I 28 Gesteld, dat de Voorzitter werkelijk gelijk zou krijgen en dat een rechterlijk college zou uitmaken, dat het niet te pas komt en niet behoort, tweetalige borden te plaatsen. Dan is het nog mogelijk bij een volgende gelegenheid in de raadsvergadering op te staan om te bepleiten, dat toch nog op een andere wijze kan worden aangegeven, dat men zich in Leeuwarden of in Ljouwert bevindt, n.l. door hier een bord met de naam Leeuwarden te plaatsen en op enige afstand daarvan een met de naam Ljouwert. Als het beslist zo moet, dan wordt hiermee wel de benepenheid van de wet gedemonstreerd, maar dat is dan niet anders en het kan ook zo worden gezien, dat men eerst krijgt de schaal van de vrucht Leeuwarden en dan de pit, dat is dan Ljouwert. Spr. gelooft, dat hij neiging heeft vóór de motie te stemmen om tot uitdrukking te brengen, dat dit ver langen op sterke wijze in de raad en onder de bevol king van Friesland leeft. De hear Van der Meer wol him oanslute by de war den fan de hear Van der Schaaf. Mei it yntsjinjen fan de moasje wolle de litstellers it kolleezje net mar lnvat foarskriuwe, hwant lija witte hiel goed, dat it hjir giet om in punt, dat ta de kompetinsje fan B. en W. biheart. De moasje wurdt net ynlutsen en as hy oannommen wurdt, sil it it kolleezje düdlik wurde hwat de rie graech wol. De heer Vellenga zou, misschien ten overvloede, van deze dingen graag nog iets zeggen. De heer Van der Schaaf heeft de neiging om voor de motie te stemmen. Spr. zou zeggen, dat het op de gronden, die hij naar voren heeft gebracht, heel goed mogelijk zou zijn, dat uit de hoofdstad klare taal wordt gesproken. De lieer Sclieps heeft in „Frysk en Fr ij" de uitdruk king gelanceerd, dat men met al dat formalisme naar de „dieperik" gaat, dat men moet trachten door de niuiii' van het formalisme heen te breken. De Voor zitter heeft verschillende dingen naar voren gebracht, o)) grond van het Wegenverkeersreglement, die de tweetalige naamsaanduiding in de weg staan. Andere gemeenten echter storen zich daar niet aan en hebben duidelijk uitgesproken, dat ze de tweetalige aandui ding op de borden wensen. Laat men dat zeker in Leeuwarden doen, opdat een ieder weet (ook bepaalde lieden, die daar iets van kunnen leren) welke geest t.a.v. dit punt in de raad heerst. De Voorzitter gelooft, dat hij hier in tweede instan tie weinig van behoeft te zeggen. Hij heeft al opge merkt, dat het college deze zaak goed bekeken heeft. De vorige keer heeft de raad haar ter afdoening in handen van B. en W. gesteld en terecht, omdat het hier betreft uitvoering van de taak van zelfbestuur. B. en W. hebben toen toegezegd, dat ze de wens van de raad in overweging zouden nemen. Op zichzelf vindt spr. het niet juist dat wil hij de raad wel duidelijk zeggen dat, nu de beslissing van B. en W. niet naar de zin van de raad is, deze daarop terug komt en het college in een bepaalde richting probeert te duwen. De raad moet op zekere keer een beslissing nemen en ten slotte het risico van die beslissing we ten te aanvaarden. Overigens heeft de Minister van Verkeer en Waterstaat, die het Wegenverkeersregle ment heeft vastgesteld waarvan het voorschrift voor het model van het bord een bijlage vormt, zeer na drukkelijk in de Kamer verklaard, dat tweetalige borden niet mogelijk zijn. Dit is dus de authentieke interpretatie. Men kan dat formalisme en perfectionisme noemen, maar dergelijke termen kunnen op die manier wor den gebruikt tegen elke wettelijke regeling, die vol komen duidelijk is. Een tot B. en W. gerichte motie kan geen aanlei ding zijn die wettelijke regeling anders uit te voeren. Het college weet heus wel hoe de raad er over denkt; dat behoeft niet in een motie vastgelegd te worden. Indien de raad wat wil, dan moet hij zich wenden tot de instanties, die de gewraakte bepalingen hebben gemaakt, met de kans, dat het in de richting gaat, die de heer Van der Schaaf heeft aangeduid. On de verhoudingen te doen zijn, zoals zij behoren te zijn. zou spr. in ernstige overweging willen geven de m >t,ie in te trekken. Hij kan bij voorbaat verklaren, dal B. en W. niet anders kunnen doen dan haar naast zich neer leggen. De hear Santema bliuwt by syn ütstel. De motie-Santema wordt aangenomen met 24 tegen 4 stemmen (die van de heren Beeksma, Wiersnia. Geerts en D. Witteveen). Volgno. 98 wordt onveranderd vastgesteld. Volg no. 37. Ontvangst in verband met de uitvoering van de Rijtijdemvet en het Rij tijdenbesluit f 60<i,-. De heer Heijstra vindt het logisch en vanzelfspre kend, dat degene, die een bestuurders ver gunning aanvraagt bij de betrokken instantie, niet direct zegt, welke gunstige kant er voor hem aan zit. Nu deed zich het geval voor, dat een der taxi-chauffeurs werd ontslagen. Uit dit ontslag zijn enige moeilijkheden voortgevloeid. Er hebben besprekingen ter zake plaats gehad met de betrokken werkgever. Er waren ook moeilijkheden ontstaan t.a.v. de handhaving van de landelijke loonregeling. Er werd hier een bestuur- dersvergunning verstrekt aan iemand, die een vaste positie luid, n.l. als ambtenaar bij de posterijen. Zo iemand is voor een ondernemer natuurlijk aanmer kelijk goedkoper dan een gewone taxi-chauffeur Die heeft dan geen moeilijkheden met verzekering en andere sociale lasten. Spr. c.s. menen dan ook, dat een bestuurdersvergunning slechts aan bonafide ar beiders verstrekt moet worden en niet aan iemand, die de betrekking als nevenlunctie krijgt. Voorts heeft spr. bezwaren tegen de manier, aar- op de zaak hier is behandeld. Wanneer men over een dergelijke aangelegenheid komt spreken, dan lient toch op een behoorlijke en fatsoenlijke wijze een ver klaring van het hoe en waarom te worden gegeven en dient men niet met een kluitje in het riet te wor den gestuurd. Na de bespreking heeft de betrokken instantie niets meer van zich laten horen. Spr. meent, dat deze zaak uit een oogpunt van con currentie en van loon- en arbeidsvoorwaarden niet in orde is. De Voorzitter zegt, dat hetgeen B. en W. in de mem.v.a. hebben geantwoord, berustte op inlichtin gen van de Commissaris van Politie. En zij hebben geen aanleiding gevonden om die als onjuist te be schouwen. Dat zijn ze trouwens ook niet. AL spr. goed geluisterd heeft, heeft de heer Heijstra slechte een zekere aanvulling gegeven, die misschien bü overdracht van de vergunning van belang kan zijn. Nu heelt de bedoelde belanghebbende eenmaal zijn vergunning gekregen en die is hem gegeven (looi degene, die daartoe bevoegd was. Wel is spr. bereid na te gaan, in hoeverre het nog mogelijk is daarop terug te komen, hoewel hij deze mogelijkheid be twijfelt. Dat is in dit stadium van de zaak het enige wat hij kan doen en hij wil de heer Heijstra met noegen toezeggen, dat dit geval nog eens bekeken zal worden. Wat de wijze van behandeling betreft, waarover <1* Provincie FRIESLAND. Bjl 41^ 29 lieer Heijstra sprak, hebben B. en Vook in de mem. v.a. precies weergegeven wat de Commissaris van Poiitie heeft gerapporteerd. Spr. is bereid, ook dat nog eens met de commissaris te bespreken en even tueel daarop terug te komen. De een geeft echter deze voorstelling van zaken en de ander weer een andere. Wat nu precies juist is, weet spr. niet te beoordelen. Hij meent, dat de heer Heijstra wel met de toezeg ging van 13. en W. om deze zaak nader te bespreken, genoegen zal kunnen nemen. De heer Heijstra: Jawel. Volgno. 37 wordt onveranderd vastgesteld. Volgno. 110. Burgerlijke verdediging f75.550, De heer F. T. Dijkstra c.s. zien deze post als geld, dat voer oorlogsvoorbereiding wordt uitgetrokken. Het was beter, dat het beschikbaar werd gesteld voor vredesdoeleinden. Deze post, die h.i. wel weer zal worden verhoogd, benadeelt een goede sociale ge meentepolitiek. Als men werkelijk de vrede wil, zal men het geld beter kunnen gebruiken. Laat men het beschikbaar stellen voor een oproep aan de bevolking voor het bijeenroepen van de vijf grote mogendheden voor het sluiten van een vredespact. Men kan de vrede niet bevorderen door, zoals de heer wethouder Geerts zich laatst uitdrukte, zich tot de tanden toe te bewapenen, omdat men door de Sovjet-Unie en de Oost-Europese landen zou worden bedreigd. Er is geen enkel bewijs, dat men hiervoor ter argumentatie kan aanvoeren. Spr. c.s. zien als enige mogelijkheid om een einde te maken aan het uittrekken van der gelijke posten liet uittreden van Nederland uit het Atlantisch Pact. Het dient zich los te maken van een politiek, die het wordt opgedrongen door Ame rika. Ook moet de handel tussen Oost en West be vorderd worden. De economische conferentie te Mos kou is een bewijs, dat men in de Sovjet-Unie niet denkt aan een oorlog. De Sovjet-Unie bewijst door het aanbod, dat 2 millioen mensen werk verschaft, met de daad, dat zij in ernst de vrede wil. Maar zij, die het volk oproepen zich tot de tanden toe te bewape nen, dienen niet een vredespolitiek, doch dienen hen, die belang hebben bij een oorlog en dat zijn zij, die aan de oorlog verdienen. Spr. c.s. zijn dan ook tegen het uittrekken van geld voor dit doel, omdat dit de kans op oorlog vergroot; zij menen, dat het geld anders besteed moet worden. De Voorzitter gelooft zich te kunnen bepalen tot herhaling van hetgeen bij andere gelegenheden al namens het college t.a.v. deze dingen is gezegd. Het college staat op een standpunt, geheel tegenoverge steld aan dat van de heer F. T. Dijkstra. Het meent, dat deze post helaas nodig is en kan geen vrijheid vinden om haar niet voor te stellen. De heer Beuving gelooft, dat het overbodig is op te merken, dat zijn fractie aantekening verzoekt, dat zij tegen deze post is. De Voorzitter zegt, dat de communistische fractie deze aantekening natuurlijk kan krijgen. Volgno. ll() wordt onveranderd vastgesteld. Tegen de heren Beuving en F. T. Dijkstra. Volgno. 124. Gemeentelijke geneeskun dige dienst 47.985, Mevr. Vondeling-van 't Hof komt namens haar racjtie terug op de wenselijkheid van doorlichting van de gehele Leeuwarder bevolking, ter voorkoming van de uitbreiding der t.b.e. Het is een verblijdend verschijnsel, dat het aantal gevallen van deze ziekte zo snel afneemt en dat de toestand hier zo bevredigend is, dat het college vol komen gerust de extra uitgave, aan de algemene doorlichting der bevolking verbonden, kan vermijden. De ziekte heeft haar lugubere karakter verloren, maar men late zich toch niet te vroegtijdig in slaap wiegen. Spr. zou er, ook namens haar fractie, bij B. en W. op willen aandringen, hun waakzaamheid niet te laten verslappen. Natuurlijk kan een gulden maar eenmaal worden uitgegeven, doch er zijn din gen, die altijd voorgaan. En daar hoort de t.b.c.-be- strijdiug zeker toe. De lieer Pols wil zich gaarne aansluiten bij mevr. Vondeling. Misschien is een van de oorzaken, waarom het college algemene doorlichting afwijst, deze, dat het wat de t.b.c. betreft op het ogenblik in Leeuwar den zo goed gaat en ze dus eigenlijk niet nodig is. Spr. gelooft echter, dat deze dingen altijd noodzake lijk zijn. Het is n.l. een half jaar geleden bij hem in de straat gebeurd, dat bij 3 kinderen binnen een paar weken t.b.c. werd geconstateerd. Spr. noemt dit een frappant voorbeeld. Als B. en W. zeggen, dat het eigenlijk om de kosten moet overgaan, dan stelt spr. daar tegenover, dat men hier moet bedenken, dat „de cost voor de baet uitgaat". Hij gelooft ook niet, dat de gemeente de doorlichting voor de gehele be volking moet betalen. Er zijn groepen, waarvoor doorlichting niet meer noodzakelijk is. De overheid en vele particuliere bedrijven zorgen zeil' reeds voor doorlichting van hun personeel; de groepen, die overblijven, worden steeds kleiner en spr. gelooft, dat cok een groot deel van deze groepen de doorlich ting nog wel voor eigen rekening wil nemen. De kosten zullen dus meevallen. Hij meent, dat dit een sociale maatregel bij uitnemendheid is, die zeer zeker door de bevolking zal worden toegejuicht. Hij wil dan ook van harte liet voorstel van mevr. Vondeling onderschrijven. De hear Van der Meer wol him by hwat niefrou Vondeling en de hear Pols sein hawwe, graech oan slute. De heer W. M. de Jong vraagt, of het misschien mogelijk is na te gaan, in welke bedrijven periodieke controle wordt toegepast. Dan zou men die categorie buiten de gemeentelijke bemoeiing kunnen laten. In het algemeen willen spr. c.s. zich wel aansluiten bij hetgeen gezegd is over de noodzakelijkheid van alge mene doorlichting, ook vandaag de dag nog. Het komt hem zelfs voor, dat deze niet alleen nodig is op liet gebied van de t.b.c., maar op alle mogelijke ge bied van ziekte. Men kan misschien niet al te perfect te werk gaan, maar bij spr. c.s. leeft toch wel de gedachte, dat hier iets moet gebeuren en dat de gehele bevolking toch wel moet worden doorgelicht. De Voorzitter zegt, dat de doorlichting van een be volking natuurlijk een uitstekende zaak is. Daar is geen verschil van mening over. Het is hier echter een kwestie van afwegen. Doorlichting kost f 1,05 per persoon. Zal ze werkelijk behoorlijk aan haar doel beantwoorden, dan moet een zo groot mogelijk per centage van de bevolking worden doorgelicht, want juist de „slechte risico's" blijven anders achterwege en daarom is het natuurlijk in de eerste plaats be gonnen. In een stad als Leeuwarden moet men dus zeer intensief propaganda voeren. Het ambtelijk ap paraat wordt op bepaalde wijze belast, zodat men, dit alles samen nemende, toch wel komt tot kosten van 1 90.000,a f 100.000,maximaal per algemene door lichting. De heer Pols heeft wel gezegd, dat er een

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1952 | | pagina 15