Provincie FRIESLAND.
6
de heer A. Witte veen, waaruit „Tot Opbouw" mis
schien nog wel een en ander kan putten. Aangezien
spr. persoonlijk wel verder zou willen gaan dan haar
fractievoorzitter, zou zij het in principe eens moeten
zijn met de heer Pols en hem moeten steunen, als hij
een voorstel van het door hem gesprokene zou maken.
Zij zou dat echter niet spontaan, doch slechts aarze
lend doen, daar de toon van zijn speech haar weinig
beviel. Deze was ietwat raillerend en weinig vooruit
strevend van gedachte en inhoud, wat haar van een
lid van de Partij voor Vrijheid en Democratie (wat
toch zeker ook vrijheid en democratie voor de vrouwe
lijke leden dier partij inhoudt) bar tegenvalt.
De heer Geerts (weth.) antwoordt op de vragen,
welke bezwaren B. en W. tegen instelling van de
gevraagde adviescommissie hebben, dat deze bezwa
ren in het kort in de raadsbrief genoemd zijn. Spr.
wil, ter illustratie hiervan, de personen en instanties
noemen, met wie hij de plannen voor de woningbouw
moet bespreken: de directeur der gemeentewerken,
de ingenieur voor de stadsontwikkeling, de directeur
van liet bouw- en woningtoezicht, de chef van de
aideling financiën der secretarie, burgemeester en
wethouders, de hoofdingenieur-directeur van volks
huisvesting en wederopbouw, de provinciale plano
logische dienst, de betreffende gedeputeerde, de
commissie voor de openbare werken, de financiële
commissie, enz. Hij noemt nu een stuk of tien op,
maar er zijn er nog wel een paar. Hij voert met deze
personen en instanties niet één keer, maar verschil
lende keren besprekingen. Men zal dus zijn bezwaren
kunnen aanvoelen, om nog een commissie in te scha
kelen. Dit kan alleen maar vertragend werken. De
plannen worden al op grondige manier bekeken.
Dan is er nog een practisch bezwaar. De gemeente
bouwt op het ogenblik zelf niet; daarom kan „Tot
Opbouw" zich dit jaar beter wenden tot de woning
bouwverenigingen met do vraag, of deze een advies
commissie ais bedoeld wil inschakelen.
Verder heelt spr. nóg een bezwaar, een theoretisch,
principieel bezwaar. Misschien is dit een beetje te
dik gezegd, maar hij bedoelt hiermee, dat er een
commissie zou ontstaan, die geen enkele verantwoor
delijkheid heeft voor het nemen van beslissingen,
maar die toch een grote stem in het kapittel zou
krijgen. De burgerij heeft een aantal vrouwelijke
vertegenwoordigers in de gemeenteraad. Dezen kun
nen B. en V. veel beter en veel degelijker voorlichten
en hebben buitendien een beslissende stem. Spr. weet,
dat er onder de vrouwelijke raadsleden zijn, die be
langstelling voer deze materie hebben. Hij beschouwt
het eigenlijk als desavoueren van haar werk, als men
daaraan voorbij zou gaan.
Hij kan wel instemmen met hetgeen de voorzitter
van de fractie van de P. v. d. A. heeft gezegd. Mocht
het comité „Tot Opbouw" behoefte gevoelen om met
de wethouder over woningbouw te praten, dan is hij
bereid deze dames te ontvangen, liefst in gezelschap
van de dames-raadsleden, omdat dezen het eerst bij
de zaak betrokken zijn. Hij stelt het ook wel op prijs
de dames te ontvangen om deze reden, dat hij dan
meteen de gelegenheid heeft de critiek te weer
leggen, die toch eigenlijk op de gemeentewoningen
is uitgebracht. Misschien kan dan deze weerlegging
op dezelfde ruime wijze verspreid worden als de
critiek is verspreid.
Spr. zou de heer A. Witteveen willen vertellen,
dat de wijkgedaclite bij de voorbereiding der plannen
een belangrijke rol heeft gespeeld. Bij het uitbrei
dingsplan in het westen van de stad is ruimte gelaten
voor verenigingsgebouwen enz. Tot uitvoering van
dit plan is nog niet overgegaan, de woningblokken
worden eerst uitgevoerd. De gebouwen zullen er nog
moeten komen.
Verder vraagt de heer Vellenga, of de wethouder
bereid is te allen tijde de dames van het comité
ontvangen. Dit zal wel niet letterlijk bedoeld ziji
Spr. zal gaarne bereid zijn de dames, ook buiten zijn
spreekuur te woord te staan.
De heer Pols meent, dat het toch nooit de bedoeling
van een adviescommissie kan zijn, om verantwoording
te dragen. En bovendien: zouden de dames daartoe
bereid zijn? Hij meent voorts, dat een adviescom
missie een meer gevarieerde samenstelling kan vi
tonen dan de drie vrouwelijke raadsleden kunnen
opbrengen.
Hij krijgt min of meer de indruk, dat men bij
voordeur weigert, wat men straks bij de achterdeur
inlaten wil. Dat vindt hij niet fair.
Hij heeft van het betoog van mevr. Vondeling
slechts de naam van zijn partij verstaan. Als dit a s
propaganda bedoeld is, is hij er erg dankbaar voor,
maar als zij een antwoord van hein verwacht, kan
hij haar dit niet geven, want hij heeft haar niet kun
nen verstaan.
De heer Vellenga is uiteraard dankbaar voor wal
de wethouder heeft gezegd n.a.v. wat spr. in eerste
instantie heeft opgemerkt. Hij heeft alle mogelijke
bereidheid getoond om in contact te treden waar d l
nodig is. Spr. gelooft dan ook, dat zijn fractie wel
kan meegaan met het voorstel van B. en W„ zoals
het is toegelicht door de heer Geerts.
Verder blijft hij graag buiten de polemiek tussen
een van zijn vrouwelijke fractiegenoten en de heer
Pols.
De heer Van der Veen vindt het eigenlijk min ol
meer overbodig, dat hij deze zaak, die al van alle
kanten, ook door een zijner fractiegenoten, is be
sproken, nog eens aansnijdt. Door de toelichting in de
raadsbrief en van de wethouder in deze vergadering
is hij er niet van overtuigd, dat de commissie, aè
door het vrouwencomité gevraagd, er niet zou moeten
komen.
Bij het begin van het betoog van de heer Vellenga
kreeg spr. de indruk, dat deze op de goede weg was;
hij zeide n.l., dat het zo belangrijk is, dat de burgerij
gelegenheid heeft deel te nemen aan het werk van de
overheid.
Er is tegenwoordig over het algemeen helaas slechts
sprake van overlieidsbouw, hetzij rechtstreeks, het: i.i
door de woningbouwverenigingen. Dit vindt spr. een
reden te meer, om nuttige adviezen te vragen a. n
particulieren.
Hij meent voorts, dat het juist belangrijk is, dat
de groep die dit initiatief genomen heeft en die belang
bij deze materie heeft, gelegenheid krijgt verant
woordelijkheid te dragen.
Dat reeds met zovele instanties moet worden onder
handeld, mag geen reden zijn 0111 een nuttige instan
tie weg te laten. Spr. kan zich voorstellen, dat de
wethouder misschien van tal van instanties denkt,
dat ze zouden kunnen worden overgeslagen, maar hij
meent, dat een commissie, als gevraagd, daar niet
toe zou behoren.
Hij gelooft voorts, dat van de kant van ..Tot Op
bouw" niet om een grote stem in het kapittel wordt
verzocht; men vraagt slechts. 0111 van advies te mogen
dienen. Het kan zijn, dat spr. het verkeerd begrijpt
en het is mogelijk, dat hij in de loop van de avond
meer dingen verkeerd heeft begrepen. Hij kan bijv.
niet inzien, wat mevr. Vondeling tegen de opvatting
van de heer Pols heeft. Hij meent en hij hoopt,
dat zij het hem niet kwalijk neemt dat zij de heer
Pols niet heeft begrepen.
Hij kan zich beslist niet voorstellen, welke bezwaren
er tegen zouden kunnen zijn, dat de wethouder ook
met een adviescommissie, als hier gevraagd, heeft
rekening te houden; de vrouw toch heeft in de prac-
tijk met de woning te maken en van haar adv ies zou
de gemeente zonder onkosten nut kunnen hebben.
Spr. meent, dat deze opvatting in de lijn van het
begin van het betoog van de heer Vellenga lag en
deze zal met zijn fractiegenoten nu toch ook wel tot
de overtuiging gekomen zijn, dat het comité zijn zin
moet hebben.
De hear Van der Meer wol efkes by ien sin üt it
riedsbrief de finger lizze: „Naar het ons namelijk
voorkomt, ligt hier een aantrekkelijke taak voor de
vrouwelijke gemeenteraadsleden, die aan de ter zake
te nemen raadsbesluiten medewerken en bij haar
raadswerk ongetwijfeld voldoende gelegenheid heb
ben om van de in bewerking zijnde plannen kennis
te nemen en daaromtrent, desgewenst in nauw contact
met het comité „Tot Opbouw", haar wensen of sug
gesties te bestemder plaatse naar voren te brengen."
Nou is it wol sa, lyk as de hear Witteveen seit, dat
de rie de plannen pas sjocht, as se al yn kalk en
semint binne. Mar soenen nou tonei, as der oan
bipaelde plannen urbeide wurdt, de froulike rieds-
leden foaröf efkes op de hichte brocht wurde kinne,
sadat hja yn it earste stadium de kans hawwe dy
plannen yn to sjen en to bistudearjen, hwernei hja
dan kontakt opnimme kinne mei it frouwenkomité?
Dat liket spr. tige goed ta.
De heer Ivamstra kan, als hij de litanie van de
wethouder hoort over al de instanties, waar hij mee
te maken heeft, zich best indenken, dat men er toe
komt te zeggen: laten we in vredesnaam er niet nog
een commissie bij nemen.
Spr. meent, dat het comité al succes heeft gehad,
omdat het hetgeen liet wilde zeggen al voldoende
onder de aandacht van de autoriteiten heeft gebracht.
De directeur van gemeentewerken erkent in zijn
rapport veel van wat in het rapport van „Tot Op
bouw" staat, maar enerzijds kunnen de geuite wensen
niet verwezenlijkt worden vanwege de financiële
consequenties en anderzijds heeft men zich te houden
aan de voorschriften t.a.v. de woningwetbouw.
De wethouder heeft zojuist eigenlijk al toegezegd
wat „'lot Opbouw vraagt. Men is al een heel eind
op stap. De wethouder heeft niet alleen gezegd, dat
hij wel met de dames wil praten, maar zelfs, dat hij
het ook op prijs stelt. Hij wil echter in eerste in
stantie de vrouwelijke raadsleden inschakelen. In de
raadsbriel staat ook, dat hier een taak ligt voor de
vrouwelijke raadsleden, die zo nodig in nauw contact
kunnen treden met „Tot Opbouw".
De wethouder zegde al toe, dat hij de woningbouw
plannen wel met de dames van het comité „Tot Op
bouw", in gezelschap van de vrouwelijke raadsleden
wil bespreken.
Spr. zou niet verder willen gaan dan het voorstel
van B. en W.
De heer Leffertstra had oorspronkelijk in eerste
instantie liet woord willen voeren, maar toen hebben
reeds twee zijner fractiegenoten gesproken. Dezen
hebben zich als tegenstanders van liet voorstel van
B. en \V. doen kennen. Spr. vormt op dit punt een
minderheid. Hij zou voor het voorstel van B. en W.
willen stemmen en vindt het nodig dit even te mo
tiveren.
Wat liet vrouwencomité „Tot Opbouw", een comité
op brede basis en werkzaam op velerlei terrein, heeft
7
gepresteerd, heeft spr.'s volle waardering. Het heeft
t.a.v. de woningbouw-na-1945 een buitengewone acti
viteit ontplooid en de studiecommissie ter zake heeft
haar opdracht serieus uitgevoerd. Zij heeft verschil
lende wensen naar voren gebracht en opmerkingen
gemaakt t.a.v. de gemeentewoningen, die het moet
erkend worden juist zijn. Wel is het spr. opge
vallen, dat in het rapport zeer weinig aandacht is
besteed aan de financiële zijde en juist die speelt
zo'11 belangrijke rol. In het rapport van de directeur
der gemeentewerken en ook in het voorstel van B. en
W. wordt daar nadrukkelijk op gewezen. Nu zijn er
verschillende dingen door de dames opgenoemd, die
weinig, maar andere, die veel geld kosten. Er wordt
bijv. heel luchthartig gezegd, dat er een wastafel
meer zou moeten zijn. Men bedenke echter, dat het
bijplaatsen van bijv. '200 wastafels in de Marteus-
woningen f20.000,zou kosten. Eén stopcontact per
woning meer betekent 1' 15,hogere kosten per
woning. En zo kan men doorgaan. Men zou tenslotte
op een som komen, die Wederopbouw zou beletten,
de bouw goed te keuren.
Dan komt er nog bij spr. is het volkomen eens
met B. en W. en dat heeft hij in de fractievergadering
ook al gezegd dat er reeds zovele instanties zijn,
waarmee de gemeente in dezen te maken heeft. De
wethouder heeft verschillende opgenoemd en hij had
zeker nog meer kunnen vermelden. Wanneer men
een bouwwerk tot stand wil brengen, kost het weken
en maanden, voordat men kan beginnen. Als er 1111
nog een commissie van (als spr. zich de uitdrukking
vergunnen mag) niet-deskundigen bijgevoegd wordt,
zal alles nog veel langer duren en er zal heel weinig-
mee te bereiken zijn.
Spr. wil hiermee in het geheel niet zeggen, dat hij
het contact tussen „Tot Opbouw" en de verschillende
instanties niet wil bewaren, maar hij is er op tegen,
onder de huidige omstandigheden een commissie te
benoemen, zoals „Tot Opbouw" thans voorstelt. Ook
hij is van mening, dat de dames contact kunnen zoeken
met het bureau van gemeentewerken en de wethouder
van openbare werken; op die wijze kunnen de be
langen dan wel degelijk behartigd worden.
De heer Geerts (weth.) is uiteraard blij met het ge
luid, dat de heer Leffertstra, die de financiële zijde
van de zaak naar voren bracht, liet horen.
De gemeente kan voor bepaalde woningen slechts
een bepaald bedrag uittrekken en het kost heel veel
moeite, ze voor dit bedrag te bouwen. Spr. herinnert
zich een geval, dat er, toen het bouwplan klaar was,de
mededeling kwam, dat van elk huis f 500,— af moest.
Dan ga je, aldus spr., schrappen: lichtpunten weg
halen, vloeren dunner maken en meer van dergelijke
dingen, 0111 die huizen maar gebouwd te krijgen.
Want dat ze gebouwd worden, is belangrijk. Minder
belangrijk is, of er één of meer stopcontacten zijn e.d.
Hiermee wilde spr. aantonen, dat het moeilijk is
nog weer een commissie in te schakelen, die ook weer
met wensen naar voren komt.
Het is ook een kwestie van tijd. Spr. herinnert zich.
dat er verleden jaar plannen waren die tussen Kerst
mis en Nieuwjaar zover klaar gemaakt moesten wor
den, dat ze voor goedkeuring naar Den Haag konden
worden gestuurd. Als men toen verplicht was geweest,
ook nog een commissie, als bedoeld, om advies te
vragen, waren de betreffende huizen zeker niet ge
bouwd.
Dit zijn de grote practiscbe bezwaren, die spr. tegen
een commissie van advies heeft.
Met de heer Van der Veen is hij er van overtuigd,
dat het belangrijk is de burgerij in te schakelen in