I zijn, omdat het leidingnet in dit gedeelte van de stad niet zo dicht is als in de Schrans. De heer Pols vroeg, of het college er wel eens aan gedacht heeft een begraafplaats in een ander deel van de stad aan te leggen. Dat is inderdaad wel eens in overweging geweest. Maar dit brengt grote be zwaren mee, omdat dan direct een heel apart en dubbel apparaat nodig is. Het biedt grote voordelen de begraafplaats op een en hetzelfde terrein aan het Schapendijkje te houden. Voorts heeft het voorge stelde plan het voordeel, dat van dezelfde bemaling als tot dusverre gebruik gemaakt kan worden. De heer Beuving vroeg, of niet het grootste plan voor de begraafplaats kan worden uitgevoerd ter bestrijding en voorkoming der werkloosheid. De heer Santema noemde met hetzelfde doel het tunnelplan. Inderdaad zijn beide plannen in het college in over weging geweest, maar op één moment kan men slechts met een zeker aantal plannen tot een bepaald bedrag komen. Toen spr. deze kwestie in Den Haag bespro ken heeft, zeide men tot hem: U komt nu met plannen van 2 millioen, maar hebt U dan nog wel plannen over voor later? Spr. heeft toen geantwoord, dat hij wel plannen had, die minstens 20 millioen zouden kosten. Daar zou dan ook het tunnelplan bij zijn. maar niet het dempen van de stadsgrachten! (Dit laatste als antwoord aan de heer Beuving). De heer Vellenga zegt, dat de heer Pols, toen hij zeide, dat waar het hart vol van is, de mond van over loopt, gelijk had en niet bij wijze van uitzondering. Het is n.l. zo, dat men, wanneer men öf zelf werkloos is öf uit hoofde van zijn functie geregeld met de werkloosheid geconfronteerd wordt, ieder plan om dit kwaad te bestrijden, graag toejuicht. Vandaar dus, dat spr. zijn voldoening heeft geuit over de werkloosheidsbestrijding, die in deze tijd plaats vindt. Daarom ook heeft hij even een vergelijking gemaakt tussen nu en vroeger. Spr. had daartoe trouwens meer redenen. B. en W. beginnen zelf de raadsbrief met over de regeringsmaatregelen te spreken. Het is voorts zo de heer Van der Schaaf heeft daar ook al op ge wezendat hier in de raad zo heel vaak gezegd moet worden: Wij zouden dit of dat graag willen, maar op de een of andere manier wordt dan van hogerhand een spaak in het wiel gestoken. Wanneer er dus eens een mogelijkheid is, dat Den Haag mede werkt, moet men zeker dankbaar en erkentelijk zijn. Als de heer Van der Schaaf het jammer vindt, dat bepaalde plannen niet konden doorgaan, dan deelt hij dus min of meer de critiek, die spr. ook had. Een andere reden voor spr. om een vergelijking te trekken w as voorts, dat de laatste tijd in de pers (van de Waarheid tot het Friesch Dagblad; bien etonnés de se trouver ensemble) sterk de tendenz aanwezig is om het verleden met het heden te vergelijken. Spr. zou willen wijzen op een hoofdartikel in het Friesch Dagblad, waarin ook een dergelijke vergelijking werd getrokken en waarop geen ingezonden stukken van a.r. en/of c.h. raadsleden volgden, waarin de redactie werd gekapitteld, dat deze het verleden niet moest oprakelen. Als spr. vijf verschillen tussen nu en vroeger heeft genoemd die niet bestreden werden door andere sprekers dan is dat alleen geweest om die vorm van voorlichting een ogenblik van zijn kant te be lichten. De heer Van der Schaaf heeft gezegd, dat spr. oude argumenten gebruikte, maar het ligt toch geheel in diens lijn en ook in die van de heer Van der Meer om het verleden nog weer eens op te halen, om his torisch te denken en om vanuit het verleden het lieden en de toekomst te overzien. Spr. kan zich niet voorstellen, waarom de heren Van der Meer en Pols min of meer door zijn woorden geprikkeld werden; ook zij zouden toch met hem de lof willen zingen van de werkverruimingspolitiek van deze regering, waarin ook hun partijgenoten Staf, Stikker en Mulderije zitting hebben. De heren Pols c.s. kunnen het verleden van Oud gerust vergeten en het heden van Stikker met spr. toejuichen. De heer Pols heeft gesproken over geleide economie. Die hebben wij echter in Nederland niet gekend. Spr. weet wel, dat bepaalde lieden het wel eens zo heb! en voorgesteld, maar dat kan hij ook niet helpen. Hi is het met de lieer Pols eens, dat er wel critiek is op iet economisch beleid, zoals dat in Nederland werd ge voerd. Hij gaat hier echter niet verder op in; dat nu te ver voeren. De heer Van der Schaaf zeide, dat door de voor ganger van de wethouder baanbrekend werk w rd verricht. Spr. merkt hierbij voor de zoveelste keer op, dat het toch wel heel goed kan zijn, zo nu en dan eons terug te tasten. Met de heer Beuving is spr. het eens, dat het g >ed zou kunnen zijn, nadere plannen om de werkloos!oid te bestrijden te vernemen. Zal het college misschien bij de begroting nadere plannen aan de raad mede delen? Dan liefst arbeidsintensieve plannen! Straks kan wel over een grachtenplan gespro en worden, maar misschien wil de heer Beuving haast maken. (De heer Beuving: Bij de begroting.) Het zou kunnen zijn, dat Moskou, wanneer dit plan aan de orde zou komen, zijn veto er over heeft uitgesproken! Wat het planten van bomen aan de Harlinger- straatweg betreft, heeft spr. met genoegen vernomen, dat dit niet oji technische bezwaren zal stuiten. De heer Beuving heeft met het noemen van dem ping der stadsgrachten slechts gedoeld op de noodzaak van grote werken. Hij heeft willen aantonen, dal do onderhavige plannen maar een druppel op de gloeien de plaat zijn. Zij zullen slechts voor enige maanden aan een aantal werklozen werk verschaffen, maar aan het merendeel niet. Spr. wil niet met een voorstel tot algemene demping van de grachten komen, maar hij heeft daar over gesproken, om er het thans voor gestelde werk tot herstel van de kademuren aar de Tuinen aan te toetsen. Hij heeft bij zichzelf gedacht: Is dat eigenlijk geen lapwerk? En niet alleen aan de Tuinen zien de walmuren er verschrikkelijk uit, maar ook bij de Veemarkt; daar staan de auto's tot de assen in het water. De heer Vellenga, die meent, dat spr. ongeduldig is, antwoordt hij, dat hij zeer zeker kan wachten tot de begrotingsbehandeling. De Voorzitter stelt even een vraag van orde. De heer Beuving heeft geen nieuw voorstel willen doen, maar hij spreekt in het ingediende voorstel behalve over de demping van de Tuinen ook over die van de andere stadsgrachten. Dat is dus wel degelijk een nieuw punt. Als het dan niet zijn bedoeling is, een nieuw vocrstel te doen, is het dan niet beter, dat hi] zijn voorstel intrekt, om het bij de begroting in k dienen? (De heer Beuving; Met alle genoegen.) De begroting is heel dicht bij en het lijkt spr. veel prac- tiseher, dat een dergelijk voorstel dan ter sprake komt. De heer Van der Schaaf had het volgende eigenlijk bij interruptie willen opmerken. Hij heeft in zijn betoog in eerste instantie enkele maanden teruggetast. De heer Vellenga zeide, dat dit Provincie FRIESLAND. li nuttig \uis on daarom had spr. het ook gedaan. Maai de heer Vellenga heeft veel verder teruggetast, n.l. tientallen jaren. Spr. vindt de heer Vellenga dan ook progressief in het terugtasten. (Vrolijkheid.) De hear Van der Meer scit, dat in skoft lyn 5 fan de 6 i'raksjefoarsitters in stikje publisearre hawwe yn forban mei de gemeontelieniug foar wenningbou en dat hawwe lija allegearre sa dien, dat it gjin ien ian in oare poiitike oertsjüging oanstjit jocch. Dat is hwat men hawwe moat. It sprekt as in boek, dat. as men in bipaeld utstel bihannelet, de ien it oars bisjocht as in oar, omdat men lijir ut forskate rjocli- tingen byinoar komt. Mar om hjir sa'n ütsprutsen poiitike speech to halden as de hear Vellenga, liket spr. wer net nedicli. As men propaganda fiere wol, is dat by minsken fan oare rjochtingen sa as hja hjir sitte dochs net oan it goede adres. As hy mient it ioar de parse dwaen to moutten, dan kin hy better aile mooglike parseminsken ütnoegje. It liket spr. better ta, dat, as men hjir yn in goede forhalding meiïnoar oparbeidzje wol, jin oan de saek seis to halden, wol prinsipieel jins mieuing to sizzen, mar net alles en eltsenien mei alle mooglike sop fan po- lityk to bijitten. De heer K. de Jong heelt uit liet laatste betoog van de heer Vellenga begrepen, dat deze uit het feit, dat de punten, die bij in eerste instantie behandelde, niet weersproken zijn, de conclusie trekt, dat men liet er eigenlijk toch min of meer mee eens is. Spr. wil daar een enkele opmerking tegenover stel- leu, in de eerste plaats deze, dat de partij, waarvan de heer Vellenga lid is, na de bevrijding met Mr. Joekes als lijsttrekker is uitgekomen. Eigenaardig is, dat deze liet door de heer Vellenga becritiseerde beleid indertijd mede gesteund heelt. Hij stelt nu zijn eigen mensen in een daglicht, dat hij waarschijnlijk niet bedoeld heeft. Als de lieer Vellenga wil vergelijken, moet liij zijn vergelijking in een juist schema plaatsen. Door zijn vergelijking met de tijd van 1930—11)40 ploft men plotseling neer in een andere wereld, waarin expor teren niet mogelijk was. Als er in de komende jaren zo'n zelfde periode zou komen, zou het ongetwijfeld weer zo gaan en in nog veel sterkere mate dan toen. Men mag hopen, dat mensen als Lieftinck dan op eenzelfde wijze als de mensen van toen de moeilijk heden het hoofd zullen bieden. Voorts is de werkelijk heid deze, dat in 1937/'38 in geen land in West-Europa zoveel per hoofd aan civiele werken werd uitgegeven als in Nederland. Vervolgens werd in de vooroorlogse jaren de werkloosheid sterk beïnvloed door de defen sie-politiek: „geen man en geen cent", want voor liet leger werd niet veel gevoeld in de kringen, waaruit de lieer Vellenga afkomstig is. (De heer Schootstra; hi verzeild geraakt is!) (Gelach.) Spr. verbetert zijn woorden aldus: in de kringen, waar de heer Vellenga toe behoort. In elk geval ligt de situatie thans toch heel anders dan voor 1940 en dit heeft zijn invloed op liet werk- loosh e i d sv raagstuk. Spr. meent, dat liet niet mogelijk was zonder meer aan liet betoog van de heer Vellenga die bewijskracht te geven, welke hij trachtte te produceren. De lieer Vellenga zegt, dat ei- in de pers ook vergelijkingen zijn gemaakt tussen vroeger en nu, maar dat is niet gedaan om te beweren, dat het nu liet tegendeel van zonneschijn is, maar om op te merken, dat het vroeger anders was om aan bepaalde eisen te kunnen voldoen. cd- nu moet men, ai kan liet enige tijd, zoals de matste jaren, anders gaan, weer naar een sluitende begroting toe. Als men de dingen in het juiste ver band plaatst en doorspreekt, zal ieders principiële visie blijven; voor de goede verhoudingen ware het daarbij beter, niet de argumenten te gebruiken, die de heer Vellenga hanteerde. Ook de conclusie, die hij trok, was niet juist. Er is wel degelijk opgemerkt, dat wat de heer Vellenga heeft gezegd over de tijd voor 1940 aanvechtbaar was. De heer Pols kan zich volledig bij de heer K. de, Jong aansluiten. Het wordt spr. dus heel gemakkelijk ge maakt. Het is mogelijk, dat hij zopas niet nadrukkelijk ge noeg namens zijn fractie lieel't gezegd, dat zij volledig «achter de plannen van B. en W. staat. Daarom her haalt hij het nog even. De Voorzitter stelt voor de beraadslagingen te sluiten. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punten 13 en 14 (bijl. nos. 09 en 54). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 15 (bijl. no. 65). De lieer Beuving zegt, dat een huurverhoging in aantocht is van ongeveer 30 a 35 Na die verhoging zullen de woningen, die nu nog vrij zijn van personele belasting, ook belast worden. Dat zal de gezinnen met de zeer kleine inkomens, die in deze huizen wonen, treffen. En dit is voor spr. aanleiding tot de vraag, of de heffing van opcenten op de personele belasting niet progressief dient te worden. Enige jaren geleden js van de kant van zijn fractie iets in die geest naar voren gebracht. Spr. zal thans een voorstel ter zake indienen. Hij maakt zich niet de illusie, dat dit met groot gejuich zal worden ontvangen, maar het zal hem niet weerhouden het kenbaar te maken. Hét heeft tot strekking de heffing van opcenten op -de hooidsom der personele belasting als volgt te doen zijn: geen opcenten te heffen bij een jaarlijks inkomen tot en met f 4000, 50 opcenten te beffen bij een jaarlijks inkomen tot en met - 4500, 75 opcenten te heffen bij een jaarlijks inkomen tot en met - 5000, .100 opcenten te heffen hij een jaarlijks inkomen tot en met - 5500,en 150 opeenten te heffen bij een jaarlijks inkomen boven de - 5500, Spr. hoopt, dat er bij B. en W. belangstelling voor deze progressieve heffing zal bestaan. Mogelijk zal men er bij het opmaken van de ontwerp-begroting rekening mee kunnen honden. De Voorzitter doet lecture van liet voorstel-Beuving, waarna het mede deel uitmaakt van de beraad slagingen. De lieer Tieksfra kan wel kort zijn. De heer Beuving nam zelf al aan, dat het voorstel niet met gejuich zou worden begroet. Het zal hem dus alleen begonnen zijn om het indienen, maar spr. vraagt hem, of hij wel overwogen heeft wat de consequenties zijn. Het is toch ook wel goed, dat de raad dit weet. Spr. zou graag van B. en W. vernemen, hoeveel een dergelijke heffing zo opleveren. De heer Geerts (weth.) gelooft, dat dit voorstel van de heer Beuving ingegeven is door de vrees, dat een huurverhoging automatisch een verhoging van de personele belasting zal meebrengen en tevens, dat

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1952 | | pagina 6