r heer Leffertstra wil heel kort zijn; de voorzitter var ijn fractie heeft de gevoelens van hem c.s. reeds L zou echter graag een vraag van technische aard will, ii stellen. Is het ook de bedoeling, dat notering van dez- lening in de lijst van officiële noteringen bij het best ïr van de Effectenbeurs wordt aangevraagd? Het kom spr. voor, dat dit wel nodig is. Deze lening toch is eer zeer bijzondere. Spr. bedoelt daarmee, dat ze in Leei arden geplaatst moet worden. Men vraagt hier een e categorie mensen om in te schrijven, gegoeden en ader gegoeden, ook hun, die slechts coupures van T L kunnen nemen, zoals verenigingen, enz. Dat hou meteen in, dat de manier van lenen anders is dan bij ec staatslening. Men komt bij andere mensen te- rech Nu spreekt het vanzelf, dat er Leeuwarder inge- 'ete: 11 zullen zijn, die wel willen proberen wat geld bijeb r te zoeken het gaat moeilijk tegenwoordig tijdelijk willen afstaan aan de gemeente in het belan-, van de goede zaak. Hoevelen zullen er echter niet n, die dat geld vandaag of morgen, misschien ook o er een half of één, twee of drie jaar voor allerlei 0£l ien nodig zullen hebben. Iedereen weet wel, dat 1 het particuliere leven plotseling voor bepaalde dinge bijv. een verhuizing, kan komen te staan. Er moei us een weg open blijven om die obligatie weer e kunnen verkopen. Men moet zich daartoe tot de 6 Verslag van de handelingen van de gemeenteraad meerderen. Op het ogenblik zijn ze in staking. Dit zijn de goede vaderlanders. De huisvesting van het volk laat hun Siberisch koud. Treedt de overheid op tegen j dergelijke stakers? Neen! Anders echter is het, als de arbeiders staken om enige lotsverbetering te krijgen. Steeds duidelijker blijken de gevolgen van een re- geringsbeleid, dat alles zet op besparen voor bewape ning en oorlogsvoorbereiding. De regering is dan ook verantwoordelijk voor het grote tekort aan woningen, j voor het nog bewoond worden van een groot aantal krotwoningen, die reeds jarenlang afgekeurd zijn en onbewoonbaar verklaard. Het college en de raad heb ben dan ook als eerste taak de regering te laten weten, hoe het is gesteld met de huisvesting en de volksge zondheid in deze gemeente. Zij moeten met de meeste klem aandringen op hogere bijdragen voor woningbouw uit 's Rijks kas. Spr. c.s. zijn echter niet tegen dit voorstel, want ook j zij zijn bekend met de grote behoefte aan woningen. De heer Van der Veen zegt, dat de toon van de rede van de heer Vellenga in majeur stond. Hij hoopt, dat zijn verwachtingen gerechtvaardigd zullen blijken te zijn en dat de resultaten van het voorstel van B. en W. dienovereenkomstig zullen wezen. Spr. moet zeggen, dat zijn gedachten t.a.v. dit voorstel meer in mineur staan. Hij kan niet nalaten hier op te merken, dat bij hem en zijn geestverwanten de stellige overtuiging bestaat, dat de impasse, waarin men is verzeild geraakt, zeker niet geheel onvoorzien is. Zij zijn van mening, dat juist uit dit voorstel blijkt wat zij ook steeds hebben gezegd dat bij een sterk centraal geleide economie nu een maal de doelen, die men meent te kunnen bereiken, ten slotte toch onbereikbaar zullen zijn. Dat is echter een probleem, dat de raad niet behoeft te bekijken, omdat de gemeente aan de situatie, die is ontstaan, bepaald niet schuldig is. Als zij minder onder curatele van Den Haag gezeten zou hebben, zou zij er op het ogenblik ongetwijfeld anders voor staan. Men kan het probleem bekijken, zoals men wil, de feiten zijn nu eenmaal zo, dat het woonruimtetekort in deze gemeente en daar gaat het op dit moment ten slotte om inderdaad benauwend is en dat dit tekort zelfs nog groter wordt. Het is uitgesloten, dat spr. c.s. ook maar een kans zouden willen verspelen om het bouwvolume, dat verkregen kan worden, vol te bouwen. Elke methode, die daartoe kan leiden, moet inderdaad worden aangegrepen. Spr. is er zich van bewust, dat op dit moment voor de gemeente geen andere weg open staat dan die van een beroep op de burgerij, om het bedrag van 3.000.000,bijeen te brengen, ten einde althans in 1952 een 300 woningen te kunnen bouwen. Het vereist inderdaad aller medewerking. Spr. zou thans enkele vragen naar voren willen bren gen, die bij het lezen van de stukken bij hem zijn op gekomen. In artikel 3, 3e lid, is medegedeeld, dat bijzondere aflossing zal kunnen plaats vinden, wanneer een rijks bijdrage wordt verkregen. Uit de toelichting heeft spr. begrepen, dat deze bijzondere aflossing zal geschieden a pari. Het lijkt hem duidelijkheidshalve gewenst, dat ook in artikel 3 opgenomen wordt, dat voor deze bij zondere aflossing dus niet de koersen gelden, die in lid 2 worden genoemd. Deze lening wordt onmiddellijk aan de bestaande woningnood gekoppeld. Spr. heeft in de toelichting niet gezien, of het de bedoeling van het college is om de deelnemers in de lening een voorkeursrecht te verlenen voor het verkrijgen van woningen, die men van plan is te bouwen. Hij zou het onjuist vinden, zo'n voor keursrecht te stipuleren en acht dit ook in strijd met de Woonruimtewet. Hij kan zich echter voorstellen, dat bij de woningzoekenden, die geneigd zijn rare sprongen te doen, de mening, dat deelneming in de lening recht zou geven op een woning, zou kunnen post vatten; zij Leeuwarden van Woensdag 19 September 1951. zouden het de ambtenaren van het Bureau Huisvesting zelfs min of meer lastig kunnen maken. Spr. vraagt zich af, of omwille van de duidelijkheid niet met zoveel woorden gezegd zou kunnen worden, dat het natuurlijk niet de bedoeling is, dat degenen, die in de obligatielening deelnemen, op grond daarvan aan spraak op woonruimte zouden kunnen maken. Woon ruimte moet z.i. altijd iets zijn, wat men slechts krijgt, omdat men er behoefte aan heeft. Spr. wil niet al te ver op de zaak ingaan. Hij hoopt, dat het benodigde geld inderdaad nog aan wezig zal blijken te zijn en dat men bereid zal zijn voor dit doel te geven. Hij begrijpt, dat het voor velen een offer zal betekenen, maar dat ook velen een offer voor dit doel willen brengen, omdat deze kans niet gemi ;t mag worden. De hear Van der Meer seit, dat dit ütstel ek de sym pathy fan syn fraksje hat. Hwerom it safier kommen is, dat men dizze wei lans moat, hoecht hjir net bipraet to wurden. Men kin ek wol yn it midden litte, oft it sa goed komme sil of net, mar spr. c.s. wolle har graech oanslute by de winsken, dy't it kolleezje seis utert en by dy, hwer't de hear Van der Veen mei kommen is. Hja hoopje, dat dizze liening slagje mei. It liket harr n gaedlik ta, dat der forskaet yn greatte fan de koupures I is; nou kinne minsken ut alle lagen fan de bifolkirg, as hja wolle, meidwaen. De heer Wiersma meent, dat de raadsleden onge twijfeld allen kennis genomen hebben van een bepaalde I passage in de Troonrede, gewijd aan het vraagstuk van de woningbouw. De beschouwingen, die spr. daarover I in de organen van verschillende politieke schakeringen I heeft gelezen, komen over het algemeen hierop neer, I dat de Troonrede niet een al te optimistisch geluid Lat I horen t.a.v. wat in dezen van het Rijk te verwachten is. I Spr. neemt aan, dat dit juist is. Door de heren V. d. Veen en V. d. Meer is de vraag I gesteld: Hoe zijn de thans heersende omstandigheden I ontstaan? Spr. meent echter, dat de raad zich op lit I ogenblik daar niet in behoeft te begeven. Het is ook I ongetwijfeld niet de bedoeling van deze heren gewe:st I de woningpolitiek in het algemeen te bespreken, w nt al zou men dat doen, men komt er toch niet uit. IS 'en moet wat minder woorden gebruiken, maar wat m er I daden tonen om uit deze moeilijkheden te komen. Spr. I zal niet releveren wat door andere sprekers in versciil- I lende toonaarden reeds is gezegd over moeilijkheden in verband met het woonruimtevraagstuk. Hij wil slechts opmerken, dat het gebrek aan woonruimte zeer oiep ingrijpt in ons volksleven, ja, dat het op dit moment ons volksleven in geestelijk, zedelijk en maatschapp lijk opzicht zelfs geheel ontwricht. Men mag zich, zo m ent spr., toch met bange zorg afvragen, wat er van oize I jeugd zal moeten komen, wanneer niet met alle m -ge- I lijke middelen getracht wordt zo spoedig mogelijk een einde aan deze wantoestand te maken. Hij wil er even I op wijzen, dat blijkens een becijfering, die bij de stu een ligt, op het ogenblik in onze gemeente ruim 4300 won ng- zoekenden zijn. (Hieronder worden ook gerangsc ikt diegenen, die nog niet een gezin gevormd hebben, r aar wel de huwbare leeftijd bereikt hebben). Dat is oor onze stad toch een schrikbarend aantal. De huisvesting van honderden gezinnen in onze tad is spr. behoeft het eigenlijk niet meer te zeggen I in één woord vreselijk, in tientallen gevallen zelfs mens- onterend. Dat zijn de naakte feiten en die heeft ren I te aanvaarden. Spr.'s fractie kan zich zeer goec in- I denken, dat, gezien al deze omstandigheden, het co' ege I voorstelt, om van gemeentewege te trachten zoveel mo- I gelijk in de behoefte te voorzien en daartoe een ernstig I beroep te doen op de Leeuwarder burgerij. Spr. c.s. steunen die poging van harte. Als B. en W. aan iet I E Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 19 September 1951. 7 slot van hun voorstel uitspreken, dat de gemeenschaps zin van de burgerij zal blijken door deelneming aan deze lening, wil spr. er op wijzen, dat de gemeenschaps zin van een deel der burgerij wordt gevraagd door middel van de niet zo erg geprezen inwoning. Hij kan z ch voorstellen, dat die allerlei ongerieflijkheden met zich brengt. Maar dit staat vast, dat alleen woningbouw en nog eens woningbouw ook de inwoning kan doen verminderen. Men staat nu in onze stad voor het feit, dut de woningbouw belangrijk bevorderd zal worden, als het zal gelukken deze lening te doen slagen. Spr. zeide reeds, dat zijn fractie zich van harte aan- sluit bij het ernstige beroep, dat het college in dezen doet op de burgerij. Er is hier gesproken over groten en kleinen. Spr. hoopt, dat ook inderdaad de mensen met de smalle beurs hun best zullen doen hun steentje bi' te dragen, al wil hij er direct aan toevoegen, dat men daar niet al te hoge verwachtingen van moet heb- )en. Het moge bekend zijn, dat de levensomstandig heden voor deze mensen al bijzonder moeilijk zijn; ook et ter verschillende middenstanders krijgen hoe langer hoe meer met moeilijkheden te kampen. Dit neemt niet weg, dat er gelukkig toch ook nog vele anderen in onze st'H zijn. En wat andere steden in dit opzicht presteren, moet hier ook kunnen. Spr. meent, dat deze lening de enige kans biedt om de woningbouw in deze gemeente op peil te houden, opdat de burgerij zo weinig mogelijk met inwoning behoeft te worden belast en anderen ten spoedigste van de vaak zo gehate inwoning kunnen worden ontlast. levr. Heijmeijer-Croon brengt de hulde en dank van haar fractie voor het door B. en W. genomen initiatief aan het college over. Zij c.s. hopen, dat deze lening za: slagen en dat voor 1952 een flinke woningbouw, die de bevolking in al haar geledingen ten goede zal ïen, verzekerd zal zijn. In dit verband zou spr. er bi: iet college op willen aandringen, dat er ook wo ningen van groter type, waarin kinderrijke gezinnen onderdak gebracht kunnen worden, zullen worden ge bouwd. ver: ikt. meent, dat het haast vanzelfsprekend is, dat hij zie! aansluit bij al degenen, die het woord gevoerd heb ben iedereen moet wel voor dit voorstel zijn. Hij wil ziel" dan ook volledig aansluiten bij de woorden van hu en dank, die mevr. Heijmeijer tot het college rich'':e. Effectenbeurs kunnen wenden. Wanneer men daar niet terecht kan, zou men, als men zijn obligatie van de hand wil doen, met de pet in de hand bij een buurman of goede vriend, bij particulieren of bij de banken moe ten komen met de vraag: hebt U soms idee een obligatie over te nemen, of men zou tegen de bankier moeten zeggen: kent U misschien een ander, die mijn obligatie wil overnemen? M.a.w. het gaat moeilijk als men de beurs ontloopt. Spr. heeft van deze kant van de zaak helemaal niets gehoord; hij had daar graag enige in lichtingen over gehad. Het zal dus voor sommigen een rem zijn, als men niet bij de Effectenbeurs terecht kan. Er bestaan toch al enige remmen in dezen. Spr. las n.l. dezer dagen in de Leeuwarder Courant, dat de P.v.d.A. min of meer dreigt met de mogelijkheid van een gedwongen lening. Nu is dit de zaak van de P.v.d.A. en spr. wil daar geen j critiek op uitoefenen dat ligt niet op zijn weg maar het is wel heel jammer, dat dit (naar spr. gelooft buiten de schuld van degenen, die dit voorstel hebben opgesteld) op het alleronzaligste uur voor de gemeente Leeuwarden in genoemde krant is verschenen. De men sen zullen, nu getracht wordt geld in te zamelen door middel van de voorgestelde lening, maar nu er tevens op verzoek van de P.v.d.A. misschien een ge dwongen lening op komst is, eerst eens even willen uitkijken, wat de heren in Den Haag klaar maken. Als zij eerst zouden inschrijven in Leeuwarden, zouden zij straks, als zij door de Minister gedwongen zouden wor den wat geld weg te brengen, niets meer kunnen los maken. Spr. wilde hiermee maar aantonen, dat men voorzichtig moet zijn met te zeggen, dat deze lening zal slagen. Persoonlijk is zij hem zeer sympathiek. Het lenigen van de grote woningnood, waarover de heer Vellenga e.a. hebben gesproken, ligt ook spr. zeer na aan het hart. Hij heeft zelf ondervonden wat het be tekent geen huis te hebben en bij anderen te moeten inwonen. Hij zou graag antwoord hebben op zijn vraag, of notering van deze lening bij de Effectenbeurs is aan gevraagd. De heer Geerts (weth.) geeft toe, dat de thans voor gestelde manier van sluiten van een lening inderdaad een ongewone is, maar de nood dringt er toe. Van de zijde van de regering is bericht ontvangen, dat plannen voor woningbouw slechts goedkeuring zullen verkrijgen, wanneer te voren vast staat, dat voor de financiering er van een vaste lening kan worden gesloten. De moge lijkheid om zo n lening op de gebruikelijke wijze te sluiten is op het ogenblik afgesloten. Nergens kan de gemeente meer geld krijgen, zodat alleen nog een be roep op de burgerij overblijft. Uit het feit, dat zoveel sprekers over dit voorstel het woord hebben gevoerd, blijkt wel, dat de raad het ook zo voelt. Voor het slagen van deze lening is de steun nodig van geheel Leeuwarden, niet alleen van de raadsleden, maar ook van allen buiten de raad. De eerste steun is reeds toegezegd door de banken, die zich zonder uit zondering bereid hebben verklaard aan deze lening mee te werken. Dit is natuurlijk een louter technische mede werking. De propaganda, die ongetwijfeld zal moeten worden gevoerd, moet komen van alle groepen der be volking. De heer Beuving en de heer Van der Veen zijn be gonnen zich in de schuldvraag te verdiepen. Waardoor komt het, dat de gemeente tot deze lening moet be sluiten? vragen zij zich af. Beiden zijn zo vriendelijk geweest het college niet de schuld te geven. De heer Beuving noemt als oorzaak de oorlogsvoorbereiding. Hij bedoelt de kosten van onze militaire uitrusting. Spr. is dit volkomen met hem eens, maar i.z. de reden, waarom deze militaire uitrusting zo moet worden op gevoerd, verschilt hij met hem van mening. Spr. weet, dat de heer Beuving de schuldigen aan de ene kant

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1951 | | pagina 4