- ■-» Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Donderdag 5 Juli 1951. De heer Tiekstra zou tegenover de opmerking van de heer V. d. Schaaf, die jurist is en spr. niet, toch willen stellen, dat de grondwet alleen maar Neder landers kent en geen Friezen, Groningers of Braban ders. Overigens gelooft hij, dat de heer V. d. Schaaf en hij in wezen wel gelijk over deze zaak denken. Benoemd wordt de heer Schraffordt Koops, met 22 stemmen (de heer Morren 4 stemmen en de heer Tuin- stra 3 stemmen). De heren V. d. Veen en Vellenga vormden het stem bureau. Punten 3 en 4 (bijl. nos. 127 en 123). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 5 (bijl. no. 125). De hear Van der Meer seit, dat syn fraksje mei nocht oer dizze transaksje lezen hat. In lyts skoftsje forlyn is hjir wiid en breed oer de yndustrialisaesje praet en nou mei men tige bliid wêze, dat in bidriuw as de Condens sa'n greate lape groun fan de gemeente keapje en der in great fabryk op sette sil. Dat sil dus bitsjutte, dat er wer in hiele smite minsken wurk krije kin. Nef fens spr. mei it Ljouwerter gemeentebistjür en de hiele stêd dêr wol tige mei yn oarder wêze. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punten 6, 7, 8, 9, 10, 11 en 12 (bijl. nos. 139, 124, 122. 126, 134. 135 en 136). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 13 (bijl. no. 141). Mevr. Ringenaldus-Van der Wal wil voor dit voor stel tot het bouwen van een zes-klassige school in het Westen der stad namens haar fractie graag een woord van waardering laten horen. Vooral in dit deel der stad, waar een zo groot aantal nieuwe woningen is gekomen, is veel behoefte aan een nieuwe school. Zij hoopt, dat, als het enigszins mogelijk is, het college in de toekomst meer scholen zal bouwen en dat dan niet alleen gedacht zal worden aan het lager, maar ook aan het kleuteronderwijs. Ook aan kleuter scholen is in die omgeving grote behoefte. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 14 (bijlage no. 129). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 15 (bijl. no. 133). De hear Van der Meer fynt, dat der nochal aerdich hwat op dizze list stiet. Nou sil dat wol mei hjirfan komme, dat it ynbarren fan it skoallejild sa fier efteroan komt. Der binne posten by fan 1945 en 1946. Spr. kin him best bigripe, dat, as de minsken dat nou noch bitelje moatte, it knipke leech is. Mar hy hat noch hwat oars to sizzen. De léste post giet oer de hounebilêsting. Spr. mient, dat yn in gearsit fan de needgemeenterie wiidweidich praet is oer dizze bilêsting. Hy c.s. gunne elk syn houn wol, mar dyjinge, dy't in houn haldt, wit nou ienris, dat er dêr bilêsting foar bitelje moat. Giet it nou wol goed, dat men 3 jier efter- elkoar deabidaerd in houn haldt, mar oer it jier 1948 10 fan 'e oanslach en oer 1949 en 1950 neat bitellet? Nou kin de gemeente gjinien forbiede om in houn to halden, mar spr. woe graech witte, hwat der oan to dwaen is, dat der gjin bilêsting foar bitelle wurdt. De heer Geerts (weth.) is het niet met de heer V. d. Meer eens, dat er zo veel op deze lijst staat. Over het gehele budget van de gemeente een bedrag van 4300,— aan dubieuze debiteuren lijkt spr. heel weinig Inderdaad zijn het meest schoolgelden van vroegere jaren. De gemeente moet schoolgeld heffen naar ge gevens, die zij krijgt van de rijksbelastingen. Hier is men een paar jaar achter en zodoende is de schoolgeld heffing ook achter. Vooral in 1945 en 1946, vlak na de oorlog, hebben heel wat mensen winst gemaakt, maar toen zij in 1948 en 1949 een aanslagbiljet schoolgeld thuiskregen over eerstgenoemde jaren, was hun finan ciële toestand zo veranderd, dat zij niets meer hadden om te betalen. Hiermee is de grote achterstand in het schoolgeld verklaard. Met de hondenbelasting is het even anders. Toen de verhoging van de hondenbelasting door de raad is be handeld, is er bezwaar tegen gemaakt, dat deze be lasting niet progressief was. B. en W. hebben zich toen op het standpunt gesteld, dat zij niet voldoende ge gevens hadden om een progressieve belasting te heffen, maar dat zij bijv. oudere mensen en weduwen, die een hond houden, maar geen belasting kunnen betalen, zoveel mogelijk in het genot van een hond zullen laten. De verordening liet niet toe, dat vrijstelling verleend werd. Op uitdrukkelijk verlangen van de raad is toen besloten, dat in dergelijke gevallen niet tot invordering van belasting zou worden overgegaan. Vele der onder havige gevallen hebben betrekking op oudere mensen, die B. en W. niet wilden noodzaken hun hondje af te schaffen. De hear Van der Meer hopet, dat de wethalder yn spr.'s opmerking oer it skoallejild gjin forwyt heard hat. Hy bigrypt hiel goed, dat men it jild net carder yn- foarderje kinnen hat. As de hounebilêsting, dy't net ynfoardere wurde kir. meast fan aldere minsken is, dan kin spr. him hiel wol mei it ütstel fan B. en W. forienje. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 16 (bijl. no. 137). De heer Heij.stra c.s. hebben met genoegen kennis ge nomen van dit voorstel van B. en W. Sinds de Be vrijding heeft men getracht een rijksregeling in het leven te roepen, dit is ook in de raadsbrief vermeld maar het is tot nog toe niet mogen gelukken. In de laatste tijd echter heeft de regering een ruimer stand punt ingenomen en zij werkt dus ook mede om te komen tot een algemene regeling voor ziekenfondsvoorziening voor het overheidspersoneel. Omdat het echter wel enkele jaren zal duren, alvorens men de zaak in kan nen en kruiken heeft, zijn de gemeenten in de gelegen heid gesteld een interimregeling in te voeren. Spr. c stellen het zeer op prijs, dat B. en W. deze gelegenheid hebben aangegrepen, om ook voor het gemeenteperso- neel van Leeuwarden deze maatregel toe te passen. Hij zou het college willen verzoeken onder ogen te zien, of de mogelijkheid niet bestaat, nu t.a.v. de ziekte premiebetaling de gelijkstelling van het gemeente- personeel met het personeel uit het particuliere bedr. op handen is, van gemeentewege te komen tot het wekelijks innen van de premie en dan in overleg met de ziekenfondsen eenzelfde gang van zaken te krijgen als bij het particuliere bedrijf. Vooral voor de laagst bezoldigden is betaling ineens bezwaarlijk. In de raads- Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Donderdag 5 Juli 1951. brief wordt er ook al op gewezen, dat de ziekenfonds- pre niekosten aanmerkelijk zijn gestegen. Daar moet het stond ook in de overgelegde bescheiden -thans we! 2,per week voor worden uitgetrokken. Als de gemeente daarvan 1,inhoudt - in het algemeen dus de helft van de verschuldigde premie dan kan zij dit verrekenen met de ziekenfondsen. Ten slotte wil spr. B. en W. dank zeggen voor dit oorstel. Hij c.s. kunnen er van harte mee instemmen. De hear Van der Meer soe, lyk as de hear Heijstra die. ek in forgeliking meitsje wolle mei it partikuliere bid: iuwslibben. Punt 1 fan de ütstelde forordening seit, dat ünder „ambtenaren" forstien wurde moatte „amb tenaren in de zin van het Algemeen Ambtenaren reglement". As spr. it goed bigrypt, sille der ek de heechste amtners ünder falie. Nou falie yn it partikuliere bi- driuwslibben de minsken, dy't mear fortsjinje as in lytse 5000,buten de syktepreemjeregeling. Soe it nou yn forban mei de gemeentelike finansjes net better \vê: dat it gemeentebistjür net fierder giet as it par- tiN ere bidriuwslibben en de amtners, dy't mear as 5000,fortsjinje (spr. neamt mar in foarbyld) büten diz:: regeling to halden? De heer Beeksma (weth.) zegt, dat B. en W. na- tuuijk gevoelig zijn voor de woorden van lof, die de hee Heijstra tot het college gesproken heeft. B. en W. meenden met dit voorstel een daad van rev vaardigheid te doen t.a.v. het gemeentepersoneel. Het verzoek van de heer Heijstra om het gemeente- personeel in de gelegenheid te stellen wekelijks de premie te betalen, zal nader onder ogen worden gezien. Mi chien heeft spr. het mis, maar het komt hem voor, dat iier wel een kleine moeilijkheid zal schuilen, omdat et gemeentepersoneel, ondanks deze toeslag op de iekenfondspremie, nog niet onder de verplichte ver- ekering valt. Het blijft voor de gemeente-werklieden n -ambtenaren nog een vrijwillige verzekering. Mis- ichien echter is er in overleg met de besturen of direc- ies van de ziekenfondsen een regeling te treffen. En an neer daar niet al te veel administratieve romp lomp aan verbonden is, kan de zaak onderzocht orden. Tot de heer V. d. Meer zegt spr., dat het hier voor- esteide het navolgen is van de door het Centraal rgaan voorgestelde interimregeling. Hier hebben de akorganisaties van verschillende zijden aan meege- erkt. De raad weet uit de stukken, dat in alle andere rote gemeenten de interimregeling ook is aangenomen, oals ze is voorgesteld door het Centraal Orgaan en at is, :o men weet, het overleg tussen de Vereniging an Nederlandse Gemeenten en de vakorganisaties. Wat betreft de opmerking van de heer V. d. Meer a.v. de gemeentefinanciên en de hogere ambtenaren, ie meer dan 5000,verdienen, het aantal van die mbtenaren is zo gering, dat toepassing van de regeling 'ok op hen slechts een klein bedrag van de gemeente al vergen en spr. meent, dat de redelijkheid en billijk- eid meebrengen, dat alle ambtenaren van deze interim- egeling zullen kunnen genieten. De hear Van der Meer kin hwat de wethalder sein :r de redelikheit en de binlikheit net rjocht mei- liele. Yn it partikuliere bidriuwslibben wurdt oannommen, |at minsken, dy't boppe in bipaeld bidrach oan yn- Jommen binne, seis har syktekosten bitelje kinne en or. kin net ynsjen, dat gemeente-amtners dat net kinne. Je interimregeling hat spr. net bistudearre. Hjir is joun minoftomear de autonomy fan de ge beenten to praet brocht. Spr. soe sa sizze, dat de ge- peente yn dit stadium fan de saek noch frij is to bi- Huten, sa t it har goed tinkt. De heer Beeksma (weth.) heeft betrekkelijk weinig toe te voegen aan hetgeen hij in eerste instantie heeft gezegd. De woorden van de heer V. d. Meer hebben hem niet kunnen overtuigen. Hij weet wel, dat hier kleine gevoeligheden liggen, maar hij meent, dat men daar overheen moet stappen ter wille van de billijkheid. Wat de heer V. d. Meer opmerkt t.a.v. de autonomie van de gemeente, is op zichzelf natuurlijk waar, maar dit moet men toch ook weer niet al te abstract zien. Deze interimregeling is door centraal overleg tot stand gekomen. Dit is nu eens niet iets wat de gemeente wordt opgelegd; zij is natuurlijk vrij om de regeling al dan niet aan te nemen, maar heeft ook de vrijheid haar te wijzigen. Waar de regeling echter door gemeen schappelijk overleg tot stand gekomen is, menen B. en W., dat het ook redelijk en billijk is, dat aan het voor stel van het Centraal Orgaan voorrang wordt gegeven en dat ook het gemeentepersoneel van Leeuwarden in zijn geheel er van zal kunnen profiteren. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 17 (bijl. no. 128). De hear Van der Meer kin koart wêze troch allinnich dit üt de bylage foar to lézen: „Voorlopig ware tegen over dit tekort (dat is dan goed 7J/2 ton) een verhoging van de bijzondere uitkering uit het gemeentefonds te ramen." Kin de wethalder ek sizze. hoe great de kans is, dat de gemeente dy forhege ütkearing krijt? De heer Tiekstra zegt, dat bij de omvangrijke en be langrijke begrotingswijziging voor het dienstjaar 1951, die thans voor de raad ligt, de verleiding kan bestaan, eens even aan te haken. Spr. komt dan via de vraag van de heer V. d. Meer bij de woorden van Z.Exc. de Minister van Binnen landse Zaken, die zojuist gesproken heeft over de finan ciële zelfstandigheid van de gemeenten, en wandelt dan meteen door naar het einde van de raadsbrief, waar gesproken wordt over de hogere raming van de bij zondere uitkering. Nu is het wel zo, dat deze begrotingswijziging haar ontstaan te danken heeft aan de inmiddels plaats gehad hebbende prijsstijgingen en de toegestane loonsverho gingen, maar het betekent toch ook, dat tijdens de duur van het begrotingsjaar eens de stand van zaken wordt opgemaakt, waardoor de raad gelegenheid krijgt zich rekenschap te geven van het gevolgde beleid. Dat deze mogelijkheid hier is toegepast, wordt door spr. c.s. zij weten, dat dit een omvangrijk werk is geweest dan ook alleszins gewaardeerd. Het verheugt spr.'s fractie ook, dat B. en W. tegelijk met de berekening van de uit de prijsstijgingen en loons verhogingen voortvloeiende wijzigingen van diverse posten de gelegenheid hebben gevonden en ook te baat genomen om een aantal subsidies niet onbelangrijk te verhogen of nieuw uit te trekken. Natuurlijk moet men aan de absolute cijfers op zich zelf niet te veel waarde hechten, omdat ze relatief niet zo n grote betekenis hebben; handhaving van de oor spronkelijke cijfers zou veeleer een achteruitgang heb ben betekend. Maar het blijkt toch wel, dat bij deze verhoging de nodige ruimte is genomen. Spr. wil nog graag een enkel woord zeggen en daarbij een vraag stellen over de geaccumuleerde tekorten van de jaren tot en met 1945/1946. Deze oude tekorten bedragen ongeveer 1J4 millioen gulden, waarvan 800.000,- door lening is gedekt en dus 400.000.- nog ongedekt is. Spr.'s vraag is nu: hoe lang is de nog resterende looptijd van deze lening en welk be drag aan kapitaalslasten drukt ter zake op de begroting? In de tweede plaats vraagt hij, of het college het mogelijk acht, dat het nu nog ongedekte restant op korte termijn kan worden afgeschreven.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1951 | | pagina 4