrijding.
Wat spr.'s opmerkingen i.z. de heer Landstra betreft,
heeft de heer Pols gezegd: het gemeentebestuur moet
deze industriëlen als klanten beschouwen. Spr. kan zich
dit van de heer Pols, die zelf ook in het particuliere
bedrijf zit, voorstellen. De kruidenier bijv. is inderdaad
afhankelijk van zijn klanten. En zo bedoelde de heer Pols
het ook t.a.v. de buspassagiers. Men moet de gemeente
echter niet zien als een kruidenierszaak of welke zaak
ook, maar men moet de goede verhoudingen in acht
nemen. Men zal als overheid op zijn plaats moeten
blijven. Zij heeft een zekere verplichting dit duidelijk
te laten uitkomen. Spr. is het met de heer Pols in dezen
in geen enkel opzicht eens. Men zou, de zienswijze van
de heer Pols volgend, de verhoudingen, die in deze tijd
toch veel gevaar lopen, geheel scheef trekken; daaraan
mag de overheid zeker niet meewerken.
De heer Pols heeft voorts even gezinspeeld op de
L.A.B.O., waaraan eerst een vergunning was verstrekt
voor een garage van betrekkelijk kleine omvang; later
is een aanvrage gedaan voor een grotere garage. Hier
tegen rezen ernstige bezwaren van de Schoonheids
commissie. De garage paste bovendien niet in het raam
van de bouwvoorschriften. B. en W. hebben niet de
vrijheid kunnen vinden, het verzoek in te willigen en
vinden nog, dat hun handelwijze t.a.v. de L.A.B.O. niet
onjuist is geweest. Spr, wil nog even herhalen, dat de
directeur van de L.A.B.O. in geen enkel opzicht enige
drang heeft uitgeoefend, maar veeleer ook in een
onderhoud met spr. heeft laten blijken, dat hij niet
zo vast besloten was i.z. uitbreiding van zijn bedrijf in
Leeuwarden. Men kan veronderstellingen doen over de
redenen, maar dat heeft geen zin. Ze zijn van zakelijke
aard en voor rekening van betrokkene zelf.
De opmerking van de heer Pols, dat hij niet hoopte,
dat met de puddingfabrikant" Koopmans was bedoeld,
is er geheel naast en bewijst, dat hij spr.'s uiteenzetting
niet genoegzaam heeft gevolgd. Spr. heeft bedoeld de
klager van het betreffende artikel. Hij heeft juist dui
delijk geschetst, dat hij de N.V. Koopmans Meelfa
brieken van een andere kant heeft leren kennen. Hij
weet dan ook niet wat de heer Pols aanleiding tot deze
opmerking gaf.
Dan komt de heer Pols nog eens terug op de com
missie, die zou moeten worden ingesteld. Hij is enerzijds
van mening, dat de mensen het allemaal erg druk heb
ben en dat van de besprekingen, die B. en W. met het
bedrijfsleven hebben gehad en nog zullen hebben, niet
veel te verwachten is, maar anderzijds vindt hij toch,
dat er een commissie moet komen, die werkelijk stud e
van deze zaak zal maken. Zo'n commissie zal dan waar
schijnlijk toch uit dezelfde mensen bestaan als degenen,
die thans met B. en W. confereren, maar die dan plot
seling wel tijd voor studie hebben.
Spr. meent, dat deze mensen allen graag bereid zi n
op de manier, als B. en W. thans beogen, mede te
werken en het college heeft de stellige indruk, dat zij
dit bij voortduring wel zullen doen. Mocht blijken, dat
er onder hen zijn, die het niet willen, dan zou het B. en
W. heel erg spijten, maar dan zullen zij proberen die
figuren te vinden, die misschien meer tijd zullen hebben.
B. en W. zullen ook hierin diligent blijven.
Ook meende de heer Pols de legende van het
Vrouwtje van Stavoren aan Leeuwarden ten voorbeeld
voor ogen te moeten stellen en te moeten waarschuwen
tegen het laten verzanden van de haven. Het beeld, dat
de Leeuwarders dagelijks in de stad te zien krijgen,
spreekt wel een heel andere taal. Zij hebben zeer zeker
reden tot tevredenheid, wanneer zij de grote mate van
ondernemingslust en vitaliteit waarnemen. Een verge
lijking met de bewuste legende gaat geheel mank.
Aan spr.'s naamgenoot, de heer Witteveen, die aller
lei dingen door elkaar heeft gehaald, zou spr. willen
zeggen, dat een structuurplan, zoals hij dat wil, er zo
maar niet is. Laat de heer Witteveen, die als architect
enig technisch inzicht heeft wat spr. ook heeft, maar
waaraan in de laatste jaren enige opgedane ervaring
is toegevoegd eens een week op Gemeentewerken
komen om een studie te maken van het werk, dat nodig
is voor het maken van een uitbreidingsplan en de vele
vraagstukken, die hieraan zijn verbonden. Hij zal dan
gaan ontdekken wat de werkelijke betekenis van een
structuurplan is en dat zo'n plan voor de binnenstad
ook in het geheel niet past. Spr. wil hier verder niet
op ingaan, omdat het niet veel anders zou worden dan
een praten in de ruimte. Hij kan de heer Witteveen
alleen adviseren eens te komen. Alles ligt voor hem
open.
De heer Witteveen zegt, dat alles te veel zweeft en
dat in de laatste 1015 jaren het uitbreidingsplan te
veel in beweging is. Hij spreekt dus van de tijd voor
de oorlog, hoewel hij toch niet weet hoe de zaak teen
lag. Ook zouden volgens hem plannen omtrent de aan
te leggen rondweg om de stad ontbreken, in ieder ge al
niet vast liggen. Die liggen echter wel vast. Deze rond
weg wordt niet alleen aangelegd ten behoeve van de
industrie. Hij moet een cirkel vormen, die helemaal als
een eerste kring om de stad heen loopt, die het door
gaande verkeer moet opnemen en afleiden van de bin
nenstad. Hij moet als het ware de grote ader vormen
voor de verdere uitbouw van de stad. (De hear A, Wit
teveen; Komt der in tunnel ünder de spoarwei troel, of
der oerhinne?) Als het nodig blijkt, een van de twee.
Dat is een vraagstuk op zichzelf. De heer Witteveen
kon net zo goed vragen, hoe het komt met de overweg
in de Schrans. Dat staat ook niet vast, hetgeen in net
geheel niet zo'n groot bezwaar is. Of er al een contract
met de Spoorwegen is? vraagt de heer Witteveen. Dat
is niet nodig en ook niet bereikbaar. Het is een kwestie
van overleg en het komt wel in orde. De Spoorwegen
zijn wel genegen zo veel mogelijk te helpen; zij werken
we! mee. De kern van het vraagstuk ligt niet hier, dat
moet de heer Witteveen ook wel bekend zijn.
Deze wil verder alle krachten op Gemeentewerken
vrij maken voor het uitbreidingsplan. Spr. zou niet
weten, wat met al die mensen, die niet deskundig zijn,
te moeten doen. Van de technische ambtenaren worüen
heel andere dingen gevraagd. Hij vraagt de heer Wit
teveen nogmaals: Komt U eens kijken, dan zullen vele
zaken U duidelijk worden.
De heer Witteveen sprak ook nog over het spoor-
vegvraagstuk. Spr. begrijpt helemaal niet, wat hij daar-
rnee bedoelt. Er is hier geen spoorwegvraagstuk. Alleen
is er de kwestie van de tunnel en de overweg in de
I Schrans. De heer Witteveen maakt dit vraagstuk zelf.
Indertijd heeft hij gevraagd, of de lijn Leeuwarden
Groningen niet verlegd zou moeten worden. De be-
sprekingen hierover met de Spoorwegen verkeren in
H een vergevorderd stadium. Hierbij hebben B. en W.
I ook geopperd, of deze lijn geheel buiten het nieuwe
I kanaal zou kunnen worden gelegd. Dan zouden ver-
I schillende verkeersproblemen wegvallen. De absolute
H noodzaak hiervan wordt echter door niemand ingezien,
ook niet door B. en W. De Spoorwegen willen het dan
I ook niet en het lijkt ook inderdaad dwaas. Het kost
miilioenen en het traject LeeuwardenGroningen zou
i er enige kilometers langer door worden. De lijn ligt zo
goed en niemand in de weg. Zeker zou de bedoelde
I verlegging het vraagstuk van de overweg compleet
hebben opgelost, omdat hij dan niet meer zou bestaan.
In zoverre zou de gemeente er dus wel belang bij hebben
gehad. Dat B. en W. de moed zouden hebben opge
geven, daarvan is hier natuurlijk geen sprake.
Hoeveel industrieterrein er beschikbaar is, vraagt de
heer Witteveen. Dat kan spr. niet op 1.000 m2 nauw
keurig zeggen. Er zullen enkele tienduizenden vierkante
meters liggen aan de Greunsweg. Die terreinen zijn
bouwrijp en staan op ieder moment ter beschikking. Ook
n er enkele duizenden vierkante meters beschikbaar
j an de Westkant van de stad. Deze zijn ook gereed om
re worden uitgegeven en in exploitatie te worden ge-
H bracht. Misschien wil de heer Witteveen er eens gaan
I kijken om te inventariseren. Hij zegt, dat de straten niet
D helemaal klaar zijn. Inderdaad wordt nu aan de nieuwe
Iraat begonnen aan de Zuidzijde van de Snekertrekweg
I i wil men verder Zuidwaarts gaan bouwen, dan kan
I dat ook. Kort geleden kwam er een aanvrage van een
rote fabriek hier ter stede. B. en W. konden toen een
7 aart meegeven en zeggen: Zoekt U maar uit welk stuk
U het liefste hebt, wanneer LI gading maakt. Op de
vragen over wat het kostte en wanneer het klaar was,
i ook worden geantwoord: De prijs wordt, indien U
serieus gegadigde bent, zo laag mogelijk gesteld en
anneer U de grond moet gebruiken, zijn de nodige
werken klaar. Er zijn dus enkele tienduizenden vier-
mte meters grond bouwrijp en enkele terreinen moeten
nog opgehoogd worden. In dit verband wijst spr. er
I og op, dat b.v. de Shell en de Frico destijds aan de
I Snekertrekweg terrein hebben gekocht van de provincie
I a dit zelf hebben opgehoogd en de straten hebben aan-
I gelegd. Dat was voor de oorlog een heel normaal ver-
-cbijnsel; men maakte toen alles zelf in orde.
Van verschillende zijden is gezegd, dat de gemeente
wat ze heeft moet „etaleren". Spr. betwijfelt, of dit wel
de juiste manier is.
De ringweg van de Harlingerstraatweg naar de
I dianalaan is voor de ontsluiting van de industrie
terreinen ook zeer zeker wenselijk. Van deze ringweg
liggen alle beginpunten al gereed: Aan de Overijselse-
straatweg, de Harlingerstraatweg, de Mr. P. Troel-
straweg en de Groningerstraatweg. Zoals het zich nu
Lai aanzien, zal men straks bij een beetje normale ont-
[wikkeling enkele sectoren klaar kunnen maken.
)p de concrete vraag van de heer Witteveen, of het
'•F. een onderzoek naar het vraagstuk van de auto
mobielstallingen heeft ingesteld, antwoordt spr., dat het
I.F. wel veel voor de gemeente heeft gedaan; bijv.
het survey-werk bij de gereedkoming van uitbreidings
plannen. Men moet daarbij over alle mogelijke en on
mogelijke gegevens beschikken. Die zijn in groten ge-
aie ingezameld. Dit werk berust op z.g. wetenschappe-
jke basis. Bij Gemeentewerken kan de heer Witteveen
it alles zien. Ook voor de autogarages zijn dergelijke
egevens nodig, maar spr. weet niet, of het E.T.I.F.
aarnaar al een onderzoek heeft ingesteld.
Men is, zo zegt de heer Schootstra, al bij het E.T.I.F.
geweest, voordat men bij de gemeente komt. Dat neemt
spr. onvoorwaardelijk aan. Hij vindt het logisch, dat
men deze dingen bij het E.T.I.F. gaat bespreken, maar
aan de andere kant is het, wanneer de gegadigde
werkelijk serieuze bedoelingen heeft in Leeuwarden
bouwterrein te kopen, zeker niet de taak van het
E.T.I.F. bepaalde terreinen aan te prijzen of te ver
kopen. Om met alle moeilijkheden bij de gemeente te
komen, is niet juist en dit gebeurt in de practijk ook niet.
Als men bij het E.T.I.F. is geweest om voorlopige in
lichtingen, komt men bij de gemeente.
Schijnbaar zijn er toch grieven, zegt de heer Schoot
stra. Inderdaad zijn die er, anders had de interpellatie
niet plaats gehad. De grieven zijn in het Friesch Dag
blad met name genoemd. Gelukkig vormen de klagers
maar een heel klein groepje van het grote aantal indus
triëlen, dat getest is, maar er zijn ook mensen, die hun
grieven niet hebben genoemd. Grieven zijn er nu een
maal altijd. Spr. heeft al gezegd, dat het helemaal geen
kunst is, vooral tegenwoordig, in welke sector ook een
groepje ontevredenen te vinden. Hij stelt zich niet zulk
een ideaal, dat er een tijd zal komen zonder grieven.
Wel gelooft hij, dat het in de tegenwoordige tijd van
onrust erger is dan anders. Maar juist in deze tijd zou
het noodzakelijk zijn, dit klagen af te remmen, want wat
nodig is, is juist rust en bezonkenheid.
De vragen naar meer contact heeft spr. al uitvoerig
beantwoord. Dit contact bestaat en het is de bedoeling
van B. en W. het te handhaven, Hij meent namens het
college te spreken, als hij zegt, dat het contact zeker
nauwer zal worden gemaakt. Wij komen, aldus spr.,
hoe langer hoe meer tot de werkelijkheid van de vraag
stukken.
De heer Schootstra vroeg, of, als een vlotte afdoening
van zaken niet mogelijk was, een telefoontje gegeven
kon worden, opdat betrokkenen zouden weten waar ze
aan toe zijn. Spr. denkt er precies zo over als de heer
Schootstra; er wordt ook vaak even getelefoneerd.
Spr. zou bij de dienst der Gemeentewerken en ook
bij andere diensten geen ambtenaar kennen, die niet
zijn uiterste best doet. Wanneer zou blijken, dat een
ambtenaar stug is het kan een karaktertrek zijn
of niet zo geschikt voor dit werk, zou hij misschien
naar een andere tak van dienst, waar hij niet met
publiek te maken zou hebben, kunnen worden overge
plaatst.
Het is onmogelijk, deze zaken stuk voor stuk vlot af
te doen. Ook de industriëlen zelf zitten met problemen.
De heer Vellenga heeft het o.a. gehad over een
garageplan van H. Visser. Inderdaad heeft hierover iets
in de Leeuwarder Courant gestaan. Het was niet een
groot object en er is bouwvergunning voor verleend.
Het is een normaal plan; dit soort kleine garage-bouw
heeft veel meer plaats gehad. Het geeft wel verruiming,
maar het is niet een van die plannen, waarvan gezegd
wordt, dat het millioenenplannen zijn. Het is zelfs nog
geen „tonnen-plan."
Voorts heeft de heer Vellenga gevraagd naar de
reeds even door spr. gememoreerde aanvraag voor
garage-bouw aan de Harlingerstraatweg. Het hier be
doelde punt was het te creëren grote verkeerscircuit.
Het is logisch, dat garagehouders loeren op deze punten
midden in het grote verkeer, maar het is even logisch,
dat het stadsbestuur moet toezien, of dergelijke bouw
stedebouwkundig wel verantwoord is. B. en W. hebben
gemeend, hieraan vooralsnog geen medewerking te
moeten verlenen, omdat de plaats zeker niet geschikt is.
Het zou geen fraaie oplossing zijn, niet alleen omdat
een garagebedrijf nu eenmaal niet altijd even netjes is,
maar ook, omdat het veel versperring betekent: er staan
altijd veel wagens bij.
Bovendien is het niet nodig, dat aan een dergelijke
hoofdweg, die aesthetisch gezien, een van onze beste
toegangswegen is, garages te bouwen. Aan de zijstraten