16 Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 16 Mei 1951. is, dat industriespreiding niet verplicht is gesteld om de grote industriecentra niet over te belasten. Als er weer eens een keer oorlog mocht komen, zal men, door alles op één kaart te zetten, ontzettend kwetsbaar zijn. Dan heeft de heer Vellenga gesproken over een ge zond contact met het bedrijfsleven. Dat is wat spr. in 1950 al heeft gepropageerd en wat hij ook in 1951 noodzakelijk vond. Het gaat hem om een behoorlijk contact tussen het gemeentebestuur en het bedrijfsleven. Vele dingen worden misschien overdreven de wereld ingeslingerd; daarom blijft spr. er bij, dat men de moge lijkheid dient te scheppen om door nauwer contact deze dingen op een ander vlak uit te vechten. Dan voelt de heer Vellenga op een gegeven moment ook behoefte aan „centraal contact"; dat is hier niet, zegt hij en hij weet niet, of dat contact wel zo noodzakelijk is. Dit punt is teer en ingewikkeld; het scheppen van zo n centraal orgaan lijkt hem moeilijk. Spr. kan de heer Vellenga echter uit de droom helpen. Het departement van Han del in Leeuwarden lijkt hem een behoorlijk contact orgaan; dat is de heer Vellenga misschien ontgaan. Daar kan de gemeente aankloppen om een centraal contact met het bedrijfsleven te krijgen. De heer Vellenga zei voorts, dat spr. indertijd nogal wat critiek heeft gehad. Hij gelooft niet, dat die vrese lijk erg is geweest. Hij heeft toen ook meermalen be weerd, dat zijn opmerkingen niet als critiek waren bedoeld, maar dat hij mogelijkheden wilde aangeven in het belang van de gemeente. Uit overleg kan iets goeds geboren worden en na studie kan er een goed plan komen. De heer Vellenga heeft ook gezegd, dat het bedrijfs leven de zaak zeer eenzijdig ziet en een onredelijke medewerking verlangt. Spr. weet niet, of dat wel zo erg is. Hij heeft daar direct niet zo maar een voorbeeld van. Voorts wees de interpellant op het probleem van de geschoolde arbeiders. Als men verder gaat industriali seren, zo zegt hij voorts, dan doet men daar andere industrieën kwaad mee. Spr. ziet daar niet zo n kwaad in. Hoe gaat zulks dan in Drachten en in andere plaat sen? zo vraagt hij zich af. Verder zouden volgens de heer Vellenga de kosten van vervoer van grondstoffen en eindproducten resp. naar en van Leeuwarden ontzettend hoog zijn. Maar zou dit dan in Groningen en Maastricht anders liggen? Of anders dan in de glas-industrie in Sas van Gent? Als men naar Engeland gaat exporteren zijn de moge lijkheden, doordat men met de grote havens te doen heeft, soms nog eenvoudiger. Spr. ziet de obstakels zo niet. Gelukkig, dat hij wat optimistischer is. En dan was er een opmerking van de heer Vellenga, die wat pijn gedaan heeft, n.l., dat er een zekere groep is, die altijd hetzelfde oude liedje zingt van ambtenarij en bureaucratie. Die heren weten niet, zo roept de heer Vellenga uit, dat de oude tijd niet weer terug komt. Spr. meent, dat men deze dingen niet zo moet op blazen. Hij c.s. weten ook wel, dat de kaarsen niet weer terug komen; de electriciteit is nu gekomen. De wereld heeft een ander aanzien gekregen en mogen dan bepaalde mensen steeds zingen van ambtenarij en bureaucratie, anderen zingen nog steeds „ontwaakt, ontwaakt", hoewel spr. dacht, dat ze al lang wakker waren. Laat ieder dan maar zingen, wat hij belangrijk acht. Verder zegt de heer Vellenga, dat nog vele dingen voor de raadsleden in het duister liggen. Daarom is het goed, dat vanavond de zaak wordt besproken en dat de wethouder zo uitvoerig is geweest. Spr. heeft indertijd in dezen slechts een weg aange geven. Hij heeft geen critiek willen leveren, maar ge zegd, dat het zo en zo beter was, hetgeen hem werd ingegeven door de wens het in Leeuwarden beter te doen dan in andere steden. Spr. heeft uit het betoog van de wethouder beluisterd, dat deze de kwestie wil zien vanuit de toestand van vandaag de dag, zonder een basisplan. De tijd is echter dermate slecht, dat dit veel grotere moeilijkheden za opleveren, ondanks de mogelijkheden, die de wethouder ziet. Wij zijn nu eenmaal te laat, zo meent spr. Dit blijft een verschil van mening tussen hen. De wethouder heeft op een gegeven moment het par ticulier initiatief aangevallen, waarbij spr. het gevoe heeft gekregen, dat het er maar belabberd mee is ge steld. Het moet krom, blind en lam zijn geslagen en het wil zich door de helpende handen van B. en W. wee: op de been laten brengen. Men zou niet geloven, dat er mensen in Leeuwarden zijn geweest of nog zijn, die iets willen doen, zonder tegen de overheid aan te leu nen; maar dit zou immers tot groter binding aan en macht van die overheid leiden. Spr. gelooft echter, dat het bedrijfsleven in Leeuwarden nog wel zo gezond is, dat het, als het iets wil, dit ook wel voor elkaar krijgt, al zijn er natuurlijk wel enkelen, die meer dan het redelijke verlangen en wanneer deze mensen op hu 1 nummer worden gezet, staat spr. daar volkomen achte Hij onderschrijft niet, dat het er met het particulier in tiatief zo bedroevend voor staat. Hij weet zelf te goec', dat dat niet de waarheid is. Hij heeft het heel erg gc - vonden, dat de wethouder zo heeft gesproken, terwijl de Voorzitter van deze raad toch enige tijd geleden hulde heeft gebracht aan een jubilerend bedrijf in deze gt- meente, een van de grotere industrieën in ons vade - land. Spr. is blij, dat de Voorzitter, blijkens zijn bij h t jubileum gesproken woorden, bij het daar getoonde in - tiatief opziet, want er is daar in lange jaren iets gi - presteerd, waarvoor spr. bewondering heeft en het s prettig, dat dit van overheidszijde ook zo wordt ge voeld. Ook heeft de wethouder gesproken over de industri - flat. In de korte spanne tijds van voorbereiding hee t spr. niet voldoende gelegenheid gehad, hier nog even dieper over na te denken. Hij heeft indertijd horen ve - luiden, dat het contact met Den Haag en meer de - gelijke contacten er toe hebben geleid, dat de zaak heel lang heeft geduurd en dat, toen er eindelijk schot n kwam, de zakenmensen al op andere wijze waren ge holpen. Dan heeft de wethouder de heer Landstra nogal aa l- gevallen. Daarvan wil spr., als hij heel zakelijk is, dit zeggen: Er is hem vroeger altijd geleerd, dat je van e klanten alles mag denken, maar dat je nooit alles m g zeggen. Spr. vindt het erg jammer, dat de wethouder een heel grote klant nogal hardhandig heeft aangepa t. Spr. verklaart, dat hij de L.P.F. heel graag in Leeu warden wil houden; hij gelooft intussen - de heer Landstra is wel sportief dat deze hier wel blijft De wethouder heeft voorts even de kwestie van te L.A.B.O. aangeroerd. Wij leven, aldus spr., heel ge lukkig als goede collega's. Hij heeft altijd gemeend, c:st de ondernemer van de L.A.B.O. vergunning had ge kregen om in de Bildtsestraat een garage te bouw n. Nu gaat men hem echter, na enige jaren, verbieden hetgeen hij bijgekocht had, te bebouwen. Men heeft h m nu wel een goede plaats aangeboden aan de Snek r- trekweg, maar splitsing in het autobusbedrijf is o t- zettend moeilijk en kostbaar. Het is inderdaad wa ïr, dat de L.A.B.O. in Minnertsga een bedrijf heeft op e- richt. De ondernemer had werkelijk wel hier wil en blijven; het bedrijf is noodgedwongen gesplitst, maar spr. wil even verduidelijken, dat dit inhoudt, dat et practisch uit Leeuwarden gaat verdwijnen. Ook dit vindt spr. tragisch; hij had het bedrijf hier liever willen houden. De wethouder heeft het ook even over een „pudding- fabrikant" gehad. Spr. hoopt niet, dat hij daar de N 1 Koopmans' Meelfabrieken mee bedoeld heeft. Dat zou hij jammer vinden. De wethouder heeft deze N.V. te voren overigens nogal in de hoogte gestoken! Spr. vindt het ook jammer, dat de verhouding tus: n Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 16 Mei 1951. 17 het E.T.I.F. en het gemeentebestuur niet is, zoals hij het graag wil zien. Hij zou willen, dat het gemeente bestuur en het E.T.I.F. gezamenlijk bouwen aan de vooruitgang van Leeuwarden. De wethouder heeft ook nog gezegd, dat het zakelijk iet verantwoord zou zijn. dat de gemeente grote com plexen industrieterrein geheel gereed maakt en daar dus eel geld in steekt. Spr. gelooft ook niet, dat dit moet ebeuren. Hij wil echter graag wat voor de etalage leg gen, opdat een gegadigde, als hij een terrein komt uit- oeken, niet in een woestijn komt, maar een stukje terrein, dat prima in orde is gemaakt, kan zien. Het is een beetje teleurstellend, dat spr.'s hoop aan bande een commissie ter zake, welker instelling hij eeft verdedigd, de bodem is ingeslagen, want de wet- ouder heeft gezegd, dat B. en W. aan zo'n commissie elemaal geen behoefte hadden. Hij stelt het wel op prijs, dat de gemeente met het edrijfsleven contact heeft gehad, maar wat men heb- en moet, is eigenlijk een studiecommissie. Die krijgt ien echter nooit, als men zo nu en dan eens een groepje Hustriëlen bij elkaar haalt. Deze mensen hebben het bovendien ook druk. Spr. heeft gemeend, dit te moeten zeggen, omdat hij deze zaken belangrijk vindt. Meent de raad, dat wat p het ogenblik gebeurt, voldoende is, dan ligt ook de erantwoording bij de raad. Spr. zou de volgende waar schuwing willen geven: laat de raad er voor zorgen, at er niet t.a.v. van Leeuwarden een legende komt als die van het Vrouwtje van Stavoren, doordat men on zeker moment de haven van Leeuwarden zou hebben laten verzanden. De hear A. Witteveen soe graech hwat sizze wolle O"" dit punt; it liket him tige bilangryk ta. Men moat him lykwols hwat üntskuldigje, as it hwat stoef heart. j is sa net bidoeld. Dat hjir yn 'e rie in goede sfear bauwt, is ien fan de earste bitingsten dy't fan bilang 'ze kinne foar de yndustrialisaesje. Mar men moat op it lést sizze hwat men op it hert hat. Op Sélan nei hat Fryslan it lytste persintaezje fan it oantal ynwenners fan Nederlan. Ek op oar gebiet is de bitsjutting fan Fryslan en Ljouwert de léste tiid is minder wurden. It is hjir yn mannich opsicht in Üeröf-hoeke wurden. It is de taek fan it gemeente- istjür om to bisiikjen fan Ljouwert wer in weardefol sintrum to meitsjen fan Noard-Nederlan. Hjirby wol spr. efkes opmerke, dat Ljouwert geo- grafysk sjoen mear yn it sintrum leit fan Noard-Neder- 1 as Grins. Aldergeloks giet men yn sommige op- sichten de léste jierren foarüt, mar dit kin net sein wurde fan de yndustrialisaesje. It sil nedich wêze, dat men meiinoar neigiet hokker nije mooglikheden der hjoed-de-dei binne foar mear wurk en mear brea. Spr. wie en dat is efkes oars as de wethalder beid mei de rige artikels yn it Friesch Dagblad, omdat d :e wichtige saek dêrtroch mear yn 'e publike bilang- stclling kaem. Neffens it Friesch Dagblad en ek neffens oaren binne der folie klachten en, sa mient spr., net aJniel sünder reden. Mar it wol him talykje, dat net praet wurde moat oer de skuldfraech. Dér giet it him net om. De Direkteur fan Gemeentewurken en alle amtners fan heech ta leech binne altiten foar de stêd yn it spier fan moarns ier ta jouns let. >pr. wol bisiikje om inkelde dingen nei foaren to vringen, dy t miskien meihelpe kinne om hjir mear yn- diiSiry oan to lüken en dy't yn elts gefal it ynsicht yn dizze dingen forromje kinne. Dy mient, dat der hjir yn Ljouwert yn haedsaek trije teireinen foar yndustry ornearre binne: in terrein fan -0 ha oan de Harnsertrekfeart by Skinkeskans, in terrein fan goed 3 ha aan de Greonswei en dan noch •en tan in pear hectare oan de Dokkumertrekwei. Hy sy v en W. yn omtinken jaen wolle, om fan elts fan '^•ze terreinen sa gau mooglik in lyts part ré to meitsjen, fierders in bigjin fan in wei, rioelen, wetterlieding, ljochtlieding, ensfh. Op dizze wize soe men, as spr. yn 'e trant fan de hear Pols prate mei, in soarte fan eta- laezje krije, hwer't de gewoane man, dy't gjin fakman is, mear each foar hat. Spr. jowt de wethalder ta, dat men, technysk bisjoen, net alle terreinen hoecht op to heegjen. Dat kin letter miskien ek wol. Mar de minsken wolle dochs graech hwat sjen, dat der better by leit as nou. As it mar heal kin, moat der in lyts diel fan it yndustryterrein klear makke wurde. Eventueel soe it opheegjen fan in terrein barre kinne mei wurkleaze arbeiders en skippers, dy't dochs mar omrinne. Miskien soe sa it mes fan twa kanten snije. Foar in goede en krekte bioardieling fan de yndustryterreinen is it perfoarst nedich, dat defini- tyf fêstlein wurdt hoe en hwannear de ringwei, dêr't de wethalder ek oer sprutsen hat, en oare oanslutende wegen om de stêd komme to lizzen en hoe't de oan- sluting fan dy ringwei oan de yndustryterreinen pleats hawwe sil. Dizze fraech moat binammen sa gau as it kin oplost wurde foar it greate, westlike yndustryter rein fan 40 ha. Plak en hichte fan de tagongswegen nei dizze ringwei kinne net foldwaende bikend wêze, sa lang as it spoarweifraechstik en it fraechstik fan de oerwei yn de Skrans net oplost binne. ït iene hinget mei it oare gear. Spr. bidoelt dit: As der in keaper komme soe om in stik fan it westlike yndustryterrein, dan soe dy al hiel gau freegje: hoe komt it mei de ringwei en mei de oare wegen, dy't der op oanslute? As dér gjin foldwaende antwurd op jown wurde kin, sil it terrein net sa maklik oan 'e man to bringen wêze. Spr. fortinkt B. en W. der sa njonkenlytsen fan, dat hja it spoarweifraechstik mei de forbettering fan de oer wei yn 'e Skrans alhiel oan it tafal oerlitte. B. en W. jowe de moed op, sa liket it spr. ta, om dizze saek definityf to regeljen. Hja tinke faeks: Tsjin dy spoar- weidireksje, dy steat yn de Steat, is dochs neat to bi- gjinnen. It moat mar komme lyk as it komme wol. Tominsten: sa is spr. syn miening; as de hearen der oars oer tinke, dan soe spr. it aensens graech witte. It liket him yn elts gefal net in goede halding ta, om jin by sokke tsjinslagen del to lizzen. Spr. hat it wol ris faker sein en hy wol it joun hwer mei klam herhelje, dat it foar yndustryfestiging yn Ljouwert gunstich wurkje soe, as der mei gauwens in struktuerplan kaem foar de hiele stêd. Nou mei dat wurd „struktuerplan" technysk miskien net it rjuchte wurd wêze, mar men fielt wol, hwat spr. der mei bi- doelt. Hy wol foar de aide binnenstêd en ek foar de nije stêdsdielen in algemien great plan hawwe. in prin- sioeplan. Letter kin der dan oan 'e han fan it algemiene plan in kom-plan, dus in plan foar de binnenstêd, komme. Ek kinne der dan definitive ünderdielen fan it ó.twreidingsplan komme, dy't nou lang net klear binne. Sünt de léste 1015 jier swevet alles fiersten to folie. Sa is ek it hiele ütwreidingsplan to folie yn biweging. Men hat der gjin haldfêst oan. Fierders soe hy hjir noch ris op de folgjende problemen wize wolle. dy't neffens him, ek yn forban mei de yndustrialisaesje, driuwend om in oplossing freegje,. to witten: de spoar- wei oer de Skrans, de ringwei mei de eastlike en west like tunnel yn de spoarwei, de fémerk, it plak for it nije gasfabryk, de sprieding fan de garaezjes, de Wil- helminabaen, it stedssikehus, it feilingsterrein, ensfh. Hjir soenen miskien noch oare bilangrike fraechstikken by neamd wurde kinne. De Voorzitter verzoekt de heer Witteveen zich tot de orde te willen bepalen; het ziekenhuis bijv. hoort daar niet bij. De hear A. Witteveen mient, dat de Foarsitter oer him net kleije mei. Spr. hat yn dizze rie net safolle it wurd. De Voorzitter meent toch, dat de heer Witteveen zich

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1951 | | pagina 9