r
i
Provincie FRIESLAND.
2
d. dat zijn ingekomen:
1. een verzoek van liet Algemeen Nederlands
Jeugdverbond, afd. Leeuwarden, om subsidie
en om gebruikmaking van een lokaal;
Voorgesteld wordt de aanvraag 0111 subsidie bij de
behandeling van de begroting voor het dienstjaar
1952 aan de orde te brengen en het verzoek om ge
bruikmaking van een lokaal ter afdoening in handen
van B. en W. te stellen.
Aldus besloten.
2. een verzoek van een aantal bewoners van de
Fabriekssteeg' om verbetering van de ver
lichting in die steeg;
Voorgesteld wordt het schrijven ter afdoening in
handen van B. en W. te stellen.
Ue heer F. T. Dijkstra dringt er op aan, dat er op
korte termijn iets ter verbetering van de toestand
zal gebeuren. De mensen kunnen daar 's avonds
wegens de duisternis hun woning vaak niet be
hoorlijk bereiken.
De Voorzitter zegt, dat het college het verzoek van
de heer Dijkstra mede in overweging zal nemen.
Overeenkomstig het voorgestelde wordt besloten.
3. een verslag over het jaar 1951 van de Middel
bare Handelsavondschool met 3- en 5-jarige
cursus te Leeuwarden;
Dit ligt nog enige tijd ter inzage.
4. een schrijven van de Commissaris der Ko
ningin in de provincie Friesland, houdende
mededeling, dat bij Koninklijk besluit van
18 Februari 1952, 110. 6, met ingang van
16 Maart 1952 opnieuw is benoemd tot burge
meester dezer gemeente de heer Mr. A. A. M.
van der Meulen.
Voorgesteld wordt dit schrijven voor kennisgeving
aan te nemen.
De heer Leffertstra richt zich met de volgende
woorden tot de Voorzitter.
„Wanneer ik thans het woord vraag, dan is dat als
oudste lid in jaren van deze raad en ook namens de
raad. Ik wil U allereerst geluk wensen met Uw her
benoeming tot burgemeester van Leeuwarden en
verzoek U vriendelijk ook de felicitatie over te bren
gen aan mevrouw Uw echtgenote.
Ik hoop, dat U in de afgelopen periode, waarin U
het ambt van burgemeester heeft vervuld, de satis
factie hebt mogen beleven, dat U met voldoening op
al Uw arbeid in het belang van de gemeente kan
terugzien. Dat U het ambt naar genoegen van de
hogere autoriteiten hebt waargenomen, ligt opge
sloten in Uw herbenoeming. U heeft Uw eerste ambts
periode wel onder uitermate moeilijke omstandig
heden aanvaard. De gevolgen van een langdurige en
moderne oorlogvoering stelden ook de gemeentebe
sturen voor schier onoplosbare problemen. Rijk en
gemeenten bevonden zich in een chaos. Het Neder
landse volk had zowel physiek als psychisch in hoge
mate geleden en het zou tijd kosten, voordat het zijn
evenwicht zou hebben herkregen. Financieel, econo
misch en cultureel bevonden land en volk zich in de
buurt van het faillissement. Als burgemeester had U
enerzijds richtlijnen te volgen van hogere autori
teiten, richtlijnen evenwel, die uiteraard nauwelijks
zichtbaar waren en waar U soms weinig houvast aan
zal hebben gehad, richtlijnen die telkens gewijzigd
moesten worden; anderzijds ontmoette U de burgerij,
op velerlei gebied verschillend georiënteerd; allen
drongen er echter ten sterkste op aan om een beleid
te voeren en maatregelen te treffen, die hun belangen
moesten bevorderen. Er was grote moed, vastberaden
heid en doorzettingsvermogen, maar ook soepelheid
en psychologisch inzicht voor nodig 0111 leiding en
voorlichting te geven op velerlei terrein. Uw leiding
moest bevorderen, dat de gemeente zich langzaan r-
hand ging herstellen. U moet zich wel bewust zijn
geweest, dat U naast waardering ook veel critiek
zou ontmoeten. De critiek moest wel komen van ecu
volk, dat psychisch dermate had geleden, dat velen
de strekking en draagkracht van hun op- en aan
merkingen niet meer konden controleren. Maar als
een man met reeds grote levenservaring en ontwik
keling, zult U deze critiek op de juiste waarde hebben
kunnen schatten.
Aan het einde van de door mij genoemde ambls-
periode toont Leeuwarden 011s toch wel een geheel
ander beeld. Wij allen zijn thans wel in staat dit tc
constateren en wij erkennen gaarne, dat U een groot
aandeel hebt gehad in de voorbereidende werkzaam
heden, die nodig zijn om uitbreiding der welvaart
deze bedoeld in al haar vormen tot stand te bren
gen. De raad zegt U hiervoor dank. Dit impliceert
niet, dat bij het ingaan van Uw tweede 6-jarige
ambtsperiode alles zich mooi en gemakkelijk laat
aanzien. Integendeel. Donkere wolken verduister 11
de hemel in de gehele wereld. Er heerst minder rust
dan ooit en zeer velen, ook in Leeuwarden, vragen
zich af: waarheen gaan wij! De bekende grote tegen
stelling in de wereld belemmert ook in de kleine ge
meenschap, die Leeuwarden heet, liet streven naar
groter welvaart op velerlei terrein en het blijkt uit
onze agenda van deze avond reeds, dat het gemeente
bestuur zich genoodzaakt ziet een voorstel in te
dienen, dat in normale omstandigheden achterwege
had kunnen blijven.
Het laat zich aanzien, dat Uw arbeid in de nabije
toekomst ook niet gemakkelijk zal zijn. Het burge
meesterschap zal de gehele mens blijven eisen.
Mijnheer de Burgemeester, wij willen U bij het
passeren van de eerste mijlpaal een goede gezondheid
toewensen en hopen, dat U in wijsheid en met kracht
Uw mooie, maar zeer moeilijke arbeid zult kunnen
voortzetten. De raad zal U daarbij gaarne steunen."
De Voorzitter spreekt hierna als volgt:
„Dames en Heren,
In de allereerste plaats wil ik U mede namens
mijn vrouw hartelijk dank zeggen voor de geluk
wensen, die ik zopas van U bij monde van de heer
Leffertstra heb mogen ontvangen en ik dank de heer
Leffertstra ook speciaal voor de gelukwensen, die hij
mij persoonlijk heeft gezonden.
Het is inderdaad zo, dat er in deze eerste zes jaren
van mijn ambtsperiode van de kant van het geineente-
bestuur het een en ander is gebeurd. Ik wil volstrekt
niet ook de heer Leffertstra heeft niet in die zin
gesproken daarvoor de gehele eer voor mij zeil'
opeisen. Integendeel. Ik heb daar maar een deel aan
mogen bijdragen. Dat ik dat deel niettemin heb mogen
doen, dank ik aan de prettige samenwerking, die er
zonder uitzondering is geweest, in de eerste plaats
in het college van B. en W., in de tweede plaats ook
in de raad de raad heeft van zijn kant in deze jaren
toch ook in gemeenschappelijk overleg steeds de zaken
van de stad naar beste weten behartigd en even
eens aan de samenwerking van zeer prettige aard
met de secretaris en het onder hem staande secretarie-
personeel, met de hoofden van de andere gemeente
lijke diensten en -bedrijven, en ten slotte met de ge
hele bevolking, zoals die niet zo lang geleden nog tot
uiting is gekomen in het welslagen van onze burger
zinlening voor de woningbouw. Al deze samenwerking
heeft het mij in deze eerste periode, hoewel er inder
daad veel werk te verzetten viel, toch niet al te moei
lijk gemaakt.
Hoe het in de tweede periode zal zijn, zal de toekomst
moeten leren. Ik neem met de heer Leffertstra aan,
dat die inderdaad wel grote moeilijkheden zal op
leveren. Ik vertrouw echter, dat, wanneer ik zal mogen
blijven rekenen op de zelfde medewerking, die ik tot
dusverre uit de verschillende kringen om mij heen
ondervond, wij ook de tweede periode zo goed moge
lijk zullen doorkomen.
Ik voor mij weet mij dan gesteund door Uw hulp
bij het behartigen van de belangen der gemeente.
Nogmaals wil ik U hartelijk danken voor Uw geluk
wensen.
Ik stel U nu voor tot het volgende punt over tc
gaan."
5. De Voorzitter doet nog de volgende mededeling:
B. en W. hopen de raad de begroting 1952 op 5 April
a.s. te kunnen aanbieden. Zij stellen verder voor de
sectievergaderingen als volgt te houden: de vergade
ring der eerste sectie op Dinsdag 22 April, die der
tweede sectie op Donderdag 24 April en die der derde
sectie op Vrijdag 25 April. Het is de bedoeling, dat het
sectierapport op Zaterdag 3 Mei wordt ingediend.
B. en W. stellen zich vervolgens voor, om de memorie
van antwoord op Donderdag 15 Mei naar de raad te
laten uitgaan, waarna de begrotingszitting kan wor
den gehouden op Dinsdag 20 Mei, desnoods met een
vervolg op Woensdag 21 Mei e.k.
Punt 3 (bijlage no. 40).
De voordrachten van burgemeester en wethouders
luiden als volgt:
a. vacature gemeenteschool 110.16 (g.l.o.): mej. W. li.
Oostveen, te Den Oever;
b. vacature gemeenteschool 110. 19 (g.l.o.): mej. W.
de Haan, te Wijnaldum.
Benoemd worden de dames Oostveen en De Haan,
beiden met algemene stemmen.
De heren Van der Schaaf cn Tiekstra vormden het
stembureau.
Punten 4 t/in 17 (bijl. nos. 53, 41, 38, 39, 42, 43, 45, 46,
47, 48, 49, 44, 51 en 50).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Punt 18 (bijl. 110. 52).
De heer Beuving meent, dat dit voorstel in tegen
stelling staat tot hetgeen er mee wordt beoogd. Hij
c.s. zien de dienst der burgerlijke verdediging, zoals
men het noemt, als een schakel in de keten van de
oorlogsvoorbereiding, die door de imperialistische
machten, met Amerika aan het hoofd, in een versneld
tempo wordt uitgevoerd. Onze regering, aldus spr.,
loopt aan deze leiband en heeft ook de gemeenten
een taak toebedacht, een taak met een onschuldig
klinkende naam, docli een voor het volk hoogst ge
vaarlijke taak. En waaromDoor deze beschermings
maatregelen hoopt men de gedachte onder de bevol
king te brengen, dat een oorlog onvermijdelijk is,
dat de oostelijke staten de westelijke zouden aan
vallen en dat het noodzakelijk is zich zo spoedig
mogelijk ter verdediging klaar te maken. Spr. c.s.
zien dit als een camouflagepolitiek, waarachter de
oorlogsophitsers zich trachten te verschuilen. Wat
toch is de werkelijkheid! Die is, dat bepaalde machten
in de wereld direct na het einde van de tweede wereld-
3
oorlog, dus 11a de vernietiging van het Hitler-fascis-
me, zich bijeen hebben geschaard met het doel dat
gene te doen wat Hitier niet klaar kon spelen, n.l. de
gehele wereld onder haar heerschappij te brengen.
Daarom gaat het en om niets anders. Deze oorlogs
misdadigers schromen niet een millioenenvolk af te
slachten.
De Voorzitter kan het woord „oorlogsmisdadigers"
aan het adres van onze geallieerden niet toelaten.
De heer Beuving zegt, dat hij geen persoonlijke
benaming heeft bedoeld. Het woord slaat op hen,
die voor het ontketenen van een oorlog zijn.
De Voorzitter verzoekt de heer Beuving dit woord
terug te nemen; anders ontneemt hij hem het woord.
De heer Beuving zal het, als het nodig is, terug
nemen. Het is niet zijn bedoeling geweest een of
andere persoon daarmede te treffen.
De heer F. T. Dijkstra: Mijnheer de Voorzitter
De Voorzitter: Het woord is aan de heer Beuving.
De heer Beuving zegt, dat hij c.s. van mening zijn,
dat oorlog niet onvermijdelijk is, maar dat er een
andere weg gevolgd kan worden. Ook ons land kan
zich losmaken van een regering, die door de oorlogs
misdadigers wordt vastgehouden, om te kunnen wor
den gebruikt voor het vormen van een nieuw fascis
tisch leger.
De Voorzitter: Wenst U het woord „oorlogsmis
dadigers" opnieuw terug te nemen!
De heer Beuving: Dat woord wordt in de dagbladen
openlijk gebruikt. Hij weet niet, waarom hij het hier
dan niet zou mogen zeggen. Het zou iets anders zijn,
als hij namen had genoemd of als hij bepaalde per
sonen met een woord, dat niet te pas kwam, verdacht
had willen maken.
De Voorzitter: U kunt zich onderwerpen aan mijn
leiding. Wilt U dat woord terugnemen!
De heer Beuving: Ik neem het terug. De hoofdzaak
is, dat ik zeg wat ik op mijn lever heb.
Voorwaarde voor de door spr. c.s. gewenste los
making is, dat ook hier een regering komt, die niet
op oorlog zint, maar op vrede, een regering dus, die
een andere koers vaart; deze kan vriendschappelijke
betrekkingen aanknopen met die landen, welker be
langen zijn gediend bij een vreedzame oplossing der
geschillen. Dan zal ook hier het grote probleem der
werkloosheid worden opgelost en zullen er woningen
en scholen kunnen worden gebouwd en nieuwe wegen
aangelegd. Het oorlogsgevaar kan worden terugge
drongen, als men niet altijd over oorlog spreekt. Men
stelle zich de vraag: hoe kunnen wij de vrede dienen
en hoe de oorlog in de toekomst voorkomen! Een
verheugend feit is, dat millioenen in de wereld en
cok honderdduizenden in ons land hebben ingestemd
met de actie van de Wereldvredesbeweging. Zij zetten
hun handtekening op de lijsten van deze beweging
ter bekrachtiging van hun wil tot het behoud van
de vrede. Zij vormen een kracht, waarmee rekening
zal moeten worden gehouden. De gelden, bestemd voor
het hier voorgestelde, kunnen wel. voor nuttiger doel
einden in deze stad worden besteed, niet voor in
schakeling dus in deze oorlogsvoorbereiding, maar
voor het dienen van de vrede.
Spr. meent, dat het wel overbodig is te zeggen, dat
zijn fractie tegen dit voorstel is.
De heer F. T. Dijkstra zegt, dat zijn fractiegenoot