c l Provincie FRIESLAND. liet werk van de gemeente, maar dit kan in geen geval door een dergelijke commissie. De heer Van der Meer wilde de vrouwelijke raads leden vroegtijdig van woningbouwplannen op de hoogte stellen. Daar is in principe geen bezwaar tegen, zolang het mogelijk is. Dit onderwerp is zo dyna misch, dat spr. geen toezegging wil doen. Het kan gebeuren, dat de plannen het ene moment aan de orde komen en het andere moment klaar moeten zijn. Het is dan niet mogelijk met nog andere groepen te onderhandelen dan waarmee nu al moet worden over legd. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het prae- advies van B. en W. Punten 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 16 en 17 (bijl. nos. 13, 17, 21, 26, 15, 24, 25, 22, 16 en 20). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstel len van B. en W. Punt 18 (bijl. no. 28). De heer Pols zou t.a.v. dit voorstel hetzelfde willen zeggen als t.a.v. het voorstel, dat op 31 Januari 1051 behandeld werd, n.l., dat hij c.s. het ondanks alle goede bedoelingen, die er achter zitten, niet juist vinden, dat een renteloos voorschot wordt gegeven. In het algemeen zou spr. nog willen zeggen, dat de toestand sedert verleden jaar nog dermate is ver slechterd, dat zij het niet meer verantwoord vinden om een bedrag als het onderwerpelijke uit de ge meentekas toe te zeggen. Zij achten het op dit moment altijd nog veel belangrijker, dat er permanente wo ningen voor het geld worden gebouwd. Bovendien is het geld zeer moeilijk te krijgen; ook daarom kun nen zij zich er niet mee verenigen, het in zomerhuizen te beleggen. Spr. deelt, ook namens zijn fractiegenoten, mede, dat zij, evenals de vorige keer, toen het om een renteloos voorschot voor hetzelfde doel aan de personeelsver eniging van gemeentewerken ging, tegen zullen stemmen. De hear Van der Meer hie frijwol itselde sizze wol len as hwat de hear Pols nei foaren broclit hat. Mei in hiel soad ynspanning is der in som jild by elkoar krige om wenningen to bouwen. Forskate minsken hawwe dat doe mei greate muoite opbrocht en as dy nou léze, hwat men hjir fan doel is, dan leant spr., dat hja der frjemd fan opsjen sille. Hy bigrypt wol, dat de wethalder sizze sil, dat dit üt in oare post bitelle wurdt, mar by is it mei de hear Pols iens, dat men foar dizze f 8.000,better in wenning hawwe kin, dy't it hiele jier to biwenjen is. Op himsels is neat op it hjir ütstelde tsjin, mar alles hwat men wol, kin net. It alderneedsaeklikste moat men dwaen. Der komt by, dat men it jild ütliene wol sünder rinte, wylst de gemeente seis op lange termyn 4 rinte jaen moat. Dat liket spr. syn fraksje ek per- foarst net goed. De heer Vellenga was niet van plan over dit punt te spreken, omdat hij c.s. zonder meer accoord wilden gaan met het voorstel van B. en W. Nu echter zowel de heer Pols als de heer Van der Meer opmerkingen contra dit voorstel hebben gemaakt, meent hij, dat het goed is, een ander geluid te doen horen. Het lijkt hem n.l. volkomen onjuist in dezen dc woningbouw lening in het geding te brengen. Dit is eigenlijk een manier van discussiëren, die niet geheel past in het kader van wat men hier gewend is. Men zal van dit voorstel de woningbouw althans moeten kunnen scheiden. De heren Pols en Van der Meer zien de zaak ook niet reëel; door dit renteloze voorschot immers wordt geen enkele woning minder gebouwd, vooropgesteld, dat men voor f8.000,een woning zou kunnen hou wen, die het gehele jaar door bewoond kan worden. Overigens betreft het hier iets wat in particuliere bedrijven ook wel wordt gedaan, n.l. het op bepaald manier voordeel verschaffen aan het personeel t.a.v het doorbrengen van de vacantie e.d. Het lijkt spr.. dat de gemeente ook iets dergelijks zal kunnen doen, te meer, waar men het gemeentepersonecl vaak ziet althans spr. c.s. zien het zo als een grote ge meenschap van dienaren van de gemeente. Spr. c.s. zijn voorstanders van sociaal toerisme en zij menen, dat, waar dit bevorderd kan worden, ook voor mensen met een smalle beurs, op alle mogelijke manieren hiertoe moet worden medegewerkt. Spr. wil de heer Pols er op wijzen, dat juist een verslechtering van de toestand een motief is om hèt gevraagde voorschot te verlenen. Ook de mensen in dienst van dc gemeente zijn min of meer benadeeld door de prijsstijgingen e.d., waardoor hun vacantia op bepaalde manier in gevaar gebracht zou kunnen worden. Mede daarom meent spr., dat men deze men sen in de gelegenheid moet stellen goedkoop en op verantwoorde manier hun vacantie te besteden, n.l. in dc huisjes, zoals ze die hebben gebouwd of zullen bouwen. Hij wil daarom te meer klem leggen op de moti vering van het voorstemmen van zijn fractie. Dc heer Geerts (wetli.) heeft niet veel aan de woor den van de heer Vellenga toe te voegen. Het komt er op neer, dat de gemeente aan de stichting, die deze huisjes exploiteert, een kleine vergoeding geeft. AL men de rente rekent op 4 krijgt de stichting een subsidie van f320,Spr. meent, dat. dit iets heel gerings is en heel wel verantwoord. Zoals de heer Vellenga reeds zeide, doen de meeste grote bedrijven iets in deze geest voor hun personeel. Om deze f8.000,in verband te brengen met d<- wouingbouwlening, lijkt spr. heel klein gezien. Per slot is de gemeente Leeuwarden wel bij machte deze f8.000,voor dit goede doel als rentelocs voorschep te verstrekken. De heer Pols gelooft, dat de wethouder hem niet helemaal goed begrepen heeft. Spr. heeft dit punt niet direct willen vastkoppelen aan de woningbouw, doch alleen aan de algemene toestand van vandaag de dag. Nu zegt de heer Vellenga: als het je heel slecht gaat, moet je groter doen. Het is spr. hetzelfde, als het geld uit het vestjezakje of uit de beurs komt. Het moet er zijn. De wethouder zegt, dat het maar f 8.000,is, doch de gemeente heeft al eens eerder f8.000,gegeven (aan de personeelsvereniging van gemeentewerken). Spr. voorziet, dat het overige deel van het gemeentepersoneel er ook om zal vragen en als de gemeente liet dan niet meer kan betalen, wor den de verhoudingen scheef getrokken. Spr. kan de wethouder wel de verzekering geven, dat het bedrijfs leven het aanstonds ook niet meer zal kunnen betalen en dan worden de verhoudingen dus eveneens in dat opzicht scheef getrokken. Dan komen zij, die in hel vrije bedrijf werken, in een zeer ongunstige positie t.o.v. het overheidspersoneel. Men kan nu wel het een heel erg aan het andere optrekken, maar dat vindt spr. niet rechtvaardig. De hear Van der Meer seit, dat, doe't de personeeL foriening fan gemeentewurkeu destiids kaem mei in forsiik om in rinteleas foarskot of om jild tsjin in sa leech mooglike rinte, de rie mar oannommen hat in rinteleas foarskot to jaen. Nou is der neat gjin niget oan, dat dizze l'oriening mar daelks in rinteleas foar skot freget. It hat ommers gjin sin mear om in ma tige rinte oan to bieden, as men it ek for gees krije kin. Spr. liat in bytsje rüch oan it rekken jen west en dan komt by ta it folgjende. Yn it exploitaesje-oer- sjoch stiet, dat de leden in kontribüsje bitelje fan in dubeltsje yn 'e wike. As hja nou ris 30 sint yn 'e wike jaen soenen, dan soe dat f 15,yn it jier wêze. Nou sille hja net allegearre yn itselde jier yn de liüskes kinne. Dat sit der natuerlik yn. Mar oars krijt men dochs dit: by f 15,— hier -f- f 15,kontribüsje kin men, ek as de rinte bitelle wurdt, dy't de ge meente bitellet, noch hiel guodkeap syn fakansje yn dy hüskes trochbringe. Spr. sjoclit dan ek gjin reden dy minsken by foarbaet dat jild rinteleas to jaen. De heer Vellenga zegt, dat door de heer Pols bij een ander punt opgemerkt is, dat hij er niet goed op kon ingaan, omdat hij het niet precies had verstaan. Spr. gelooft echter, dat zijn stem wel van dien aard is, dat de heer Pols heeft kunnen verstaan wat hij zei. Hij heeft n.l. helemaal niet willen zeggen, dat, als liet iemand slecht gaat, hij groot moet doen. Spr. heeft slechts aangehaakt bij een van de motieven van de heer Pols, waar deze zegt: er heeft een algemene verslechtering plaats gehad en daarom moet de ge meente dit verzoek niet meer inwilligen. Spr. heeft willen zeggen, dat een algemene verslechtering juist door dc kleine man het meest wordt bespeurd, ook door ambtenaren in dienst van de gemeente, en daar om juist dienen zij van de zijde der gemeenschap in de gelegenheid gesteld te worden hun vacantie zo goed mogelijk door te brengen. De heer Pols heeft gezegd, dat de tijd niet ver af kan zijn, dat de bedrijven hun personeel niet meer (m.a.w. nu nog wel) voordelen t.a.v. de vacantie kun nen bezorgen. Misschien komt ook voor de gemeente de tijd, dat het niet meer kan, maar spr. c.s. menen, dat het nu nog wel kan en dat het daarom gedaan moet worden. De gemeente draagt h.i. ook een zekere verantwoordelijkheid voor haar mensen. De heer Van der Meer zeide: de leden van de personeelsvereniging betalen een dubbeltje in de week; laat dit nu 30 et. worden. Berekent men dit echter over een jaar, dan kunnen bepaalde per soneelsleden van het betreffende bedrijf het misschien doen, maar heel velen ook niet; het is niet alleen deze uitgave, die verhoogd zou worden, maar het zelfde geldt voor een groot aantal posten. Daarom gelooft spr., dat de mogelijkheid, die de heer Van dei- Meer ziet om aan het geld te komen, in feite niet aanwezig is bij zeer grote groepen, aan dit bedrijf verbonden. Volgens spr. verdienen zowel het motief van de heer Van der Meer als van de heer Pols bestrijding en hij heeft gemeend zich hieraan schuldig te moeten maken. De heer Stobbe heeft, als hier een rekensom ge maakt wordt, ook een rekensommetje in het hoofd. Dat komt hierop neer, dat, als de arbeiders van de gemeentereiniging 30 et. per week contributie voor de zomerhuisjes zouden betalen, zij aan deze contri butie plus de contributie voor hun vakvereniging zo wat evenveel zouden uitgeven als de arbeiders in het vrije bedrijf alleen aan contributie voor hun vak organisatie. Deze laatsten moeten dat dan toch ook uit hun smalle beurs betalen. Dit zijn echter dingen, die weinig ter zake doen. De vraag, waar het om gaat, is deze: is het principieel juist, dat het geld renteloos wordt verstrekt? Spr. c.s. zeggen dan: neen. Aan de andere kant zeggen zij: ja, maar men ga niet de barm hartigheid beoefenen t.a.v. deze of gene groep, want dat zou straks tot moeilijkheden aanleiding kunnen geven. De heer Geerts (wetli.) zegt, dat de c.h. fractie blijkbaar sterk in het maken van rekensommetjes is. De bedoeling van het verstrekken van dit renteloos voorschot is de personeelsleden een goedkoop vaean- tieverblijl' te verschaffen. Volgens de lieer Van der Meer zou elk lid f 15,— contributie per jaar moeten betalen. Er zijn 70 leden, leder kan dus slechts eens in de drie jaar liet huisje huren. Een week in het huisje zou dus op 3X1' 15, contributie f 15,huur f 60,komen. Dan zou het doel om een goedkoop zomerverblijf aan deze mensen te verschaffen geheel worden voorbij ge schoten. De hear Van der Meer freget stimming. Het voorstel van B. en W. wordt aangenomen met 25 tegen 7 stemmen (die van de heren Pols, Santema, Van der Meer, Van der Vegtc, Van der Veen, Lef f ert stra en Stobbe). Punt 19. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Plint 20 (bijl. no. 23). De heer Van der Veen zou willen beginnen met het verzoek, of in de toekomst de stukken, die bestemd zijn voor de commissie voor de strafverordeningen, de leden zo tijdig mogelijk kunnen bereiken, opdat dezen redelijk de tijd hebben de zaak te bekijken en bericht te geven, of ze zich met het ontwerp-voorstel al dan niet kunnen verenigen. De tijd is thans in ieder geval vooi- hem te kort geweest, zodat hij hier nog wil mededelen, dat hij niet geacht wil worden mede- voorsteller van dit ontwerp te zijn. Het spijt hem ook, dat hij niet gelegenheid heeft gehad in een vergadering van de commissie de zaak te bekijken, maar hij kan ook thans enkele opmer kingen maken, waartoe het voorstel hem aanleiding geeft. Hij leest in de raadsbrief, dat dit voorstel een ge volg is van het feit, dat de bezettingsmaatregel, op grond waarvan tot nog toe de afvallen werden ver zameld, komt te vervallen. Echter ook na I Februari, zo zegt de toelichting, zullen de levensmiddelenresten hun waarde blijven behouden. „Het is daarom van belang een regeling vast te stellen, die het ophalen van schillen of resten van levensmiddelen in onze gemeente na 1 Februari regelt, opdat de inzameling ongestoord doorgang kan vinden en niet iedereen na bedoelde datum van de gelegenheid gebruik kan maken om afval op te halen. Vooral voer degenen, die hierin tot lieden hun bestaan hebben gevonden, is een regeling van groot belang." Deze motivering lijkt spr. buitengewoon zwak. Het is immers zo, dat de waarde van de artikelen hier helemaal geen rol speelt. Die waarde bestond al voor dat dc maatregel, op grond waarvan het vergunnings stelsel ingevoerd werd, afkwam, en die blijft ook nu. Spr. kan niet inzien, waarom niet dezelfde mensen, die tot nog toe de afvallen opgehaald hebben, dit niet zullen blijven doen. Zij behoeven ten slotte geen ver gunning te hebben en kunnen gewoon met hun werk doorgaan. Blijft dus over, dat iedereen na bedoelde datum van de gelegenheid gebruik zou kunnen maken om afvallen op te halen. Waarom zou dat niet mogen? zo vraagt spr. Wat is daartegen? Men krijgt dan een concurrentie, die hier maar al te goed zou kunnen werken. Het kan natuurlijk voor degenen, die tot nu

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1952 | | pagina 5