2 Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 8 Augustus 1951. Het zal alle raadsleden wel duidelijk zijn, dat het i onderwijs dynamisch moet zijn, omdat men hier met levend materiaal heeft te doen. Zo heeft men ook ge zien, dat in de geschiedenis van het onderwijs verschil lende methoden elkaar hebben afgelost. Nieuwe taal- en reken-, zang-, schrijf-, teken- en geschiedenis-onder wijsmethoden zijn geregeld naar voren gekomen en later weer door andere vervangen. Dat betekent dus ook, dat onderwijsvernieuwing helemaal niet een nieuw woord is. Tussen Ligthart en Bolkestein liggen heel wat namen en methoden, die met deze vernieuwing verwant zijn. De algemene klacht is, dat ons onderwijs te in tellectualistisch is en niet voldoende rekening houdt met de maatschappij. 25 jaar geleden reeds zeide Theo Thijssen, dat het te veel ,,zeur-paedagogie" was. Een bekende uitspraak is ook, dat de wijze, waarop kennis wordt verkregen, van oneindig grotere waarde is dan die kennis zelf. Spr.'s fractie waardeert het ten zeerste, dat enkele onderwijskrachten uit deze gemeente zich j voor deze zaak hebben geïnteresseerd en tijd noch I moeite hebben gespaard om deze materie onder de knie te krijgen. Spr.'s fractie staat, evenals het college, hier achter. Zij zal pogingen, om belemmeringen weg te i nemen, in dezen steeds stimuleren. Hier is sprake van een experiment. Dit zal stap voor stap gedaan moeten worden, omdat forceren hier uit den boze is. Op grond van wat spr. heeft gezegd en ook als men sen van een partij, die actieve cultuurpolitiek, waartoe zeker ook onderwijsvernieuwing behoort, voorstaat, hebben hij c.s. het als een behoefte gevoeld, hun in stemming te betuigen met dit onderdeel van deze be grotingswijziging. De heer Witteveen (weth.) gelooft, dat hij wel mag beginnen met te zeggen, dat het college eigenlijk een beetje teleurgesteld is, dat het nu nog niet met een af doende plan kon komen t.a.v. het verkeersvraagstuk Harlingerstraatweg. Het is inderdaad al zeer lang urgent geweest en wordt nog haast hoe langer hoe urgenter vanwege het zware verkeer, maar de inves teringsmoeilijkheden zijn oorzaak, dat B. en W. toch niet op korte termijn met het gehele plan kunnen komen. Bovendien ontstond er nogal wat vertraging door de ontruiming van de boerderij, enz. Dit heeft de gemeente parten gespeeld; daardoor is het haar niet gelukt, eerder met dit voorstel te komen. Maar nu is het dan mogelijk, de Leeuwrikstraat door te trekken, wat wel het ur gentste is. De heer W. C. Dijkstra heeft opgemerkt, dat er geen kaart van het betreffende onderdeel van het uit breidingsplan aanwezig was. Misschien was het wel goed geweest, dat de raadsleden op een kaart hadden kunnen zien, hoe de Leeuwrikstraat op het grote ver- keerscircuit aansluit. De doortrekking maakt een bocht, zodat het laatste stuk haaks op de weg komt. Deze bocht wordt eigenlijk de buitenste rand van het grote verkeerscircuit, zodat het zandbed, dat nu gemaakt wordt, onder dit plein komt te liggen. B. en W. zullen er in het vervolg zoveel mogelijk rekening mee houden, dat er een kaart van de onder delen van het uitbreidingsplan bij de stukken wordt gevoegd. De heer W. C. Dijkstra heeft ook gevraagd, de bomen te sparen. Hoe het precies hiermee zal gaan, weet spr. niet. Hij wil echter wel toezeggen, dat, waar de bomen gespaard kunnen blijven, dit inderdaad zal gebeuren. Voorts heeft de heer W. C. Dijkstra even op de slechte toestand van de Harlingerstraatweg gewezen. Deze is inderdaad deplorabel. Dit voorjaar heeft de gemeente, omdat het niet vertrouwd was, moeten her- bestraten. Het is erg jammer, dat hier nog geld aan besteed moest worden, maar het kon niet anders. Men zou hier de komende winter weer voor hetzelfde pro bleem zijn komen te staan; de bestrating kon het ten enenmale niet meer houden. Er moet echter een ge fundeerde weg komen. B. en W. hopen, dat zij binnen afzienbare tijd de raad een plan daarvoor, dat overigens al klaar ligt, kunnen voorleggen. De trillingen, waarover de heer W. C. Dijkstra sprak zijn een gevolg van het zware verkeer en van oneffen heden in de weg. De ondergrond is in Leeuwarden ook niet al te vast; het is kleigrond op een dikke veenlaag Op een harde zandbodem heeft men dit euvel niet. Al leen door een gesloten wegdek, met een grote mate van vlakheid, zijn de trillingen weg te nemen. De Voorzitter antwoordt, bij afwezigheid van de wethouder van Onderwijs, op hetgeen door de heer Vellenga is opgemerkt, dat het college zeer erkentelijk is voor de instemming, die deze namens zijn fractie met het voorstel heeft betuigd. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 8 (bijlage no. 151). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorst 1 van B. en W. Punt 9 (bijlage no. 150). De heer Kromkamp zegt, dat zijn fractie met ge noegen heeft kennis genomen van de opmerking in de toelichting, dat deze cursus voldoende levensvatbaa - heid blijkt te bezitten en dat dientengevolge door B. en W. voorgesteld wordt t.a.v. de rechtspositie van het onderwijzend personeel het een en ander in de veror dening vast te leggen. In verband met deze opmerking zou spr. graag de aandacht van het college willen ves tigen op hetgeen bepaald is bij art. 11. Hier wordt voor gesteld, dat bij afwezigheid wegens ziekte of ongeval van een leerkracht, die voor één cursusjaar is benoemd, de bezoldiging uitgekeerd wordt tot het einde van het cursusjaar. T.a.v. de overige leerkrachten, die voor kortere tijd zijn aangesteld, wordt dan voorgesteld o n, wanneer dezen door ziekte of ongeval zijn verhindeid, hun geen beloning toe te kennen. Afgezien van de vraag, of dit voorstel naar geest en letter in strijd kan worden geacht met art. 1638c vin het Burgerlijk Wetboek, waarin is bepaald, dat ie werkgever verplicht is bij ziekte of ongeval gedurende korte tijd het loon door te betalen, zou spr. gaarne zi n, dat t.a.v. de overige aangestelde leerkrachten een be paling in dit artikel wordt opgenomen, waardoor cok aan hen bij verhindering, ziekte of ongeval de belon ig zal kunnen worden doorbetaald en wel in deze gec st, dat dit geschiedt tot het einde van de periode, waar voor de aanstelling geldt. Nu begrijpt hij wel. dat men bij de beoordeling van de vraag, wat voor een regel ig hier vastgelegd zou moeten worden, het feit heeft Hen gelden, dat de vervanging waarschijnlijk van korte, mis schien van zeer korte duur zal zijn, maar ten slotte is het zo, dat, wanneer iemand door het college wordt aangesteld om als vervanger dienst te doen en dez is door ziekte of ongeval verhinderd om gedurende :n bepaalde tijd werkzaamheden te verrichten, hij krach tens het bepaalde bij art. 11 zekere inkomsten de ft. Spr. zou daarom willen voorstellen, dat in art. 1 1 na het woord „leerkrachten" in de 4de regel nog wo dt gelezen: „ontvangen in die gevallen hun bezoldig ng tot het einde van de periode, waarvoor de aanstel' ng geldt." Dan is aan zijn bezwaar t.a.v. dit artikel tegemoet gekomen. De Voorzitter deelt mede, dat hij het voorstel van de heer Kromkamp, mede-ondertekend door de heer L ij' stra, ontvangen heeft en dat dit dus ook onderwerp 11 beraadslaging uitmaakt. Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 8 Augustus 1951. 3 De heer W. M. de Jong zou n.a.v. artikel 3 een korte opmerking willen maken. In deze nieuwe verordening wordt het woord „avondonderwijs" niet meer gebruikt. N wordt echter in het nieuwe artikel 3 nog gesproken van „dagschool". In de oude verordening stond dit in tegenstelling tot „avondonderwijs" en daarin kon men dus ook geredelijk spreken van „dagschool". Spr. heeft zich nu afgevraagd, of het ook wenselijk is, om hier het woord „dagschool" te vervangen door: „de ge meenteschool voor b.l.o.". Anders wordt hier nóg de genoemde tegenstelling gesuggereerd. Het is slechts een kleine kanttekening. Spr. laat het aan het college over de wijziging al dan niet aan te brengen. De Voorzitter zal nu, bij afwezigheid van de wet houder van Onderwijs, beide heren antwoorden. )e heer Kromkamp zou hij allereerst willen zeggen, da op de arbeidsverhoudingen van het personeel het Bi gerlijk Wetboek niet van toepassing is. Het perso- ne in overheidsdienst wordt door het Burgerlijk Wet boek uitdrukkelijk van zijn bepalingen uitgesloten. De vraag, of het voorgestelde artikel 11 letterlijk of naar de strekking in strijd is met een bepaald artikel van het B vV„ doet dus in dezen weinig of in het geheel niet ter zake. Maar ook al zou het hiermee in strijd zijn, dan kan het argument, dat de heer Kromkamp aan art. 163 ;c B. W. ontlenen wil, slechts weinig sterk zijn, want dit artikel kent het recht op doorbetaling van loon bij ziekte of ongeval toe gedurende „betrekkelijk korte tijd afhankelijk van de tijd, gedurende welke men in die st is geweest en die, waarvoor de dienstbetrekking is ingegaan, en dus stellig niet zo lang als de heer Kromkamp voorstelt, n.l. tot het einde van de periode, waarvoor de aanstelling geldt. Als de heer Kromkamp dus dat argument aan het Burgerlijk Wetboek wil ont lenen, keert het zich tegen hem. In de tweede plaats kan het voorstel-Kromkamp niet van betekenis zijn, omdat het personeel, dat anders dan voor een cursusjaar is benoemd, wordt benoemd „tot wederopzegging", dus niet voor een bepaalde periode; een voorstel, om aan het personeel, dat tot weder- opzegging wordt benoemd, het loon of de bezoldiging door te betalen tot het einde der periode, waarvoor de aan elling geldt, kan dus geen doel hebben. In de derde plaats hebben B. en W. deze bepaling overgenomen uit twee verordeningen voor ander per soneel, die niet lang geleden door de raad zelf zijn vas esteld; dat zijn de regeling voor het personeel van de 1 iddelbare Handelsavondschool en die voor de gem. cursus voor kleuterschoolonderwijzeressen. En nu gaat het naar de mening van het college niet aan, om voor soortgelijk personeel een andere bepaling vast te stellen. De raad moet niet vergeten, dat het hier niet gaat om een volledige betrekking, maar slechts om een bijbe trekking van geringe betekenis, waarvoor dus al de bepalingen, die de positie van het gemeentepersoneel behoren te beschermen, niet van toepassing behoren te j zijn of zelfs kunnen zijn. Het college moet dus om al deze redenen en speciaal wegens het laatste motief, n.l. dat hier geen ongelijk heid geschapen moet worden tussen personeel in gelijk- I soortige posities, het voorstel-Kromkamp ontraden. Wat de opmerking van de heer W. M. de Jong over art. 3 betreft, het college heeft er geen bezwaar tegen te lezen in plaats van „dagschool": „gemeenteschool voor b.l.o." Het nut van deze vervanging wordt echter niet door B. en W. ingezien, omdat hier alleen maar een dagschool is. Spr. gelooft, dat het eigenlijk de moeite niet loont, hier een verandering aan te brengen. Meer heeft hij in eerste instantie niet op te merken. De heer Kromkamp is dankbaar voor de toelichting, door de Voorzitter gegeven op de bedoeling en de strekking van art. 11 dezer verordening. Spr. zou in verband met diens opmerkingen nog graag willen zeg gen, dat het in het algemeen juist kan zijn, dat men in geval van een nieuwe verordening voorzichtig is met het afwijken van bepalingen, die in soortgelijke bestaande verordeningen reeds voorkomen. Gelijkvor migheid mag echter geen wet van Meden en Perzen zijn. Men kan immers tot de overtuiging komen, dat bepaalde artikelen ener verordening in de practijk niet J voldoen en dan moet er dus gelegenheid zijn, dienaan gaande een andere zienswijze kenbaar te maken. Met betrekking tot de opmerking van de Voorzitter, dat het bedoelde personeel niet voor een bepaalde tijd wordt aangesteld, zou spr. er op willen wijzen, dat in het voorstel staat: „De overige voor kortere tijd aan- gestelde leerkrachten", wat vrij concreet is. Mede daaruit heeft hij opgemaakt, dat men van plan was deze leerkrachten voor een bepaalde tijd aan te stellen. Hij heeft nu begrepen, dat dit niet de bedoeling is en in verband daarmede wil hij zijn voorstel wel intrekken. De Voorzitter gelooft, dat, nu de heer Kromkamp zijn voorstel heeft ingetrokken, van de kant van B. en "W. in tweede instantie van het woord mag worden af gezien. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Hierna sluit de Voorzitter de vergadering.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1951 | | pagina 2