-
4 Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 19 September 1951.
Der hat, doe t de Galeister tsjerke öfbrutsen is, sprake
fan west, dat it terrein troch P.T.T. kocht wurde soe,
hwer't it bidriuw him dan fierder op üntjaen koe. P.T.T.
hat dat doe net dien en nou bigjint dit bidriuw op de
Driekramerssteeg, in lyts forkearsierke en in tagongs-
wei nei in pear bilangrike bidriuwen, it near to lizzen
troch totale öfsluting fan de iepenbiere wei. Spr. kin j
him foarstelle, dat der guods binne, dy't dat net sym-
pathyk fine. Hy mei hjir miskien ek noch wol de sifers
neame, dy't yn it biswierskrift fan it Friesch Dagblad
steane. Der binne fanwegen dit bidriuw op forskate j
data tellingen halden. It is sikerwier wol ris aerdich om
dy tellingen yn dizze iepenbiere gearkomst efkes nei
foaren to bringen. Spr. lést dêr: op Tongersdei 23 Au-
gustus 1951 tusken 15 en 16 üre 51 fuotgongers, op
Moandei 27 Augustus 1951 tusken 16 en 17 üre 45,
op 29 Augustus 1951 tusken 10.45 en 11 üre, dus mar
yn in kertier, 21 fuotgongers en op Woansdei 29 Augus- j
tus tusken 14 en 15 üre 24 fuotgongers. Der stiet üt-
druklik by, dat it P.T.T.-personeel net meiteld is. Dizze
sifers sprekke in oare tael spr. hat it niis ek al sein
as de sifers fan de pelysje. Spr. wol B. en W. for-
siikje, ek yn forban mei it bipalen fan de halding fan
spr. c.s. oangeande dizze kwesje, dat de pelysje noch ris
op de ien of oare tiid in telling haldt en de rie dêrfan
op de hichte bringt; derby moat hja net mei gemiddel
den wurkje, mar it oantal fuotgongers opteikenje yn de
tiid fan in üre, in heal üre of in kertier.
Hjirby wol spr. it litte.
De heer Van der Schaaf laat zich vaak overtuigen
door de wethouder van Openbare Werken, maar in dit
geval nog niet. Wat is hier aan de hand? Hier staan
tegenover elkaar verschillende belangen. Nu wordt ge
zegd: het is een algemeen belang, dat P.T.T. de be
schikking krijgt over dit straatje. Spr. zou hier liever
het woord „dienstbelang'' gebruiken, Het is helemaal
niet zo'n groot „algemeen belang", meer een belang van
de dienst van P.T.T. Vraagt men nu: Welk belang is
dat, dan blijft het antwoord een beetje vaag. De wet
houder zegt: het is een groot belang. Het moet na
tuurlijk ook groot zijn, maar welk belang het is, hoort
men niet. Er zal 'daar misschien een gebouwtje neer
gezet worden, maar dan wordt het beeld van de stad
op dat punt niet fraaier. Dit gaat dan tegen het stads
belang in. Tegenover het zeer vage dienstbelang aan
cle ene kant stelt spr. het bepaalde, concrete, aanwijs
bare belang van het Friesch Dagblad en het bureau van
het Leeuwarder Nieuwsblad. Als het straatje wordt af
gesloten, daalt hun pand in waarde. Nu kan men zeg
gen: dat deert ons niet, maar men moet er toch oog
voor hebben. Het is volgens spr. ook een algemeen-,
een stadsbelang, dat dit straatje daar blijft. Het is een
typisch karakteristiek steegje, dat daar eigenlijk hoort.
Als het er niet was, moest het er gemaakt worden. En
nu het er is, moet het er zeker blijven.
Thans zou hij even over de verkeerstelling willen
spreken. Wat het Friesch Dagblad deed, schat spr.
hoog en wat de politie deed, schat hij ook hoog, maar
wat hij zelf gezien heeft, schat hij eigenlijk nog iets
hoger. Spr. ging op een willekeurig moment voor het
steegje staan, wierp er een blik in en zag 5 voetgangers
in de lengterichting lopen en 2 dienstlieden van P.T.T.
oversteken. Gesteld, dat een ander lid van deze raad
een kwartier later was gekomen; dan had hij hetzelfde
gezien. Dat er gemiddeld slechts 4 personen per uur
door die steeg zouden lopen, komt spr. werkelijk niet
juist voor. Er is hier een perfecte politie, maar hij gaat
liefst uit van wat hij zelf ziet. Hij voelt wel voor de
idee van de heer Santema, dat het college dit voorstel
nog eens terugneemt en over de intensiteit van het ver
keer ter plaatse nadere gegevens laat inzamelen. Spr.
wil er geen voorstel van maken, om dit punt van de
agenda af te voeren, maar hij wil wel herhalen, dat hij
door de sympathiek voorgedragen verdediging van de
wethouder tot zijn spijt (voor de wethouder, niet voor
spr. en het Friesch Dagblad) niet overtuigd is.
De heer Vellenga meent, dat het misschien wel aar
dig is, dat hij eens een afwijkend geluid laat horen
t.a.v. de materie, die op het ogenblik aan de orde is.
De raad is hier bezig verschillende belangen tegen
elkaar af te wegen. In de eerste plaats is daar het bj-
lang van P.T.T., door sommigen een algemeen, door
anderen een dienstbelang genoemd, belangen, die uiter
aard niet tegenstrijdig behoeven te zijn. Het college
heeft zich laten overtuigen door het belang, dat P.T.T.
heeft bij deze steeg en daartegenover hebben nu enkele
raadsleden het belang van het Friesch Dagblad en de
Handelsdrukkerij „Het Leeuwarder Nieuwsblad" ge
steld, wat de beide bedrijven zelf ook reeds deden. Nu
gelooft spr. toch, dat deze raadsleden en de bedrijven
niet zo heel sterk staan. Inderdaad heeft men vanaf
de Tweebaksmarkt door deze steeg uitzicht op de voor
deur van de bedoelde bedrijven, maar het gaat hier
niet om een lokkende etalage, het gaat hier om een
handelsdrukkerij en om het Friesch Dagblad, bedrijven
met oude relaties, mensen, die sinds jaar en dag de
loop naar dit gebouw gewend zijn, voor welk doel dan
ook. Liet is niet zo, dat ze daar toevallig langs lopen
en zeggen: „Hé, daar moet ik eens naar toe!" De men
sen, die bij deze bedrijven komen, zijn wel van te voren
besloten deze te bezoeken. Daarom gelooft spr. niet, dat
het verbinden van de twee P.T.T.-gebouwen en daar
mede het wegvallen van een der drie toegangswegen
naar de genoemde bedrijven, voor deze schade zal op
leveren. De stand is al min of meer slecht en het wil
spr. niet aan, dat die hierdoor nog zeer veel verslechterd
zal worden. Hij gelooft dan ook niet, dat van waar de-
daling dezer panden sprake zal zijn.
De heer Santema ging even terug in de historie van
de P.T.T.toen hij wees op het terrein van de afge
broken Galileërkerk, maar hij heeft uiteraard niet uit de
doeken kunnen doen de redenen, waarom deze trans
actie destijds niet is doorgegaan. Hij zou dit dan ook
niet als motief kunnen aanvoeren om zich te verzetten
tegen hetgeen door B. en W. wordt voorgesteld. Dit
lijkt spr. minder sympathiek.
De heer V. d. Schaaf heeft de Driekramerssteeg een
fraai en zelfs een karakteristiek steegje genoemd. Dit
vindt spr. niet een zakelijk, hoogstens een historisch of
een aesthetisch argument. Hij is ook op een willeke rig
tijdstip voor dit steegje gaan staan en hij heeft niemand
gezien. Wat hij zag was aan de ene kant een ijzeren
hek en aan de andere kant onbewoonbaar verkla: rde
woningen. Wanneer dit nu het karakteristieke moet
uitmaken van dit steegje, dan heeft spr. geen behoefte
aan zo'n steegje, zodat hij en dat geldt ook oor
zijn gehele fractie ook geen behoefte heeft, B. en W
te vragen, dit voorstel terug te nemen. Wanneer het
college zou willen ingaan op een vriendelijk ver oek
van bepaalde heren om uitstel, zou er echter va. de
kant van spr. c.s. ook geen bezwaar tegen zijn.
De heer Van der Veen zegt, dat hij c.s. met be: ng-
stelling hebben geluisterd naar de argumenten, die men
hier van weerskanten heeft laten horen. Spr. v er
graag ook iets van zeggen. Naar de mening van hem
c.s. gaat de stand van de betreffende panden oi nis-
kenbaar achteruit. Zij zullen dan ook zeker in waarde
dalen: dit in tegenstelling tot de opvatting van de ïeer
Vellenga. Spr. ziet zeer wel de belangen van het Fr :scn
Dagblad en van de handelsdrukkerij „Het Leeuwarder
NieuwsbladDaar staat tegenover het belang dat
P.T.T. ongetwijfeld kan hebben bij deze steeg. Of het
nu een dienstbelang of een privé belang is, dat men bij
deze steeg heeft, hangt af van het feit. wie de eigenaar
is van het betrokken gebouw, maar dit maakt weinig
verschil. Het belang is duidelijk. Alleen heeft men ten
slotte wel rekening te houden met de rechten, die hier
ontstaan zijn, doordat hier al zo lang een openbare weg
Ku 1*
Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 19 September 1951. 5
gelopen heeft. Het is ook begrijpelijk, dat deze steeg
voor P.T.T. een aantrekkelijk bezit betekent. Het is
spr. echter niet duidelijk, dat ze zo geweldig belangrijk
zou zijn. De gestelde vraag: welke zijn de concrete
belangen van P.T.T.? is door de wethouder niet be
antwoord. Het wil er bij spr. c.s. niet in, dat de even
tuele moeilijkheden van P.T.T. niet op andere manier
zouden kunnen worden opgelost dan door afsluiting van
deze steeg. Hij heeft zo de indruk, dat een behoorlijk
architect hier in de raad zitten er zelfs enkele
een oplossing zou weten te vinden, zonder dat het be-
lang van degenen, die bezwaren hebben ingediend, te-
ko: t zou worden gedaan.
Ipr. kan zich dus volledig aansluiten bij wat de
vorige sprekers, met uitzondering van de heer Vellenga,
hebben gezegd.
')e heer Witteveen (weth.) heeft aan hetgeen hij al
gezegd heeft, en ook aan de woorden van de heer Vei
le a, die het voorstel van B. en W. belangrijke steun
heeT gegeven, weinig meer toe te voegen. IDe over
ig ngen, die tot dit voorstel geleid hebben, heeft hij
dv delijk naar voren gebracht.
heer V. d. Schaaf heeft het over een dienstbelang
gt d. Spr. meent, dat men het dienstbelang van P.T.T.
ïlijk haast wel een algemeen belang kan noemen,
at het stadsbelang betreft, dat hebben B. en W.
ge' t. Zij menen niet meer gegevens nodig te hebben
da zij reeds bezitten. Spr. twijfelt niet aan de juistheid
der gegevens van de politie. Misschien had zij over
la re termijn moeten testen en had men dan een
beeld gekregen. Anderzijds twijfelt hij ook niet
le rekencapaciteiten van degenen, die hun be-
z\ en hebben ingediend.
met al ligt de zaak zo. dat, zou de raad besluiten
t voorstel even terug te nemen om beter te testen,
hi rsoonlijk daar geen bezwaar tegen zou hebben. De
liggen op het ogenblik niet anders dan de raad
ze or zich heeft.
/oorzitter zegt, dat er van de kant van het col
een voorstel tot aanhouding wordt gedaan,
zou dus nu, waar van de kant van de raad geen
voo el tot aanhouding ter tafel ligt, willen vragen, of
ste ing wordt verlangd.
seren Kamstra en Santema vragen stemming.
voorstel van B. en W. wordt aangenomen met
en 14 stemmen. Tegen stemden de heren San-
Dtobbe, V. d. Vegte, A. Witteveen, Kamstra,
V. een en Wiersma, mevr. Heijmeijer-Croon en de
hen V. d. Meer, V. d. Schaaf, Pols, G. de Jong, Lef-
fert a en K. de Jong.
Pun n 11 en 12 (bijl. nos. 168 en 167).
Z .st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van en W.
pun 3 (bijl. no. 163).
I ïeer Vellenga zal niet afdalen in technische
deta en ook geen technische vragen stellen, maar wil
zich nsluiten bij de laatste zin van het voorstel van
T waar dezen schrijven: „Wdj twijfelen er niet
ari U zult met ons de hoop uitspreken, dat velen
kh oepen zullen gevoelen, thans met de daad van
un neenschapszin te doen blijken."
H jaat in dit voorstel om drie millioen gulden; dat
sr ru een bedrag, waar men alle dagen over praat.
oc meesten is het een abstract bedrag, maar van-
V0:' aat dit reëel worden, wanneer men er 50, 100,
0 m ijk 300, woningen achter ziet. Daarom zullen
U i -ien „drie millioen gulden" in de gedachten van
re eeuwarder moeten zijn, wanneer hij door de
Houtbuurten en de Blekerstraat en omgeving, langs
Achter de Hoven met zijn zijstraatjes en steegjes gaat
en wanneer hij loopt door de binnenstad en andere ge
deelten, waar zo heel veel als woonwijk wordt aange
diend, waarvoor die benaming een hoon en een aan
fluiting is. Deze drie millioen gulden moet eigenlijk als
een alarm uit dit voorstel tot ons komen, als wij ons,
aldus spr., een ogenblik willen verplaatsen in het leed
van de bewoners van krotwoningen (de z.g. krepeer-
gevallen) of in de behoeften en wensen van die kleine
en grote gezinnen, die nu de inwoning kennen, van de
trouwlustige jongelui, de pas gehuwden, enz., enz.
B. en W. komen vanavond met een stoutmoedig
voorstel bij de raad, een voorstel, dat voortkomt uit
het benauwende, dat hun ervaring is, wanneer zij, tel
kens opnieuw, geconfronteerd worden met het vraag
stuk, dat men eigenlijk te koel, technisch-zakelijk, het
woningvraagstuk noemt. Vanavond worden ook de
raadsleden en zeer zeker niet voor de eerste keer
met dit woningvraagstuk geconfronteerd. Nu wordt in
deze raad over zeer vele voorstellen gediscussieerd en
gedebatteerd, voor en tegen geargumenteerd en soms
staan de principia fel tegenover elkaar, maar vanavond
zal dat niet het geval zijn. Dit voorstel zal, naar spr.'s
overtuiging, worden aangenomen, niet met een lucht
hartig enthousiasme, maar wel met een zekere mate van
vastberaden geestdrift. Moge de vonk van deze geest
drift overspatten uit de raadzaal naar Leeuwardens
burgerij in al haar groeperingen en geledingen. Moge
uit dit voorstel een hartstochtelijk appèl tot allen uit
gaan! Tot hen, die het goed, maar ook tot hen, die het
minder goed kunnen doen. Tot kerken en vakorgani
saties, industrie en handel, tot banken en grote be
drijven, tot sport-, jeugd-, personeelsverenigingen, enz.,
opdat deze lening een manifestatie wordt van eendracht
en burgerzin. Dit zal slagen, wanneer iedere Leeuwar
der achter deze lening woningen ziet staan, woningen,
die straks bewoond zullen worden door mensen, die
nu heel vaak bitter moeten missen een brok levens
vreugde, verbonden aan het „My home is my castle",
woningen, waarin en waar rondom kinderen spelen, die
nu zoveel kindervreugde moeten ontberen. Misschien
zal men zeer binnenkort bijzonderheden vernemen om
trent een alles omspannende en intensieve campagne.
Spr. kan de verzekering geven, dat, wanneer door B. en
W. in het kader van deze campagne een beroep op
raadsleden zal worden gedaan, van de kant van hem
c.s. het „bereid" zal klinken. Aan ons allen, aldus spr.,
nu de daad, om waar te maken, dat burgerzin en ge
meenschap in deze donkere dagen geen bloedeloze be
grippen zijn, maar voelbare en tastbare werkelijkheid.
Wanneer dan in de naaste toekomst, als alles goed
loopt, straten worden aangelegd en de huizen zich aan
een zullen rijen en wij, aldus spr., over enkele jaren
er langs zullen lopen of er mogelijk zelf wonen, kunnen
we dankbaar zijn. Dan zullen we zien, hoe hier in hout
en ijzer, cement en steen, verwerkelijkt is wat gemeen
schapszin en naastenliefde betekenen.
De beste wensen en alle mogelijke steun van de
fractie van de P.v.d.A. vergezellen dit voorstel van
B. en W.
De heer Beuving zou, zonder ook maar iets te kort
te willen doen aan het initiatief van dit college, wat
ook weer blijkt uit het voorstel om langs de weg van
een obligatielening de gelden bijeen te brengen, be
nodigd voor de bouw van woningen, toch een en ander
willen opmerken.
Het bewandelen van deze, tot nu toe ongebruikelijke,
weg ziet spr. als laatste stunt. Zoals men ook reeds
in andere gemeenten heeft ondervonden, zijn de grote
bezitters niet genegen tegen een minimum rente, ook al
is deze verhoogd, geld te lenen. De toestand, waarin
ons volk verkeert, kennende, speculeren deze heren op
een mogelijkheid hun kapitaal met groter winst te ver-