6 Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 16 Mei 1951. of, wanneer hij meent, dat daarvoor geen plaats is, zijn waardering er voor uitspreken. Spr. moge dan beginnen met aan te halen de Indus trialisatienota van 1950, waarmee Minister Van den Brink destijds voor de Tweede Kamer is verschenen. Hij gaf daarin twee redenen aan voor de industriali satie van Nederland, n.l. ten eerste de snelle groei van de bevolking en ten tweede de noodzakelijkheid van het sluitend maken van de betalingsbalans. Nu is de vraag: ligt er in het kader van deze natio nale industrialisatie een taak voor de gemeenten? Natuurlijk niet voor alle gemeenten, maar wel voor vele; spr. noemt de gemeenten met een groot aantal gevestigde industrieën en met een groot arbeidersover schot; verder ook iedere gemeente met goede of vrij goede spoorweg- en waterverbindingen en beschikbare terreinen. Dergelijke gemeenten zullen haar aandeel in de industrialisatie moeten en willen leveren. Spr. meent, dat het begrip .industrialisatie" eigenlijk in twee grote moten uiteenvalt: uitbreiding van be staande en vestiging van nieuwe industrieën. Voor Leeuwarden is het voornaamste uitbreiding van be staande industrieën; aantrekking van nieuwe indus trieën zal hier hoogstens op bescheiden schaal kunnen plaats vinden. De Minister is voorstander van regionale spreiding van industrie, om de grote bevolkingscentra niet al te zeer uit te breiden. Hij geeft ook een aantal factoren aan, die industrievestiging aantrekkelijk kunnen maken, achtereenvolgens: het beschikbaar hebben van bouw rijpe industrieterreinen, aansluiting op gas, water en electriciteit, aansluiting op het verkeersnet, beschik baarstelling van industriewoningen en bevordering van het nijverheidsonderwijs. Het lijkt spr. goed, dat hij deze factoren op de voet volgt, doch in omgekeerde volgorde. Hij moge beginnen met het nijverheidsonder wijs en dan meent hij gerust te kunnen vaststellen, dat Leeuwarden, wat deze factor betreft, wel mee kan doen. Men kan hier aan alle kanten terecht, zowel wat het dag- als avondonderwijs aangaat. Spr. noemt de M.T.S. en de Ambachtsschool en wijst voorts op de urgentieverklaring voor de bouw van een christelijke ambachtsschool, op de speciale avondcursus op het ge bied van de metaalnijverheid en op de Rijkswerk plaatsen voor vakontwikkeling. Leeuwarden is dus wel klaar voor dit aspect van de industrievestiging. Dan komt spr. tot de kwestie van de woningen. Daar bij moet men z.i. één ding niet vergeten, n.l., dat Leeu warden een provinciehoofdstad en een groot provinciaal centrum is. Dat brengt mee, dat in onze gemeente een aantal rijks-, provinciale- en gemeentelijke diensten is gevestigd, alsmede verschillende publiekrechtelijke lichamen, onderwijsinstellingen, enz. enz. Hoewel eigen lijk de gehele provincie van deze instellingen profiteert, is het toch zo, dat zij zeer veel woningen vragen, die van het bouwvolume afgaan, dat aan de gemeente Leeuwarden wordt toegewezen. Daar komt bij, dat Leeuwarden nog heel wat krotwoningen heeft, die het niet had behoeven te hebben, wanneer het landelijk be leid vóór 1940 voor opruiming had willen en durven zorgen. Toen liepen 6000 vakbekwame arbeiders rond en waren de bouwmaterialen spotgoedkoop. Leeuwarden kent krepeergevallen en een groot aan tal inwoningen en met al deze factoren komt spr. bij de moeilijkheden, op het gebied der woningverdeling. Hij meent, dat het streven van de Minister naar regionale spreiding van de industrie zal meebrengen, dat Leeu warden t.o.v. andere gemeenten, ook in eigen provincie, in verhouding minder woningen krijgt toegewezen. Te midden nu van al deze moeilijkheden, die spr. ruw heeft geschetst hij zou meer hebben kunnen noemen komt het bedrijfsleven met allerlei verlangens, die van uit zijn visie alleszins gerechtvaardigd zijn te noemen, maar die, gezien de door spr. al of niet genoemde moeilijkheden, slecht te bevredigen zijn. Men zal op dit stuk van zaken moeten roeien met de riemen, die men heeft. Dit heeft reeds meegebracht, dat het college over een bepaald jaar aan een groot aantal bedrijven een gedeelte van het bouwvolume heeft toegewezen, waar bij dient vermeld, dat een aantal bedrijven bijsprong wat de onrendabele kosten betrof; dat van de buiten- volumewoningen een percentage aan de grote en even eens een percentage aan de middelgrote bedrijven is toegewezen en dat men, gezien de moeilijkheden, die hier over en weer konden liggen, aan de grote indus trieën heeft gevraagd, deze woningen onderling te ver delen. Er gaan stemmen op, die zeggen: iets dergelijks had eerder moeten plaats hebben, maar al doende leer men. Natuurlijk zullen er op dit gebied, net als bij iedere vorm van woningtoewijzing, ook aan particulieren, be paalde klachten blijven, omdat de belanghebbenden nooit alle aspecten kunnen overzien. De gemeente heeft redelijkerwijs gedaan wat gedaan kon worden. Mis schien is het ondeugend, als spr. vraagt, waarom be paalde bedrijven niet zelf investeringen doen in bouv van woningen voor vaklieden, die tot de kern van hun personeel behoren? Om industrie aan te trekken, zou het van belang kun nen zijn boven en over het beschikbare volume heen een extra aanbieding van woningen te doen als lok middel. Maar dat is sociaal niet verantwoord. In be paalde gemeenten in Nederland heeft men kleine ge zinnen en ouden van dagen willen dwingen hun huizen te verlaten, om op die manier woningen beschikbaar te krijgen voor toewijzing aan de te vestigen industrieën. Spr. zou het in het algemeen zo willen stellen, dat er, om het vestigen van industrieën mogelijk te maken, snel en zakelijk moet worden gewerkt en dat reële voor lichting moet worden gegeven. Wanneer bepaalde on - standigheden vertragend werken, moet de betrokkene hiervan op de hoogte worden gebracht en mag hij niet in het ongewisse worden gelaten. Bovendien moet men hem niet onnodig lang laten wachten. Om te kunnen beoordelen of bepaalde faciliteiten moeten worden verleend, is het een juist principe, d >.t er een vrij geregeld contact is tussen de gemeente en het bedrijfsleven. Ook behoort van de zijde der ge meente belangstelling en medeleven te worden getooi d en waar nodig en mogelijk hulp te worden geboden. Contacten moeten worden gelegd. Men kan zich nu e i vraag stellen: is dit alles gebeurd? Daarbij moet men niet vergeten, dat vooral in de eerste jaren na de Be vrijding het gemeentebestuur overweldigd werd door een groot aantal moeilijke vraagstukken. En wanneer men die vraag stelt, kan men van het bedrijfsleven f vragen, dat het klachten en wensen daar moet brengen, waar ze thuishoren en de politieke kleur van het col lege mag daarbij geen enkele rol spelen. Daarnaast stelt spr. vast, dat, als men met het bedrijfsleven als collectiviteit een contact wil leggen hetgeen nodig is naast de contacten met afzonderlijke bedrijven dan ontdekt men het manco, dat er geen orgaan voor aan wezig is. In de laatste begrotingszitting van de raad is ook over deze materie gesproken en van de zijde van de V.V.D. is een voorstel ingediend om een bepaalde com missie in het leven te roepen. De raad heeft zich tegen dit voorstel verklaard op grond van het argument, dat naar de mening van de meerderheid aan dit voorstel een sterk element van critiek op het beleid van het gemeentebestuur ten grondslag lag, een critiek, die door die meerderheid niet werd gedeeld. Bovendien bleek uit inlichtingen van het college, dat het van plan was be paalde contacten te leggen en lieden aan te trekken en dan zou zien, wat hieruit kon groeien. Mede op grond hiervan werd het voorstel verworpen. Vrij spoedig na deze vergadering, spr. meent op 18 Januari 1951, werd de bewuste bijeenkomst van 'het gemeentebestuur en het bedrijfsleven reeds belegd, waarmee zonneklaar is bewezen, dat het B. en W. ernst Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 16 Mei 1951. 7 vas met de gedane toezegging. Voor het geval hieraan nog twijfel mocht bestaan spr. verklaart, dat dat aerzijds niet het geval is dan kan hij meedelen, 't het overleg wordt voortgezet. Verschillende fac- en hebben dit enigszins verhinderd, maar zeer spoe dig zal weer een vergadering worden belegd. De be- oefte aan en de wenselijkheid van een voortdurend -uw contact op dit gebied zal hierbij dan moeten blijken. Bij bepaalde wensen en verlangens, b.v. uitbreidingen, a inleg van wegen, energievoorziening enz., is een vlotte doening gewenst, zowel wat de correspondentie en -oorbesprekingen, als wat de werkzaamheden zelf be ft. Daarbij moet het bedrijfsleven bedenken, dat de gemeente een gemeenschapsorgaan is, dat de zaken tiet eenzijdig kan bezien, terwijl de gemeente er zich moet bezinnen, dat hier flair en zakelijk inzicht en bereidheid tet service bieden van eminent belang zijn dat ambtenarij en verkeerde bureaucratie uit den ■oze zijn. Het is hier gewenst naar beide zijden een c itisch geluid te laten horen. Maar door alles wat men over de industrievestiging in Leeuwarden kan zeggen, speelt eigenlijk deze belangrijke vraag heen: is de ge- r.eente Leeuwarden inderdaad wat men dan met een reemd woord noemt industry-minded"? Door het ver- den eigenlijk niet en dat geldt voor heel Friesland, iesland is een agrarisch gewest en de industrieën, '.ie hier ook in Leeuwarden zijn gevestigd, zijn or een groot deel industrieën, die aansluiten op dit irarisch karakter van de provincie. Daar komt verder dat t.a.v. de grond en de grondprijzen de situatie Leeuwarden over het algemeen volslagen anders is vaak moeilijker ligt dan op de Veluwe, in Zuidoost- iesland en andere gebieden in Nederland. Ook moet ■n niet vergeten, dat hier een groter percentage on- schoolde arbeiders bestaat, die buiten hun schuld wil dit uitdrukkelijk onderstrepen niet fabrieks- nded zijn. Deze mensen zal men in de gegeven si de hoogstens kunnen opvangen door een politiek a openbare werken en wat dat betreft kan aan dit Hege alle hulde worden gebracht voor datgene wat t tot dusverre op dit gebied heeft gedaan. Dan is evens zeker gebrek aan goede vaklieden. Er is nu maal uit Leeuwarden en Friesland een vlucht naar iere gebieden, naar wat men in het algemeen ,,Hol- id noemt, een vlucht, die al ver vóór 1940 is ingezet, lar zijn mening -spr. heeft het zopas al even ge ld zal vestiging van volslagen nieuwe industrieën ook op zeer bescheiden schaal plaats vinden, bijv. ine metaal- of chemische industrieën of dependances lialen van elders gevestigde grote bedrijven. Verder t ieder gemeentebestuur aandacht te schenken aan is gevestigde industrieën. Deze moeten niet onder 1 iiging van nieuwe bedrijven lijden en de practijk in erland in 1950 heeft geleerd, dat zekere gemeente- 1 uren dit aspect volslagen hebben verwaarloosd; - van zijn bepaalde industrieën in die gemeenten de e geworden. Ook mag men niet vergeten, dat Leeu- i den niet is opgenomen in de ontwikkelings- en ves- igsgebieden van het Departement van Economische en, wat moeilijkheden t.a.v. de woningtoewijzing en c- lalde andere dingen meebrengt. oorts speelt natuurlijk de excentrische ligging van iwarden een grote rol bij de vervoerskosten van i irondstoffen naar hier en bij het afstoten van het ii product naar andere gebieden. Die vervoerskosten ij uiteraard zeer hoog. Als een zakenman uit Leeu- den een bespeking heeft in Amsterdam of Den laag, kost dit grote offers in tijd en geld. Dit is een belangrijke factor. De arbeidslonen spelen, in de est inde classificatie, ook een grote rol en wanneer pan ook het rapport van de commissie-Kruijt een eerste ^tap il 2jjn tot verbetering op dit gebied, kan dit, al- har,: van spr.'s kant, ten zeerste worden toegejuicht. L-arnaast moet men niet vergeten, dat industriali satie niet een mode- of toverwoord is zonder meer. Hij heeft wel eens het idee, dat heel veel mensen hierover spreken zonder precies te weten welke aspecten hier mee gemoeid zijn. Is het nu zo, dat B. en W., de raad of wie dan ook hierbij practisch met de armen over elkaar hebben ge zeten en dat in het belang van deze zaak niets zou zijn gebeurd? Daarop zal wel een afdoende antwoord zijn te geven, maar spr. behoeft dat niet uitputtend te doen. Hij kan zich voorstellen, dat B. en W. die taak aan zich zelf willen houden. Spr. zou echter toch even wil len wijzen op het openbreken der toegangswegen, de aansluiting op de kanalen zowel in het Oosten als in het Westen, de industriehaven en daarmee annex het agendapunt van vanavond, dat betrof wegenaanleg, juist ook naar de industrieterreinen in het Westen. Verder wijst hij op vestiging van een aantal nieuwe bedrijven, o.a. Postma en Feenstra, Garco, Rimetal, Dikkerboom, Hoeksma en Velt, Walsenmotorenbedrijf enz. Wie een kijkje gaat nemen bijv. achter de loods van de N.T.M., die ziet daar de nieuwe industrieën en de uit het centrum der stad hierheen verplaatste. Wan neer men bepaalde rapporten mag naspreken, heeft, ruw geschat, in ieder geval al een uitbreiding van meer dan 1000 man personeel door de industrievestiging plaats gehad. Het is een behoorlijk aantal mensen, dat 's morgens onze stad binnenkomt per fiets, bus of trein, althans uit bepaalde gemeenten. Spr. meent, dat men wel kan zeggen, dat de be staande industrialisatie in het kader van de mogelijk heden hier thans wel besproken is en dat het bij alle klachten, die men bijelkaar heeft „geharkt" (als hij het zo mag zeggen), altijd zin zal kunnen hebben om de uitingen van tevredenheid, die een groot aantal indus trieën naar voren zou kunnen brengen al achterhaalt men die uitingen niet zo gemakkelijk te registreren. Hij komt nu tot de redenen van terugtrekking van een aantal industrieën, het niet komen van industrieën en plannen tot intrekking, die sommige industrieën zou den koesteren. Hij heeft al een aantal redenen opge noemd, toen hij de vraag beantwoordde, of Leeuwar den industry-minded is. Hij wees op de excentrische ligging, op de arbeidslonen, op de woningnood en wo ningverdeling en op de prijzen voor de industrieter reinen en hij kan daaraan toevoegen de uitgaven voor het bouwrijp maken van die terreinen: het feit, dat volgens sommigen hier wel industrieterreinen zijn, maar eigenlijk die naam niet verdienen; klachten over gebrek aan medewerking van de kant van gemeentelijke or ganen: bepaalde moeilijkheden ten gevolge van het uitbreidingsplan, enz. enz. Er is, als men zijn oor te luisteren legt, hierover nogal veel critiek, soms zacht geuit, soms erg scherp; soms ook is het stil. Af en toe evenwel schijnt een ware epidemie van critiek Neder land te teisteren. Hier en daar elders ziet men hetzelfde als vanavond hier in de raad, n.l., dat men meent het college van B. en W. in gebreke te moeten stellen. Spr. had over deze materie een correspondentie met een relatie, lid van de raad van een der grote gemeenten van Nederland. Die schertste in haar brief: „Zo, zijn jullie nu aan de beurt; wij hebben een poosje geleden dezelfde ziekte onder de leden gehad.Spr. gelooft niet, dat critiek zonder meer moet worden afgewezen. Na tuurlijk niet. Voor redelijke critiek moet men altijd vat baar zijn. Critiek is niet redelijk meer, wanneer ze op een bepaalde manier van politieke aard wordt. Achter heel veel gegrom van critische stemmen meent spr. een hunkering naar het verleden te bespeuren, een verleden met macht en invloed voor bepaalde lieden, een ver leden, dat echter verleden zal blijven. Dat is zuur, maar dat is waar. Wanneer spr. dit zo zegt, vraagt hij met een, of die critiek wel te rijmen is met de opvatting van die lieden over de positie en functie van de overheid en i.z. overheidsingrijpen, overheidsbemoeiing, enz. Spr. zou het zo willen stellen: hier wordt heel wat

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1951 | | pagina 4