B<\Me- i J 2 zettend moeilijk is om aan huizen te komen, de figuur niet bewonderen, dat een huis, dat in 1938 gebouwd is, weer moet worden afgebroken. Hij zou hier wel graag iets meer van willen weten. Doe't de hear Santema dit ütstel lies, hat him in geloei fan ünfeilichheit bikrüpt. As men yn 1938 in lifts set hat en men fielt jin sterk, omdat men it üt wreidingsplan fan dy tiid yn acht nommen hat, dan docht it jin wier lik en in bytsje sear, as men nei sa'n 14 jier ynienen foar it feit steld wurdt, dat it lifts op den dür wer fordwine moat. Spr. c.s. kinne mei dat biswier fan de hear Koopmans tige meifiele. Spr. wit wol, dat de wet yndied iepen lit, dat der foroaring yn in ütwreidingsplan komme kin, mar dochs freget men jinsels of, ek yn for ban mei de nijste wiziging, oft men net wer op it oarspronklike plan werom komme kin, sadat dêr dus wer iepen bibouwing komt. It lifts fan Koopmans soe dêr dan stean as ien fan de foarrinders fan dy bibouwing. Letter is it oarspronk like plan foroare en is der lieechbou foar yn it plak kommen. Spr. hat wol ris frege: is de stêd Ljouwert der yndied wol tige mei tsjinne, dat op dat plak in soarte fan trachter, dy't oan wjerskanten heechbou hat, üntstiet? Soe it karakter fan de yngong fan de stêd oan de südkant nou skeind wurde, as yn it plak fan de heechbou, dy't dêr mar hiel koart wêze sil de teikeningen by de stikken tsjutte dat wol foldwaen- de oan iepen bibouwing komt? Spr. mient, dat it likegoed kin en dat it karakter der noch troch for- bettere wurde sil. Hwant men sit oan de Skrans noch altyd mei dit biswier, dat men oan wjerskanten en binammen oan 'e eastkant leechbou hat. Dit is dus min ofto mear in prinsipiële foroaring fan de nijste hersjenniug fan it ütwreidingsplan. Dat biseft spr., mar dêrtroch soe de villa miskien noch to rédden wêze en kinne der yn de takomst noch mear fan sokke huzen komme to stean. Spr. wit, dat der oan 'e han fan de wet it blykte him düdlik by de bistudearring fan de stikken; de direkteur fan Gemeentewurken hat it hiel goed üt- lein net folie tsjin to dwaen is. Mar is it net moog- lik de saek noch ris alhiel op 'e nij to bisjen? De heer Geerts (weth.) vreest, dat hier een mis verstand in het spel is. De heren Pols en Santema doen het voorkomen, alsof het ten gevolge van deze wijziging van het uitbreidingsplan niet meer moge lijk zal zijn, ter plaatse open bebouwing te hebben. Het oorspronkelijke plan van Leeuwarderadeel gaf open bebouwing aan, maar op de kaart, die bij de stukken lag, is wel te zien, dat ook Leeuwarderadeel reeds van de open bebouwing was afgeweken, niet om tot hoogbouw met drie of vier woonlagen over te gaan, maar wel tot gesloten bebouwing. De bedoeling hiervan is, dat men niet achter de huizen van de Julianalaan en de Verl. Schrans zal kunnen zien. Dus had de heer Koopmans toen al moeten protes teren en dat zal hij misschien wel gedaan hebben, maar hij zal ook toen al geen gelijk gekregen hebben. Spr. gelooft, dat hoogbouw stedebouwkundig de enig juiste oplossing is. Men moet zich eens goed voor stellen, dat men vanaf de hoge brug op daken zou neerzien, als men daar lage bebouwing had. Aan dergelijke brede wegen behoort bouw van formaat. Andere brede straten hier ter stede, waaraan lage huizen staan, zijn ook stedebouwkundig niet verant woord. En daar komt nog dit bij, dat men zo lang zamerhand ook in Leeuwarden moet komen tot hoog bouw. Men kan nu eenmaal niet heel Nederland vol bouwen met laagbouw. Met hoogbouw moet zeker worden begonnen in de stad en ongetwijfeld op plaat sen waar hoogbouw mogelijk is, dus in de eerste plaats aan de brede verkeerswegen. Overigens ijn de bezwaren van de heer Koopmans enigszins over dreven, of hij ziet meer bezwaren dan er werkelijk zijn. Spr. gelooft niet, dat het nu zover is, dat liet huis afgebroken moet worden. Per slot van rekening heeft de eigenaar van dit land het volledig in ei ven hand, of hij het wil verkopen of niet. Het zon mogelijk zijn, dat op een gegeven moment ont eigening moet plaats hebben, maar dan staan de heer Koopmans ingevolge de Onteigeningswet alle rechtsmiddelen ten dienste, om aan zijn trekken te komen. De heer Pols is niet geheel tevredengesteld door hetgeen de wethouder heeft gezegd. Het blijkt hele maal niet uit de stukken, dat de heer Koopmans, toen hij in 1938 het huis liet zetten, wist, dat hij niet op de juiste wijze bouwde. Hij zegt, wel degelijk naar het destijds geldende uitbreidingsplan te hebben ge bouwd. Nu kan de wethouder wel beweren: de lieer Koopmans blijft helemaal vrij, om het land t.z.i. al of niet te verkopen, maar hij zegt er direct bij, dat de Onteigeningswet er ook nog is. Daar gaat het spr, echter niet om. Het gaat hem er om, dat men in een tijd, waarin men moeite heeft om aan huizen te komen, een huis gaat afbreken. Daarom wil hij B. en W. in overweging geven, dat zij, als wordt overgegaan tot hoogbouw ter plaatse, dit huis op de een of andere manier zullen sparen. Verder gelooft spr., dat hoogbouw hier wel verant woord is. De heer Geerts (weth.) meent, dat hier weer een misverstand bestaat. Hij heeft niet beweerd, dat de heer Koopmans daar in strijd met het uitbreidings plan heeft gebouwd. Kort na 1938 echter is er al een wijziging geweest; spr. weet niet precies wanneer, in elk geval echter al onder het bestuur van Leeuwar deradeel. Toen is reeds besloten tot gesloten bebou wing ter plaatse. Voorts antwoordt spr. de heer Pols, dat het huis voorlopig niet behoeft te worden afgebroken. In de eerste plaats kan de heer Koopmans zich er tegen verzetten en in de tweede plaats is er nog geen enkel plan om hier huizen van zes verdiepingen te bouwen. Dat kan echter nog wel eens komen en om nu de mogelijkheid voor de toekomst vast te leggen, willen B. en W. niet een bebouwing toelaten, die een goed plan moeilijk of onmogelijk maakt. Z.li.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 8 (bijl. no. 92). De hear A. Witteveen slüt him alhiel oan by de hear Van der Vlis yn syn rapport oangeandc de wei, dy't it Ryk noardlik fan it Tolhfts oer Marssum projektearre hat en dêr't de haed-yngenieur fan de Rykswettersteat ut Grins oer skreaun hat. It like! spr. dwaesheit en forgriemerij fan jild en fan kul- tuergroun en ek abslüt net nedich om dy wei oan to lizzen. Hy wol mei klam lTeegje, dat B. en W. efter de direkteur fan Gemeentewurken stean sille. De heer Geerts (weth.) is het met de heer Witteveen eens, dat het niet nodig is een weg te leggen van ongeveer halfweg Marssum naar het Tolhuis, een weg, die dus tussen de begraafplaats en het vliegveld door zou lopen, waartoe al jarenlang een plan bij Waterstaat heeft bestaan. Indertijd was het wel nodig' omdat men er op rekende, dat het verkeer uit Gro ningen via Leeuwarden en Harlingen naar de Al- Provincie FRIESLAND. sluitdijk zou gaan. Maar als rijksweg no. 43 (Gronin gen Heerenveen Sneek Bolsward Afsluit dijk) klaar is, dan zal het verkeer uit Groningen niet over Leeuwarden gaan, maar genoemde weg nemen. Alleen het verkeer, dat in Leeuwarden moet zijn, zou van de door het Rijk geprojecteerde weg gebruik maken. Maar spr. gelooft, dat Waterstaat ook al op liet standpunt staat, dat de weg er in de toekomst niet zal komen, maar men heeft zich, omdat nog niet een besluit in die zin is genomen, zeker willen stellen. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Puilt 9 (bijl. no. 90). De heer Vellenga constateert, dat de bekende zegs wijze ..de aanhouder wint" cok deze keer bewaarheid is geworden. Immers, oorspronkelijk stond deze school niet op de urgentielijst, maar dit heeft B. en W. er niet toe gebracht om een politiek van gekruiste armen te volgen, om wijlen Anton Adriaan Mussert nog eens te citeren. Integendeel, zij zijn blijven aanhouden en dank zij dit aanhouden en de beslissing van de Minister werd de school wel op de urgentielijst geplaatst en kan zij nu gebouwd worden. Dit geeft uiteraard voldoening aan hen, die het belang van goed onderwijs in deze gemeente voorstaan, vooral ook aan de wethouder, die weer van een zorgenkindje is verlost, aan het personeel van de school en aan allen, die er min of meer bij zijn betrokken. Eerlang zal nu de houten school no. 31 een stenen school worden. 3 Spr. gelooft, dat men, wanneer deze school er zal staan en ook de nieuwe hervormde school en voorts de geprojecteerde school in het oosten, voorlopig weer verder zal kunnen. Het leek hem daarom goed, om even te gewagen van dit succes, dat hij mede ziet als een gevolg van het zitten van de gemeentebe- stuurlijkc bok op de departementale haverkist. De heer J. K. Dijkstra (weth.) kan de lieer Vellenga bevestigen, dat B. en W. inderdaad hun best hebben gedaan, wat deze aangelegenheid betreft; zij zijn, evenals de heer Vellenga, blij met dit voorlopige resultaat. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 10 (bijl. no. 89). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 11. De heer Kamstra rapporteert namens de commissie, belast geweest met liet onderzoek van de geloofsbrief van de heer J. Veneina en bestaande uit de heren Kamstra, Van der Schaaf en De Vries, dat de com missie de geloofsbrief en de daarbij overgelegde stukken heeft gezien en in orde bevonden, weshalve zij de raad adviseert de heer J. Venema als lid van de raad toe te laten. Z.h.st. wordt dienovereenkomstig besloten. Hierna sluit de Voorzitter de vergadering.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1952 | | pagina 2