ergadering van Woensdag 19 December 1951. 1 6 Verslag van de handelingen van de gemeenteraad voor huur van rijplaten om de weg begaanbaar te houden. Wordt aan een weg gewerkt, o.a. aan de riolering, dan heeft men nu eenmaal een moeilijke situ atie, er moet dan een tijdelijke voorziening gemaakt worden. Als bijv. de Vrouwenpoortsbrug zou moeten worden afgesloten, zou men zich met een noodbrug moeten behelpen. Wat de verlichting betreft, deze zal in orde moeten worden gebracht. Mevr. UijthofMiedema: Dat is al gebeurd. De heer Geerts (weth.): Dan zijn de wensen van de heer Pols voorkomen. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punten 13, 14, 15, 16 en 17 (bijl. nos. 207, 208, 209, 206 en 212). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 18 (bijl. no. 210). De Voorzitter doet lecture van een brief van de secretaris van de Centrale Vereniging voor de Markt-, Straat- en Rivierhandel, gevestigd te 's Gravenhage, welke brief vandaag is binnengekomen en dus niet ter visie gelegd is kunnen worden. De brief is gericht aan de raad en luidt als volgt: Leeuwarden, 11 December 1951 Aan de Raad van de Gemeente Leeuwarden. Edelachtbare Heren, In verband met het voorstel, strekkende tot verhoging van het marktgeld voor de Vrijdag- en Zaterdagmarkt te Uwent, dat Woensdag, 12 Decem ber a.s., in Uwe Raad behandeld zal worden, ver zoeken wij Uw aandacht aan het volgende te willen schenken. Het betreffende voorstel beoogt het kramengeld van 3 meter-kramen van 0,65 op 0,70, van 6 meter-kramen van 0,95 op 1,40 en voor stand werkersplaatsen van 0,50 op 1,50 te brengen, hetgeen een verhoging van resp. 7,5 47 en 200 betekent. De meeste marktkooplieden kunnen zich in het huidige tijdsgewricht, dat gekenmerkt wordt door een nog steeds dalende koopkracht van het publiek enerzijds en een verzwaring van lasten anderzijds, niet dan met de grootste moeite staande houden. Elke verzwaring van lasten kan catastrophale gevolgen voor de markthandel hebben; het gevaar, dat ver scheidene marktkooplieden alsdan hun bedrijf niet meer zullen kunnen uitoefenen, is zeker niet denk beeldig. Een verhoging van het marktgeld is daarom slechts dan gerechtvaardigd, wanneer het markt wezen de kosten niet meer uit de revenuen kan be strijden. Wij verzoeken Uw Raad dan ook eerbiedig het goedkeuren van de betreffende verhoging te laten afhangen van de vraag, of het Marktwezen van Leeuwarden al dan niet met een nadelig saldo werkt. Met verschuldigde eerbied, (get.) N. A. v. d. Hoven, Secretaris. Dit adres maakt thans mede onderwerp van de even tuele beraadslagingen uit. De heer Pols vraagt, of het niet mogelijk is, dat B. en W. de zaak nog eens nader bekijken. Als deze mensen kunnen bewijzen, dat de hogere heffing er niet af kan, voelt spr. wel iets voor nadere overweging. Leeuwarden van Woensdag 12 December 1951. De heer De Vries wil de heer Pols er op wijzen, dat de marktgelden dateren van 1921. Spr. heeft dit voorstel als lid van de commissie voor het markt- en havenwezen zelf mee voorbereid, b ij meent, dat het volkomen verantwoord is. Het marktge d ligt hier beneden het peil van andere plaatsen. De verhoging van het marktgeld voor standwerkers tot 1,50 (200 lijkt wel wat drastisch, maar het nieuwe tarief is toch eigenlijk normaal, als men bedenkt, dat de door de standwerkers te gebruiken oppervlak,e op 15 m2 wordt berekend en dat het marktgeld 10 ct per m2 is. Spr. meent, dat de marktgelden niet van dien aa.d zijn, dat er bezwaar tegen behoeft te rijzen. De heer Beuving vindt, dat de verhoging der markt gelden goed gemotiveerd wordt en kan met dit voorstel dan ook wel meegaan, waar men zegt, dat de onkosten van het schoonhouden van de markt en alles wat daar mede verband houdt, sinds de tijd, dat het marktgeld werd vastgesteld, geweldig zijn gestegen. Voor de kleine kooplieden echter betekent deze verhoging een belangrijke uitgave van hun toch al schrale inkomen. Ze komt juist op een tijdstip, dat er door de smalle beurs van de kopers weinig gekocht kan worden. De inko i- sten van de kleine kooplieden en venters liggen onder het minimum; men hoort veel de klacht, dat zij genood zaakt zijn met de handel op te houden en maar in de steun te gaan. Voor de standwerkers zal de zaak n et anders liggen. Hoewel spr. dus begrijpt, dat de onkosten voor ie gemeente zijn gestegen, kan hij toch niet met het vo r- stel meegaan, omdat het een te zware druk legt op de kleine kooplieden. De heer Beeksma (weth.) zegt, dat men hier met d ze verhoging van de marktgelden wel heel erg achteraan komt. De onkosten, verbonden aan het schoonhouden van de markt, zijn veel verhoogd, maar dit is toch slechts een bijkomstigheid. Spr. meent, dat men z ch dit moet afvragen: Zijn de marktgelden, zoals ze in de nieuwe verordening, bij aanneming van het voorsdel, zullen worden vastgesteld, te hoog voor de marktko p- lieden en ook te hoog in verhouding tot de marktgel en in andere steden? En dan vindt hij, dat dit niet iet geval is. Hij heeft een staatje bij zich van marktgelden in andere plaatsen. Apeldoorn vraagt 20 ct per n2, Arnhem 15 ct, Breda 15 ct, Delft 22x/i ct, Devente 15 ct, Haarlem 20 ct, Heerlen 25 ct en er zijn ook :en paar gemeenten bij van 50 ct. Leeuwarden vraagt 10 ct per m2, dus de kooplieden moeten op andere plaatsen veelal meer betalen dan hier. De omzet van deze ma kt- kooplieden zal tegenwoordig natuurlijk minder zijn ;an hij is geweest, maar de inkomsten van vele andere men sen zijn eveneens verminderd. Er is ook een verse ui- ving van uitgèven te constateren. Spr. vindt, dat de marktgelden, zoals ze in de nie we verordening zijn voorgesteld, redelijk zijn te noeme en voor de gemeente zijn ze wenselijk en nodig. De heer De Vries zegt, om een voorbeeld te noemen, dat voor een oppervlakte van 9 m2 tot dusverre ige veer 72 ct werd betaald; thans wordt dit 90 ct. Spr. is zelf zakenman en weet uit ervaring, dat de onkosten voor de zakenlieden ook zijn verhoogd, misschien 'lfs in verhouding nog meer dan voor de marktkooplie en. De marktgelden zijn gemiddeld niet meer verhoogd lan hoogstens 30 a 40 ct per marktdag. De heer Beuving is tegen het voorstel. Het voorstel van B. en W. wordt z.h.st. aangenomen. Hierna sluit de Voorzitter de vergadering. Verslag van de handelingen van de gemeenteraad Aanwezig: 32 leden. Afwezig: de heer Leffertstra, mevr. Uijthof—Miedema en de heer V. d. Vegte. Voorzitter: de heer Mr. A. A. M. van der Meulen, burgemeester. Te behandelen punten: 1. Mededelingen. 2. Benoeming van een lid van het bestuur van de gemeentelijke instelling voor Maatschappelijk Hulpbe toon, wegens overlijden van de heer H. J. Bos (bijlage no. 218). 3. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot 1st uitgeven in erfpacht van een bouwterrein, gelegen san de Pasteurweg, aan A. Hamersma en J. van der 'eer, alhier (bijlage no. 219). 4. Alsvoren tot het verlenen van voorschotten enz. aan: a. de woningstichting „Patrimonium" voor de uit- oering van het bouwplan van 112 woningen in de om- eving van de Greunsweg; b. de arbeiderswoningbouwvereniging „Beter Wo- en" voor de uitvoering van het bouwplan van 60 wo- ingen in de omgeving van de Poppeweg (bijlage no. 220). Punt 1. De Voorzitter deelt mede: dat is ingekomen: a. een schrijven van een commissie uit de bewoners van de woningen in de M. H. Trompstraat en naburige straten omtrent de huren van de gemeentewoningen in die straten; b. bericht van verhindering van de heer Leffertstra. Voor kennisgeving aangenomen. Punt 2 (bijl. no. 218). De aanbeveling van Burgemeester en Wethouders luidt als volgt: 1. J. Pijnacker, Huizumerlaan 150; 2. Th. Schaafsma, Gymnasiumstraat 16. Benoemd wordt de heer Pijnacker, met 20 stemmen (de heer Schaafsma 11 stemmen en 1 bilj. blanco). Mevr. HeijmeijerCroon en de heer G. de Jong vormden het stembureau. Punt 3 (bijl. no. 219). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 4 (bijl. no. 220). De hear A. Witteveen hat wurdearring foar de moaije plannen; hy hopet, dat se gau ta ütfiering komme sille. Hy soe graech hwat sizze wolle oer it rapport fan it Algemeen Vrouwencomité „Tot Opbouw", dat de leden fan e rie forline wike yn 'e hüs krige hawwe. Dér steane hiel aerdige dingen yn, dy't fan bilang binne oar de wenningbou. De Voorzitter zegt, dat het door de heer Witteveen 'oedoelde rapport op het ogenblik niet aan de orde is. Het zal nog aan de orde komen. Het is n.l. bij de raad ingekomen, maar spr. heeft het niet op de agenda ge plaatst. De hear A. Witteveen woe net oer it rapport prate, mar hwat hy sizze woe, is der wol mei anneks. Hy freget, oft hy der net in pear rigels üt foarlêze mei. Leeuwarden van Woensdag 19 December 1951. De Voorzitter lijkt het eigenlijk beter omdat het rapport toch nog aan de orde komt en er dan een af geronde gedachtenwisseling over gehouden kan wor den hier niet op vooruit te lopen. De hear A. Witteveen: Nou Foarsitter, Jo sille Jou sin hawwe. De heer Vellenga merkt op, dat de gemeenteraad nu binnen het tijdsbestek van 8 dagen voor de tweede keer bezig is om over woningbouwplannen te spreken. Drie a vier maanden geleden had men deze bouw misschien niet voor mogelijk gehouden. Door de besluiten van de vorige week en vanavond kunnen een kleine 300 wo ningen gebouwd worden en dat is een direct gevolg van de burgerzinlening. Het moet vele groepen en personen tot voldoening stemmen, dat deze voorstellen op de raadsagenda prijken. Dit zijn de mensen, die spontaan op het denkbeeld van deze lening hebben gereageerd door in te schrijven, en het ambtenarenapparaat, in het bijzonder de mensen van de afdeling Financiën der Se cretarie, die hun tijd en moeite er aan hebben gegeven, het college, dat met deze min of meer stoutmoedige voorstellen bij de raad is gekomen en de raad, die des tijds ook meteen spontaan er op gereageerd heeft. Het is daardoor, dat men nu met deze plannen is kunnen komen en wanneer alles goed loopt, ook in de hogere regionen, zal er volgend jaar gebouwd kunnen worden. Wethouder Geerts ging destijds uit van dit motto: „Geen geld, geen woningen". Spr. meent dan ook, dat het tot dankbaarheid en voldoening kan stemmen, dat, nu het geld er is, er ook woningen kunnen komen. Des tijds, na het bekend worden van de resultaten der wo ningbouwlening, heeft de Voorzitter reeds zijn dank uitgesproken en spr. meende goed te doen, dit nu nog eens, vanuit de raad, te onderstrepen. De heer Beuving zegt, dat de op de exploitatiereke ning vermelde woninghuur van 7,90 veel te hoog is voor de gemiddelde arbeider. Men zal kunnen aanvoe ren, dat deze huur noodzakelijk is, omdat ook de bouw kosten hoog zijn, maar spr. wil hier toch de vraag op werpen: Is het dan niet mogelijk er bij het Ministerie van Wederopbouw en Volkshuisvesting op aan te drin gen de huren zo laag mogelijk te stellen, desnoods met meer steun van het Rijk? De heer Geerts (weth.) zegt, dat de huur van deze huizen inderdaad hoog is, maar B. en W. kunnen die niet lager stellen, omdat de bouwkosten zo hoog zijn en het rentepercentage, waartegen de gemeente geleend heeft, 4 bedraagt. De heer Beuving stelt voor, bij de re gering op verhoging van de rijksbijdrage aan te dringen, waardoor de huur lager gesteld zou kunnen worden. Spr. gelooft echter, dat deze kwestie niet hier behandeld moet worden, maar bij de begroting van het Ministerie van Wederopbouw en Volkshuisvesting. Zijn B. en W. begonnen met de gedachte: „Geen geld, geen woningen", thans is het motto: „Wel geld, wel woningen". Zij hebben dan ook geprobeerd, zo snel mogelijk plannen te maken. Dat is nu gelukt, ook door de medewerking, die van alle kanten ondervonden is, n.l. van het ambtenarenapparaat, de woningbouwvere nigingen, de architecten en van dit mag wel eens gezegd worden, omdat het een dienst is, die nogal eens aan critiek onderhevig is Wederopbouw en Volks huisvesting. Deze dienst heeft zijn volle medewerking verleend, zodat B. en W. hopen, dat de plannen binnen niet al te lange tijd gerealiseerd kunnen worden. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Hierna sluit de Voorzitter de vergadering.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1951 | | pagina 1