Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Donderdag 5 Juli 1951. Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Donderdag 5 Juli 1951. I Tegenover het geraamde tekort, zo schrijft het col lege, ware voorlopig een verhoging van de bijzondere uitkering uit het gemeentefonds te ramen. Spr. sluit zich met zijn vraag aan bij de heer Van der Meer en wil graag van B. en W. vernemen, of zij de verwachting hebben, dat deze raming reëel is en dat inderdaad deze inkomstpost gerealiseerd zal kunnen worden. Hij heeft reeds gezegd, dat zijn fractie er met vol doening kennis van heeft genomen, dat het college de gelegenheid te baat heeft genomen om enige sub sidies te verhogen en tegelijkertijd enkele nieuwe sub sidies uit te trekken. Dit geldt met name voor de ver hoogde subsidies voor de uitzending van kinderen en voor het L.O.F. het laatste is van 2500,op 5000, gebracht en die voor het weeshuis en het E.T.I.F. Van de nieuwe subsidies acht spr. dat aan het consultatiebureau voor alcoholisme zeer belangrijk. Dit bureau verricht heel goed werk voor de drankbe strijding en de bestrijding van de schadelijke gevolgen van het alcoholisme. Verder wil hij nog het subsidie noemen voor de opleiding van onderwijzeressen bij het bijzonder kleuteronderwijs. Tevens stemt het spr.'s fractie tot verheugenis, dat in deze begrotingswijziging is verwerkt een verhoging van het subsidie aan het bestuur van Maatsch. Hulp betoon, waarbij aan dit bestuur in overweging wordt gegeven om aan de daarvoor in aanmerking komende niet-ondersteunden een bijdrage te verstrekken in de premiekosten van de vrijwillige ziekteverzekering. Spr. hoopt van ganser harte, dat deze suggestie zal worden opgevolgd, zij het dan, dat het benodigde bedrag vrij hoog geraamd is. In de toelichting bij de post „Reis- en verblijfkosten Directeur Gemeentereinigingvoorkomende in de in dit voorstel verwerkte begrotingswijziging van dit be drijf, zeggen B. en W„ dat deze vergoeding geschiedt op voet van het Verplaatsingskostenbesluit. Nu meent spr., dat deze functionaris bij enkele gelegenheden een woning is toegewezen, maar dat deze die heeft ge weigerd en hij zou willen vragen, of na zulk een weigering het Verplaatsingskostenbesluit nog van toe passing kan zijn. Ten slotte vraagt hij: Hebben B. en W. de over tuiging, dat deze ambtenaar zeer binnenkort een pas sende woning in Leeuwarden zal kunnen betrekken? De heer W. M. de Jong zou graag een tweetal op merkingen over dit voorstel willen maken. Eerst een kleine opmerking van algemene aard. Spr. heeft het wat moeilijk gevonden om het voorstel in deze betrekkelijk korte tijd zo te bestuderen, als hij het de jaarlijkse begroting probeert te doen. Het komt hem voor, dat het voor een zo belangrijk punt wel aanbe veling zou verdienen, dat de raad hiervoor, indien mogelijk, wat meer tijd zou krijgen. Men is toch al enigszins gehandicapt, dat men de stukken niet thuis heeft: de begroting kunnen de raadsleden op het Stad huis en thuis wat rustiger bekijken. Spr. volstaat met de wens, dat B. en W. zullen overwegen, of het mo gelijk is, de raad iets tegemoet te komen bij een volgend voorstel van dezelfde aard als het onderhavige. Verder zou hij nog een opmerking willen maken over het onder no. 5 van de raadsbrief voorkomende bedrag voor „plaatsing van verkeersborden", n.l. 8750,—. Hij wil in het algemeen graag hulde brengen voor de wijze, waarop het college tracht het moeilijke verkeers- vraagstuk in Leeuwarden zo goed mogelijk op te lossen, hoewel algehele oplossing toch niet mogelijk is vanwege de moeilijkheden, vooral in de binnenstad. Er is in de raad al eens over gesproken, dat het aantal verkeersverboden en -geboden hier wel tamelijk groot is. Spr. wil daarop geen critiek uitoefenen, want hij heeft oog voor de moeilijkheden, maar hij zou er op willen wijzen, dat bepaalde aanduidingen voor het verkeer de stad toch wel sterk ontsieren. Spr. zou een klein en een groot voorbeeld willen aan halen. Als klein voorbeeld noemt hij de vier verkee s- zuiltjes op het verkeerseilandje bij de Vrouwenpoorts- brug. Deze zijn tamelijk groot en hebben alleen een richtingpijl, staan ongeveer 7x/2 a 3 m. van elkaar en ontsieren z.i. het circuit in hevige mate. Misschien kan het niet anders en dan is spr. bereid, het te accepteren. Hij gelooft ook niet, dat de raad hier enige bevoegdheid heeft. Hij zou echter willen vragen, of, als het enigszins kan. bij volgende gelegenheden eens geprobeerd kan worden niet dergelijke zuilen te plaatsen. Misschier is het wegverkeer langzamerhand zo ver gevorderd, dat men eigenlijk vanzelf de juiste richting neemt. Het andere voorbeeld, dat spr. zou willen noemen, is de Verl. Schrans. Het is B. en W. bekend - en de raad is het ook niet onbekend dat op een weg gedeelte van misschien 4 a 500 m enige tienta'Ien nieuwe borden zijn geplaatst. Spr. kan zich voorstellen, dat er moeilijk aan was te ontkomen, maar het is zo enorm ontsierend, dat hij voor zich liever had gew ld, dat er niet een speciale middenweg voor auto's was gekomen. Was het nu echter niet mogelijk geweest, alleen aan het begin en einde een blauw bord-met-een- witte-auto te plaatsen? Spr. gelooft, dat de automobi listen alleen zouden kunnen dubiëren aan het begin en het einde. Iemand, die van een zijweg komt, behoeft daar geen bord te vinden. Het is dan weliswaar zo meent spr., niet mogelijk, daar iemand te bekeuren, om dat hij niet de juiste weg zou nemen, doch dit is niet zo erg en automobilisten, die van een zijweg kon en, zullen over het algemeen niet de ventweg nemen. Dat is een onnatuurlijke veronderstelling. Hij gelooft niet, dat het gevaar opgeleverd zou hebben, alleen aan het begin en het einde een bord te plaatsen. Spr. zou wel eens willen zien, hoe het dan verliep. Verder wi! hij er niet op ingaan. Een dergelijke ontsiering zou hij echter, wanneer aan stonds de Harlingerstraatweg aan de beurt is, wi len voorkomen. Voordat men tot een dergelijke perfecte verkeersregeling zou willen overgaan, zou hij eerst eens willen afwachten, hoe het verkeer zich gedraagt, als niet een zodanige perfectie wordt nagestreefd. De heer Wiersma kan na hetgeen de heer Tiekstra i.z. reis- en verblijfkosten directeur Gem.reiniging ge sproken heeft, kort zijn. Hij zou kunnen volstaan met te zeggen, dat het hem verheugt, dat in de raad hierop werd gewezen. Spr. heeft in zijn kwaliteit van lid van de commissie i.z. de toewijzing van woonruimte kennis gemaakt met deze zaak. En hij wil daar wel aan toe voegen, dat het verloop van deze geschiedenis nu niet bepaald zeer aangenaam is geweest. Zijn ontsteim iing is te groter geworden, toen hij las, dat de reis- en verblijfkosten op abnormale wijze zijn gestegen door een feit, dat naar zijn mening wel in de saad verdient te worden medegedeeld. Het betreffende be- drijfshoofd heeft n.l. eerst een woning geweigerd die naar de mening van de commissie dit durft spr, ge rust te zeggen voor hem zeer acceptabel was. Later heeft deze functionaris nogmaals een woning geweigerd, die volgens zijn zeggen te duur voor hem was. Spr. accepteert dat zo zonder meer niet. Op het ogenblik toch moeten vele mensen met niet al te hoog inkomen er accoord mee gaan om in een woning geplaatst te worden, waarvoor ze 6,a 7,van hun weekloon moeten afzonderen. Men mag het betreuren, maar dat brengen de omstandigheden nu eenmaal mee; velen brengen deze offers. Spr. moge er op wijzen, dat de eerste woning, die door het bedrijfshoofd niet geaccepteerd werd, omdat ze aan de begrippen, die hij toekende aan stand en milieu, niet beantwoordde, graag door iemand, die dan spr.'s mening in stand en milieu overeenkwam met tgenoemde functionaris, betrokken is. ij zou naar aanleiding hiervan deze vraag willen n: heeft het college niet eens overwogen om maat- en toe te passen t.a.v. deze reis- en verblijfkosten? is hem bekend, dat bij het Rijk, als een ambtenaar hem aangeboden woning weigert, wel degelijk It onderzocht, of er voldoende reden aanwezig is deze weigering. Zo ja, dan gaat men door, de en verblijfkosten van de betreffende ambtenaar te oeden. Zo niet, dan houdt de vergoeding van meet an op. nzij men hem van het tegendeel kan overtuigen, r.'s visie op deze zaak als door hem hiervoor ge bist. heer Geerts (weth.) zegt, dat de redenen tot deze bec atingswijziging al omschreven staan in het begin Eva: de raadsbrief. begroting werd opgesteld in September 1950, toen de «standen heel anders waren dan nu. Er was ook io> geen rekening gehouden met de 5 loonsver- 0; ag van September en van de 5 loonsverhoging ti aart was nog niets bekend. B. en W. gingen dus it an de oorspronkelijke, vrij stabiele, lonen en prijzen. )c de veranderingen, die daarin hebben plaats ge- veranderde de begroting natuurlijk ook totaal van tuur. In de raad is een voorstel geweest om de loonsverhoging van September ook toe te passen :t gemeentepersoneel en ook voor de tweede loons- >ging, in Maart, is er een raadsbesluit geweest, heer De Jong, die het moeilijk vond om in korte iji ,eze begrotingswijziging te bestuderen, antwoordt |spi dat deze zich daar niet erg bezorgd over behoeft e ken, want voor een groot deel zijn de wijzigingen e: evolg van genoemde raadsbesluiten. en gevolgen daarvan zijn de in de bijlage met genoemde subsidieverhogingen. Als de heer De oi 'oor de bestudering van dit voorstel de bijlage ai:- mdt, is hij werkelijk voldoende gedekt. heer Tiekstra vroeg naar de stand van de oude «kort :n. Hij heeft een bedrag van ongeveer 1J4 mil- genoemd. Spr. kan er het volgende van zeggen, gemeente had op 1 Januari 1948 een tekort van 4.664,Dit is in de loop van de jaren geredu- 'oor verschillende oorzaken, o.a. doordat elk jaar ngen op dit tekort hebben plaats gehad en wel in 68.000,en in 1949 ongeveer hetzelfde bedrag, r zijn er nog achterstallige inkomsten over de 945 tot en met 1947 binnengekomen. Ook is er :i suppletie-uitkering ondernemingsbelasting van 300,De oude tekorten zijn op het ogenblik (de zijn van 1 Januari 1951) 1.276.711,Ze ore n op de volgende manier gefinancierd. e eerste plaats is er een lening voor gesloten van 8 000,die nu nog 807.500,groot is. Dat is en jarige lening, onderdeel van de obligatielening, ie gemeente indertijd gesloten heeft. Er blijft over en drag van 469.211,dat op een andere ma- ier financierd moest worden. Dat geschiedde op eze anier: De gemeente heeft van het Rijk een voor- cho op een te verwachten uitkering 1947 uit het Ge- jneer onds, 2e afdeling, tot een bedrag van 6,per Inwoner ontvangen. Dit bedroeg 450.000, E De inanciering van de oude tekorten loopt op deze anie, precies rond. He tweede kwestie is de volgende. Er staan tegen- :ze oude tekorten ook voordelige verschillen. De e heeft, zoals de raad bekend zal zijn uit de B^gro', ag 1950, naar de kapitaaldienst overgebracht het «pverschot van 1949. Dit was 678.655,Verder is F no: over 1950 een overschot, dat nog niet precies is, maar dat toch ongeveer 150.000,— zal ■pedrapen. Hierbij komt nog de reeds genoemde, dan BWinitieve, uitkering uit het Gemeentefonds 6, nam llioe De |f 2.6' cee: afloss 11948 ?erd. paren fcog If615 (cijfer: per inwoner van ongeveer 450.000,over 1947, zodat de reserve 1.278.000,bedraagt, wat dus vrijwel overeenkomt met de oude tekorten. Er komt natuurlijk nog iets anders bij. De gemeente heeft in de loop van de jaren, zoals bekend, verschillende kapitaals- lasten, die anders voor lange jaren op de begroting zouden kunnen prijken, in één keer afgeschreven. In 1948 werd een bedrag van 226.000,afge schreven en in 1949 een van 153.000,-Op de Licht- bedrijven zijn extra afgeschreven 355.000.Voor de verbouw van de Beurs is beschikbaar gesteld 233.000,-, een bedrag, dat anders op een andere manier te voorschijn had moeten komen en wel door een lening, waarvan rente en aflossing dus voortdurend op de begroting zou hebben geprijkt; verder is voor de verbouw van het gebouw Prinsentuin nog afgeschreven 30.000,Dat is een totaal van extra afschrijvingen van kapitaalslasten van 997.000,Spr. zou zeggen mét de archivaris en de heer Van Naslaan uit de Camera Obscura: „Kom daar nou eris om". Hij komt thans tot de vragen van de heren V. d. Meer en Tiekstra: Wat is de verwachting van B. en W. van de bijzondere uitkering? Zal ze gehonoreerd wor den? Het zal zeer zeker niet zo zijn, aldus spr., dat het geraamde bedrag in de vorm van een bijzondere uitkering aan de gemeente uitbetaald zal worden. De verwachting is, dat de algemene- en de bijzondere uit kering van het Rijk met een bepaald percentage ver hoogd zullen worden. Het is eigenlijk meer dan een verwachting, want de Minister heeft in de Kamer toegezegd, dat de basisbedragen 1948 met een bepaald percentage zullen worden verhoogd. Hoe hoog dat per centage zal zijn, is nog niet bekend. De algemene- en bijzondere uitkering voor Leeuwarden bedragen onge veer 1.8 millioen gulden. Spr. persoonlijk stelt zich voor, dat de verhoging ergens in de buurt van 20 zal liggen. Dit is een gematigde schatting. Deze verhoging zal voor Leeuwarden 360.000,opleveren. De ge meente krijgt op het ogenblik 125 van het basis bedrag. Het Gemeentefonds laat thans een uitkering van 155160 toe. Spr. meent, dat de bijzondere uit kering voor Leeuwarden in elk geval met 80.000, zal worden verhoogd. Dat is het bedrag, dat hij in de begrotingsvergadering ook al heeft genoemd. Het besluit tot uitvoering van de kanalenplannen is al ge nomen in 1931, zo meent spr.; toen is ook al het besluit genomen om hiervoor 500.000,-aan de provincie af te dragen. Bij de vaststelling van deze bijzondere uit kering aan de gemeenten waren deze uitgaven nog niet bekend, maar nu wel. Spr. veronderstelt heel sterk, dat het Rijk 440.000,voor zijn rekening zal nemen; voor dat bedrag heeft de gemeente dus in elk geval dekking. Zij zal proberen de rest van de betreffende uitgaven als verhoging van de bijzondere uitkering te krijgen. Misschien zal dit niet, misschien ook wel ge lukken. Gelukt het niet. dan stelt spr. zich voor, dat de ge meente, om de begroting sluitende te krijgen, enige jaren gebruik zal moeten maken tot welk bedrag durft hij niet te zeggen van de overschotten van de vorige jaren, n.l. 678.000,en 150.000, Voorts heeft de heer Tiekstra gesproken over de verschillende subsidies en de subsidieverhogingen, die in het voorstel genoemd zijn. Dat is in de eerste plaats het subsidie aan het Comité uitzending kinderen naar buiten; dit is verhoogd met 1.750,Dit subsidie is dus niet verdubbeld, want spr. meent, dat het oor spronkelijk 6.500,was. Toch is de bijdrage van de gemeente in de verpleegkosten per kind wel verdubbeld. Oorspronkelijk werd voor zomerverpleging 75 cent en voor winterverpleging 50 cent door de gemeente bijge dragen. Deze bedragen zijn thans resp. 1,50 en 1, Er heeft een nieuwe schatting plaats gevonden en het aantal verpleegdagen wordt door het Centraal Ge nootschap lager geschat. Hoewel het hier toch een

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1951 | | pagina 5