2 Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 12 December 1951 een huishouding van overblijft en hoe hoog de nood in deze gezinnen wei gestegen moet zijn. Men kan nu we! zeggen: het betreft hier een rijksregeling, waaraan de raad helemaal niets kan doen, maar dan zou spr. willen adviseren: Protesteer, opdat er te juister plaatse wel iets aan wordt gedaan. Want dit is hoogst noodzakelijk. Spr. gelooft, hiervan wel voldoende te hebben ge zegd, om de urgentie van de zaak aan te tonen. De heer Beeksma (weth.) komt op tegen de bewering van mevr. Uijthof, dat men zich hier niet kan voorstellen hoe groot de nood van deze mensen zou zijn. B. en W. kunnen zich de nood van al degenen, die een minimum inkomen hebben, zeer goed voorstellen. Spr. en de ambtenaren van de dienst komen dagelijks met deze mensen in aanraking. Maar waar heeft men hier mee te doen? In de eerste plaats met een verzoek van de E.V.C., om een toeslag op de steun. Mevr. Uijthof zegt, dat de steun in het allergunstigste geval 37,08 be draagt. Dat is echter het bedrag voor een gezin van man en vrouw, maar voor een gezin met kinderen komt de kinderbijslag er bij. (Mevr. Usjthof: Dat is geen steun; die bijslag krijgen niet-steuntrekkenden ook.) Maar dit geldt toch als inkomen. Het totale bedrag, dat in zo n gezin komt, is hoger dan 37,waarmee spr. evenwel niet gezegd wil hebben, dat dit inkomen zo hoog zou zijn, dat men het er royaal van kan doen. Daar gaat het ook niet om, maar het gaat z.i. hierom, of de raad bevoegd is om deze extra steun toe te zeggen. En dat is hij niet. Mevr. Uijthof heeft zelf al gezegd, dat er voor de overbruggingssteun en de sociale bijstand rijksregelingen zijn, waar de raad volkomen buiten staat. (Mevr. Uijthof: Protesteren!) Maatschappelijk Hulpbetoon is autonoom; ook over diens maatregelen heeft de raad niets te zeggen. Het is dus naar spr.'s mening het slaan van een gat in de lucht om in de raad te komen met dit voorstel. Het gaat hier om mensen, die een minimum inkomen hebben, maar het aantal van hen, die dit minimum in komen hebben, en nog minder, is veel en veel groter dan het aantal steuntrekkenden. Het verlenen van extra steun zou dus niet beperkt kunnen worden tot deze groep. Voor een dergelijke steunverlening echter heeft de gemeente de middelen niet, althans op het ogenblik zijn daarvoor de gelden niet aan te wijzen. Het is ook om deze reden, dat B. en W. de raad moeten ontraden zich achter dit voorstel te plaatsen. Nu zegt mevr. Uijthof wel, dat men kan protesteren en dat zal mis schien mogelijk zijn, maar het ligt volgens hem op de weg van de vakorganisaties de door M.H. gesteun- den kan men hier wel uitsluiten om bij de regering te proberen, de steunnormen omhoog te krijgen. Dat is naar spr.'s mening in dit geval de enig juiste weg. De heer Beuving zou toch nog wel met enkele woor den op het antwoord van de wethouder willen ingaan. Over de noodzakelijkheid van de gevraagde toeslag voor de feestdagen behoeft hij niets meer te zeggen. Als men echter opmerkt, dat niet de raad competent is om hierin een beslissing te nemen, dan moet spr. toch zeg gen, dat dit slechts kan gelden voor de sociale bijstand of de overbruggingssteun, maar toch niet voor de steun, verstrekt door M.H. Dit is hier wel een paar keer eerder ter sprake gebracht. Wanneer het bestuur van M.H. zijn werk niet goed doet, dan kome men met een voorstel om een ander bestuur te benoemen. Zou de raad nu als zijn mening uitspreken, dat aan de door M.H. onder steunden een bijzondere toeslag voor de feestdagen zal moeten worden verstrekt, dan zou dit toch voor het be stuur van M. H. een stimulans kunnen zijn, in deze rich ting iets te doen. Daarnaast zou de raad dan het besluit kunnen nemen om bij de rijksinstanties bekend te maken, dat hij van mening is, dat een toeslag speciaal voor de komende feestdagen noodzakelijk is. Hier wil spr. het voorlopig bij laten. De heer Vellenga wil gaarne een paar opmerkingen maken, te meer, omdat mevr. Uijthof zich geroepen ge voelde een advies te geven aan de fractie van de P. v.d.A., voor welk advies deze uiteraard zeer gevoelig is. Spr. moge beginnen met te herhalen wat de wet houder heeft opgemerkt, n.l. dat de nood van deze mensen hier wel bekend is, ook bij hem c.s., hetzij door dat zij er mee in aanraking komen in functie en beroep, hetzij doordat zij en meer leden van deze raad er van weten uit eigen ervaring in hun jeugd. Wanneer het dus in de macht van de raad zou liggen om hier iets aan te veranderen, zou hij het graag doen en zou er geen enkele stem tegen zijn. Maar evenmin als men om post zegels te kopen naar het politiebureau gaat, evenmin kan men, wanneer men aan rijksnormen iets wil ver anderen en rijksregelingen anders wil zien toegepas:, een beroep doen op een gemeentebestuur of een ge meenteraad. Men kan daarvoor de wegen bewandelen van de va! - organisaties, doorlopend naar de Stichting van de A - beid en de volksvertegenwoordiging. Op dit ogenbl k wordt bijv. de begroting van Sociale Zaken behandel 1. En daar zou een motie in de geest van dit adres op haar plaats zijn. Spr. heeft de verslagen tot nog toe gevolg 1, maar over deze materie zelfs nog geen motie gelezen van de motie-machine Henk Gortzak. De gemeenteraad, hoewel de nood van deze mensen kennende, wenst niet aan dit spel mee te doen, omdat practisch alle leden er van overtuigd zijn, dat de be langen van de arbeiders en van de steuntrekkend; n niet veilig zijn bij de organisatie, die zich als hun ver tegenwoordigster opwerpt. Omdat deze mensen naar de mening van spr.'s fractie er te goed voor zijn gebru;i<t te worden voor een propagandastunt van de E.V. wenst zij hier niet aan mee te doen. (De heer Beuving: Dat is niet democratisch). Spr. is misschien geen volks democraat, maar wil wel een goed democraat zijn. 1 lij c.s. willen de spelregels van de democratie ook in dezen volledig handhaven. Ieder kan in dit land nog over deze zaak spreken, zonder dat hem het concentratiekamp wacht. Er bestaan ook landen spr. heeft het pas in de courant gelezen -waar arbeiders, die z.g. sabo teren, d.w.z. zich inzetten voor vrijheid en democratie, gestraft worden met inhouding van hun Kerstgratificatie voor dit jaar. De heer Beeksma (weth.) heeft niets meer aan het door hem in eerste instantie gesprokene toe te voec n. De Voorzitter herhaalt, dat voorgesteld is het adres, dat spr. zopas heeft voorgelezen, en ook het schrijven van de E.V.C., voor kennisgeving aan te nemen. De raad besluit dienovereenkomstig. De heer Beuving gelooft wel, dat het overbodig i te zeggen, dat zijn fractie tegen dit voorstel is. 4. een schrijven van M. P. van Buijtenen, gericht aan de gemeenteraad. De heer J. K. Dijkstra (weth.) verzoekt dit ingekomen stuk in besloten zitting te doen behandelen. De Voorzitter gelast de deuren te sluiten. Na heropening van de openbare zitting stelt de Voor zitter het volgende punt aan de orde. Punt 3. De aanbevelingen van de commissie luiden als volgt: a. vacature J. Bekius: 1. Ir G. L. Walther, Engelseplein 4; 2. Dr R. Wartena, Mr P. J. Troelstraweg 20; 3. Mr P. J. W. Bijnen, Beetgumerstraat 33; Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 12 December 1951. 3 b. vacature Dr J. A. Brons: 1. Dr J. A. Brons, Spanjaardslaan 170a; 2. H. L. Straat, Spanjaardslaan 130; 3. H. E. Everts, Spanjaardslaan 124. enoemd worden Ir Walther, met 33 stemmen, en Dr Brons, met alg. stemmen (Mr Bijnen 2 stemmen). Pi: it 4. e aanbevelingen van het bestuur luiden als volgt; a. vacature mevr. Oeberius Kapteijn: mevr. G. E. M. Oeberius Kapteijn, geb. van Hui ten, Stationsweg 2; 2. mevr. A. J. Bearda Bakker, geb. Stuiveling, Klanderijstraat 2; 3. mevr. I. R. Vis, geb. Catz, Stationsweg 6bov.; b. vacature Mr Y. K. de Boer: Mr Y. K. de Boer, Willemskade 28; 2. Mr B. Dorhout, Mr P. J. Troelstraweg 98; 3. R. J v. d. Velde, Groningerstraatweg 84. enoemd worden mevr. Oeberius Kapteijn en Mr D Boer, beiden met alg. stemmen. 'e heer W. C. Dijkstra verlaat de vergadering. P it 5 (bijl. no. 205). h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorge- st :1e onder a. enoemd wordt mej. Muller, met 33 stemmen (1 bilj. blanco). De heren Beuving en V. d. Vegte vormden het stem- bi eau. F en 6 en 7 (bijl. nos. 211 en 213). h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 8 (bijl. no. 216). heer K. de Jong juicht het, op zichzelf gezien, toe. dat de gemeente er nu ook eens toe overgaat, een per- cec grond te verkopen. Hij gelooft, dat dit wel eens mag gebeuren. Het heeft hem echter wel een beetje h :emd, dat dit juist met dit perceel het geval zal zijn, om t het zo dicht bij het veilingsterrein ligt. Spr. meent, da; dit laatste voor 10 jaar is verhuurd in verband met n; geheel vaststaande plannen voor de toekomst. Het is g niet bekend hoe een eventuele sanering hier zich ontwikkelen. Is het niet beter dit terrein voor 10 ja -n te verhuren of in erfpacht uit te geven, omdat men na jaar de zaak beter kan beoordelen dan thans? 'e hear A. Witteveen slüt him alhiel by de hear De Jong oan. volgens de heer Geerts (weth.) ligt deze kwestie eigenlijk niet zo moeilijk. Er is een straat geprojecteerd, die anaf het gedeelte achter de huizen aan de Schrans, da! weggebombardeerd is, evenwijdig naar de Huizu- me an loopt. De gemeente heeft indertijd een gedeelte van dit terrein aan de fa. Schuurmans verkocht a 1 per m2, dus tegen een hogere prijs, maar deze firr behoefde dan ook niet bij te dragen in de aanleg- kostec van de straat. Het onderhavige perceel ligt tus sen Jat van Schuurmans en de geprojecteerde straat in. De gemeente heeft deze grond niet nodig en spr. ge- loo ook niet, dat zij die voor toekomstige plannen '9 heeft. Mocht er eventueel tunnelbouw plaats heb ber; aan zullen daar zodanige kapitalen mee gemoeid eijr aat een zaak als de onderhavige daarop geen in vloed zal uitoefenen. De Voorzitter: Dit perceel ligt buiten de andere plannen. De heer Geerts (weth.): Inderdaad. De heer K. de Jong zegt, dat de wethouder heeft aan gevoerd, dat een terrein, naast het onderhavige gelegen, aan de fa. Schuurmans is verkocht. Spr. meent, dat daar van een zekere noodzaak sprake was. Die firma was aan uitbreiding toe. Het bedrijf van Boringa echter is daar thans niet en wordt daar in zekere zin geheel nieuw gevestigd; het zou ook een andere plaats kunnen hebben. Voorts vraagt spr., of de straataanleg vaststaat. Of kan hierin verandering komen door eventuele tunnel bouw? Staat deze zaak wel volledig vrij van andere plannen? De heer Geerts (weth.) vindt, dat de heer De Jong het B. en W. wel heel gemakkelijk maakt, doordat hij het geval-Schuurmans ter sprake brengt. Voor deze firma bestond inderdaad noodzaak tot uitbreiding. Voor Boringa echter is er een nog grotere noodzaak hier te bouwen. Hij had zijn bedrijf ook ongeveer op deze plaats. En hij wil dit natuurlijk het allerliefst daar ge vestigd houden. Er is in die buurt ook geen andere plaats te vinden. B. en W. hebben wel naar een ander terrein voor deze firma omgezien, maar dan komt men ergens aan de rand van de stad; deze plaats is echter voor zijn bedrijf geschikt. De vraag van de heer K. de Jong, of B. en W. er zeker van zijn, dat deze verkoop nodig is, beantwoordt spr. bevestigend. Het zal nog wel ettelijke jaren duren voor met tunnelbouw wordt begonnen en het is niet waarschijnlijk, dat dit terrein daarvoor ooit nodiq zal zijn. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punten 9, 10 en 11 (bijl. nos. 215, 204 en 214). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 12 (bijl. no. 217). De heer Pols wil allereerst zeggen, dat zijn fractie wel achter dit voorstel staat. Persoonlijk zou hij hier even wel iets aan toe willen voegen, maar daarbij zit hij met een moeilijkheid. In Mei j.l. heeft hij getracht wat hij thans wilde opmerken ook reeds ter sprake te brengen. De Voorzitter was echter van mening, dat het buiten de orde was en, hoewel spr. meende, dat het wel degelijk bij het toen in behandeling zijnde punt behoorde, heeft hij er zich toch bij moeten neerleggen. Hij weet bij voor baat, dat hij zich weer op glad ijs gaat begeven, hoewel hij thans over wat meer concrete gegevens beschikt. Spr. hoopt dan ook van harte, dat de Voorzitter hem de gelegenheid zal geven er over te spreken. De Voorzitter heeft, als de heer Pols zich tot het voorstel bepaalt, geen enkel bezwaar, maar als hij dat niet doet, moet spr. uiteraard, evengoed als destijds, wel bezwaar maken. De heer Pols vraagt hem te laten starten. Hij is van mening, dat hetgeen hij wil zeggen, wel op dit voor stel betrekking heeft. Hij vindt het overigens moeilijk uit te maken, of iets wel of niet precies bij een bepaald punt behoort. De Voorzitter meent, dat de heer Pols lang genoeg raadslid is, om te weten wat tot een bepaald punt be hoort en wat niet. Spr. heeft geen enkel bezwaar, als de heer Pols wil spreken over iets wat tot dit punt behoort, maar wel, als deze zich buiten dat punt gaat bewegen. Hij verleent de heer Pols het woord. De heer Pols zou wat het voorgestelde betreft, het college ernstig in overweging willen geven spoed te be trachten. Het is de hoogste tijd, in het bijzonder voor de Snekertrekweg. (Dat is dan in tegenstelling met wat

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1951 | | pagina 2