4
4. verslagen van cle Commissies tot wering van
schoolverzuim, over het jaar 1951.
De bedoeling van B. en W. is, deze stukken nog
enige tijd ter inzage te laten liggen.
5. bericht van verhindering van de heren Schoot
stra en Slaterus.
Voor kennisgeving aangenomen.
Punt 3.
De aanbevelingen van burgemeester en wethouders
luiden als volgt:
a. vacature mevr. S. H. W. de GrootKuilart:
1. mevr. S. H. W. de GrootKuilart, Burmania-
straat 7;
2. mevr. D. H. M. KuperusIvooij, Dronr ij per
straat 23;
b. vacature J. IJtsma:
1. J. IJtsma, Kal verstraat 8;
2. J. ten Brug, M. H. Trompstraat 20.
De heer Beuving is het, toen hij bij de vorige be
noeming van leden van M.H. een opmerking maakte,
nogal kwalijk genomen, omdat men meende, dat hij
critiek wilde leveren op bestuursleden persoonlijk.
Spr. heelt toen beweerd, dat dit niet in de bedoeling
lag en hij heeft getracht aan te tonen, dat het juister
zou zijn, wanneer enkele mensen in het bestuur zaten,
die door hun maatschappelijke omstandigheden zou
den kunnen oordelen over de normen van steunuit
kering aan behoeftige mensen. Dezen zijn beter be
voegd, omdat ze komen uit die kringen, die zelf met
de moeilijkheden van de ondersteunden hebben te
kampen. Spr. staat nog op dat standpunt en hij ver
zoekt toestemming om twee candidaten voor de va
catures aan te wijzen.
De Voorzitter zegt, dat de heer Beuving natuurlijk
anderen dan de door B. en W. aanbevolen en candidaat
kan stellen. Het is aan de raad, over de benoeming-
bij stemming te beslissen.
De heer Beuving noemt als candidate voor de va
cature mevr. S. H. W. de GrootKuilart: mevr. J.
DijkstraBethlehem, Baljeestraat 9 bov., en als can
didaat in de vacature J. IJtsma: de heer D. Rutkens,
Bredeplaats 2bov.
Benoemd worden mevr. de GrootKuilart, met 30
stemmen, en de heer IJtsma, met 31 stemmen (mevr.
KuperusIvooij, mevr. DijkstraBethlehem en de
heer Rutkens elk 1 stem).
Punt 4 (bijl. no. 27).
De voordracht van burgemeester en wethouders
luidt als volgt:
1. J. Boersma, alhier;
2. D. Kalsbeek, te Boelenslaan;
3. G. Ettema, te Gerkesklocster.
Benoemd wordt de heer Boersma, met 31 stemmen
(1 bilj. van onwaarde).
De heren Pols en 1). Witteveen vormden het stem
bureau.
Punten 5 en 6 (bijl. nos. 19 en 14).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Punt 7 (bijl. no. 18).
De heer Vellenga kan het met een deel der bezwaren
tegen het instellen van een commissie, als door het
algemeen vrouwencomité „Tot Opbouw" bedoeld, wel
eens zijn, zo bijv. wanneer B. en W. spreken van een
zoveelste schakel in de lange ketting van instanties
en personen, met wie onderhandeld en geconfereerd
moet worden op het terrein van de volkshuisvesting.
Immers, een dergelijke commissie zou of geregeld
moeten worden ingeschakeld, of, wanneer men aan
haar niet al te veel waarde zou hechten, alleen maa
een papieren geval zijn en niet meer. Maar er staal
iets anders tegenover. Spr. gelooft, dat het nuttig
kan zijn, vooral in een tijd als de onze, dat de burgerij
medeleven en belangstelling toont voor de verschil
lende zaken op het terrein van beleid en bestuur van
land, gewest en gemeente, dus de zelfwerkzaamheid
betracht. Daarom gelooft spr., dat men het in de/
groep burgeressen in ieder geval moet waarderen,
dat ze zich met de volkshuisvesting inlaten en daar
over bepaalde wensen naar voren brengen; dit is na
tuurlijk typerend, omdat de woning nu eenmaal i i
bijzondere mate het domein en het rijk van de
vrouw is.
Daarom gelooft spr., dat men niet zonder meer zal
moeten zeggen: „geen commissie" en daarmee de zaak
afdoen, wat ook geenszins de bedoeling van het col
lege is. O'ok dit waardeert deze belangstelling; alleen
zou het dit alles willen doen uitlopen in een warm
en levendig contact tussen „Tot Opbouw" en de vrou
welijke raadsleden, mogelijk deze vrouwelijke raads
leden ziende als een schakel tussen „Tot Opbouw" en
het college. Met de opmerking van B. en W. over de
bijzondere positie van deze raadsleden is spr. het vol
komen eens. Hij gelooft echter niet, dat men het
rapport van „Tot Opbouw" moet beschouwen als een
disqualifieatie van haar werk. Zo zal het waarschijn
lijk niet bedoeld zijn. Ware dit het geval, dan zon
spr. daartegen met klein willen opkomen. Hij kan
het niet van alle vrouwelijke raadsleden even goed
beoordelen, maar hij weet bijv. wel van mevr. Ringt
naldusvan der Wal welk een tijd en belangstelling
zij spendeert aan de woningbouw tijdens het make i
van de plannen door huizen te bezoeken en ook door
de nieuwbouw onmiddellijk na de oplevering in ogen
schouw te nemen.
Spr. zou het college en in het bijzonder de wet
houder van openbare werken, die deze materie be
handelt, de volgende vraag willen stellen: Zal de
wethouder, als in de practijk van de kant van „Tot
Opbouw" de wens wordt geuit, dat een aantal leden
van dit comité samen met de vrouwelijke raads
leden enige belangrijke zaken op dit gebied met de
wethouder doorspreekt en hem bepaalde verlangens
kenbaar maakt, altijd bereid zijn een dergelijk onder
houd toe te staan? Zal hij een zodanig contact op
prijs stellen? Op die manier, juist aan de hand van
de geuite wensen en verlangens, zijn misschien be
paalde veranderingen en verbeteringen aan te bren
gen, waardoor in het algemeen de zaak van de volks
huisvesting in deze gemeente kan zijn gediend.
Dit betekent, dat spr. c.s. accocrd zouden kunnen
gaan met het voorstel van B. en W., waar dezen
zeggen: geen commissie, mits zij wel iets meer zouden
willen doen dan mogelijk de raadsbrief beoogt. Mis
schien ook interpreteren hij c.s. deze niet helemaal
goed: wellicht lezen zij die volkomen anders dan hij
is bedoeld. Hoe het ook zij, zij zouden graag van de
wethouder willen weten, wat deze denkt van de sug
gestie, die spr. namens de fractie heeft gedaan.
De heer Pols zou in de eerste plaats als man zijn
bewondering willen uitspreken voor het college, dat
zeer moedig het voorstel van de vrouwen van „Tot
Opbouw" afwijst. Of dit afwijzen verstandig is, be
twijfelt hij evenwel. Het gaat hier niet tegen één
vrouw, maar tegen georganiseerde vrouwen. En dan
moet men als man wel erg voorzichtig zijn. Van één
vrouw kan men het nog eens winnen of gelijk krijgen
(wat overigens wel een hele toer is), maar tegen
vrouwen, die met velen tegelijk optreden, zullen de
mannen het uiteindelijk moeten verliezen. Spr. voor
spelt B. en W. dan ook, dat de dames in groten getale
en met verwoede hevigheid zullen terugkomen, als
op dit punt niet een zeer verantwoorde beslissing
wordt genomen. Hij kan heel veel aanvoelen van het
geen de heer Vellenga heeft gezegd, maar zou toch
nog een stap verder willen gaan. W elk bezwaar kan
er tegen zijn, om deze adviescommissie in te stellen?
Er wordt in het prae-advies gezegd, dat dit al weer
een nieuwe instantie betekent. Natuurlijk. Maar men
kan het ook zo stellen, dat het er niet toe doet, als er
bij al de instanties die er al zijn, nog één zou komen.
Maar zo moet men bet niet zien. Het gaat er om, dat
men nu al voor de toekomst rekening moet houden
met de wensen, die de dames hebben. Het is te hopen,
dat men in de toekomst meer zal kunnen bouwen.
Spr. acht nauwer contact tussen de ontwerpers van
de woningen en de vrouw van zeer groot belang. Ook
de directeur van gemeentewerken zegt in zijn toe
lichting, dat het toch opmerkelijk is, dat er tot dus
verre van de zijde van de vrouw weinig constructieve
denkbeelden naar voren zijn gekomen in dezen. Maar
verder zegt hij ook, dat men zich moet realiseren, dat
de vrouw een zeer belangrijk deel van haar leven
in de woning verblijft. Zijn conclusie is, dat de wonin
gen, die de mannen vandaag de dag bouwen, nog zo
slecht niet zijn. Spr. vindt, dat er meer conclusies
mogelijk zijn, bijv. deze, dat de vrouwen denken: we
hebben de mannen eerst laten modderen, laten we nu
ingrijpen.
Hij meent de gevraagde adviescommissie met grote
vrijheid bij B. en W. te kunnen aanbevelen, omdat hij
deze wel in het belang van de zaak acht. Het gemeente
bestuur mag de hulp, die hem wordt aangeboden,
niet afwijzen, integendeel, het moet die met beide
handen aangrijpen, want hoogmoed komt voor de val.
Dat mogen wij, mannen, aldus spr., ons wel degelijk
aantrekken. Berouw komt in de regel te laat.
De hear A. Witteveen seit, dat men bliid wêze kin
mei dit moaije rapport fan it Komité „Tot Opbouw".
It is in skoan ding, dat de tige wichtige kwesje fan
de wenningbou yn wide rounte bihannele wurdt.
Spr. hopet dan ek, dat de dames der mei troehgean
sille, hwant, al bat spr. wurdearring foar dit rapport,
dochs mient by, dat ek de dames dizze slimme matery
noch net hielendal under de knibbel hawwe. Hy wol
op in pear haedpuuten yngean, dy't it gewicht fan
de kwesje oantsjutte. Hy komt net yn details.
De dames skriuwe yn har rapport: „Er is door de
grote na-oorlogse woningnood wel een unieke ge
legenheid ontstaan, om nu een werkelijk goede avoou-
wijk met alle voordelen van de Avijkgedaehte te vcr-
Avezenlijken".
„De commissie," sa SkriiiAve hja, „heeft in alle op
zichten het experiment gemist. De woonwijk in het
Avesten met de Martens-woningen was de beste poging,
al hadden Avij iets meer van de wijkgedachte willen
zien, als Avinkeltjes, speeltuintjes en openbare Avas-
gelegenheden. Vooral de lange straten in liet oosten
der stad bieden een vrij eentonige en troosteloze aan
blik. De straten, die veelal oost-Avest lopen, bieden
met de huizen, die noord-zuid staan, geen ideale woon
gelegenheid."
Yn safier de dames hjir prate oer de idé fan de
„wijkgedachte", dus fan de stedsbuorren, is spr. it
mei harren iens. Hy soe wol graech wolle, dat der by
de stêdboukundige" tsjinst, dy't yn elk opsicht ka
pabel is om dizze dingen to bihanneljen, op oanstien
wurdt, om de „wijkgedachte", dy't sa goed en sa
modern is, yn de nije stedsütAv rei dingen ta to passen.
De „wijkgedachte" bitsjut hjir, dat men yn stêdbou-
5
kundieh opsicht by de buorrens, dy't der nou al yn
de stêd foarme binne troch de wykforienings, oan-
slute wol.
In twadde punt, dcr't de dames op Avize en dat spr.
ek o sa bilangryk achtet, is, dat men ut de doarren
fan de kokens direkt buten komt; dat is net sa'n
ideale oplossing; it is fiersten to kald, binammen
foar dy kokens, dy't op it noarden lizze. Mar oan
foroaring hjirfan sit de konsekwinsje lest, dat de
skuorkes dan direkt oan 'e luizen fêstboud wurde
nioatte. Spr. luit der avoI ris faker op Aviisd en is der
bliid mei, dat soks nou hjir ek konstatearre is.
Ily stimt it B. en W. ta, dat de nije Avenniiigbou i'rij
goed slagge is, binammen as men yn it each haldt,
dat oan in liiele bulte Haegse foarskriften o sa slim
to fokhvaen is. Hy hat wurdearring foar itjinge, dat
op it stik fan de gemeentlike Avenniiigbou nei de oar-
locli dien is.
B. en W. sizze yn it riedsbricf: gjin kommisje, lyk
as de dames dy bigeare. B. en W. Avolle, dat de l'rou-
like ricdsleden spesiael de Avenningbouplannen bi-
sjen sille. Sunder mis sil dat goed Avêze, mar it is
fakentiids wol sa (miskien sil it aensens, mei't de
dames der oer gear sille, oars gean), dat de rie de
plannen krijt, as se hielendal klear binne, as it hiele
getal yn kalk en semint is en dan is der net folie
mear oan to foroarjen. Men Avurdt foar in foldongen
feit steld. Men kin de plannen dan oannimme ol' for-
smite en forsmite docht men tsjintwurdich net.
Spr. luit alle lof l'oar lnvat yn it rapport clellein is,
mar kin der avoI yn komme, dat B. en W. bisAvier
luiAvwe om neist alle kommisjes en neist alles lnvat
it iibben sa omslaclitich makket, noch in kommisje
yn to skeakeljen lyk as de dames dy hawAve wolle.
Mar dér wol hy net mei sizze, dat de dames mar mei
dit Avurk ophalde moatte. It oardiel fan de frou oer
de Avenniiigbou is o sa bilangryk foar alle minsken,
dy't mei Avenniiigbou to meitsjen haw we, hwant it is
in feit, dat dizze oer it eigenden to folie manljues-
Avurk is.
Spr. liopét, dot de dames mei har Avurk trochgcaiie
en dat B. en W liar sal'olIe mooglik kelpe sille; de
direkteur fan gemeentewurken luit yn syn rapport
ek sein, dat er ré is dat to chvaen. Miskien soe it sa
kinne, dat de dames byg'. in 10 oan't 20 wenningen
oanAvize fan dy't oan't nou ta boud binne en dy't
neffens har it meest slagge binne. Soks soe süncler
mis der ta meiwurkjo, dat de bilangstelling foar en
de kunde oan dizze saek, dy't sa tige libbet by alle-
gearre, bliivwe en forgreate Avurde sil.
Bij de heer Beuving kwam, toen hij verleden week
het rapport, dat nu behandeld Avordt, thuis gestuurd
kreeg, de gedachte op: dat is nu misschien juist dat
gene Avat nog gemist Avordt. Veelal toch komt men
ook omdat tegenwoordig goedkoop geboinvd moet avot-
den als de Avoningen klaar zijn, tot de ontdekking,
dat de kasten niet op de juiste plaats zitten, dat het
aanrecht te smal is, enz. Spr. meent, dat juist de
vrouAv het allerbest kan Aveten, hoe een kleine Avoning
op de voordeligste manier productief te maken is.
Voordat de zaak in kalk en cement is, bij het op
maken van het z.g. voor-plan, zou een dergelijke
vrouwencommissie van dienst kunnen zijn. Spr. vindt
het alleen jammer, dat het comité „Tot Opbouw" niet
aan de mogelijkheid heeft gedacht om uit de vrouAven-
verenigingen van alle verschillende richtingen hier
ter stede een adviescommissie samen te stellen.
Mevr. Vondelingvan 't Hof is het uiteraard geheel
eens met de Avoorden, die de voorzitter van haar
fractie gesproken heeft. Verder heeft zij met belang
stelling geluisterd naar het sympathieke betoog van