30
deel van dc bevolking afvalt, dat via de bedrijven
al doorgelicht is en dat er ook een gedeelte is, dat
zelf de kosten geheel of gedeeltelijk wil dragen, maar
naar een globale berekening komt men toch zeker
op een bedrag tussen de 1' 50.000,- en 1 100.000, En
zal een dergelijke maatregel werkelijk helemaal tot
zijn recht komen, dan kan men liet ook bij een enkele
keer niet laten. Dan zal men het periodiek, om de
zoveel jaren, moeten herhalen en op grond van dit
alles heeft de directeur van de G.G.D. het advies ge
geven om voorlopig althans niet tot algemene door
lichting over te gaan. 13. en W. hebben gemeend de
vraag: is het te verwachten effect wel voldoende in
verhouding tot het werk en de kosten, die er aan ver
bonden zijn, ook voor dit jaar ontkennend te moeten
beantwoorden. Natuurlijk is de t.b.c. een zeer gevrees
de ziekte, maar het is gelukkig ook weer niet zo, dat
zij toeneemt, zoals vanmorgen werd opgemerkt. De
t.b.c. is, zoal iiiet afnemende, dan toch zeker ook
niet toenemende. Het gemeentebestuur heeft dan ook
gemeend, dat de voordelen van dit onderzoek, hoewel
het inderdaad wel zijn nut heeft, op dit moment, ook
gezien in het licht der begroting, niet opwegen tegen
de moeite en kosten, die het zal vergen.
B. en W. zullen dus vooralsnog in dezen niet met
een voorstel komen.
Volgno. 124 wordt onveranderd vastgesteld.
Volgno. 154. Subsidies, contributies, lid
maatschappen en bijdragen aan ver
enigingen, instellingen enzf47.145
De heer W. M. de Jong herinnert er aan, dat ook
dit jaar van de prov. vereniging „Het Groene Kruis"
een verzoek om subsidie is ingekomen voor het werk
van de maatschappelijk werkster. Als spr. zich niet
vergist, wordt in de aanbiedingsbrief deze subsidie
aanvrage met een tweetal andere in één adem ge
noemd. Een argument voor afwijzing is, dat deze zaak
al eens eerder ter tafel is geweest en dat men daar
natuurlijk niet eindelocs over moet gaan spreken.
Spr. geeft dit toe, maar maakt wel onderscheid tussen
een subsidie-aanvrage van een plaatselijke vereni
ging, althans een gewestelijke vereniging, hier ter
stede gevestigd, die nu met nieuwe argumenten komt
en een serieuze poging doet om de raad duidelijk te
maken wat haar bezielt, en andere verenigingen, die
misschien elk jaar een drukwerkje sturen. Hij zou
het prettiger hebben gevonden, dat het standpunt
van het college aan de raad duidelijk was geworden.
Het is heel toevallig, dat op dezelfde pagina van het
verslag van rapporteurs en de mem.v.a., waarop B. en
W. een vraag ter zake beantwoorden, gesproken wordt
van het afwachten van een initiatief van bewoners
n.a.v. de opmerking van een lid, dat er nog geen
speeltuinen in de binnenstad zijn. Vanmorgen heelt
de voorzitter van spr.'s fractie het even gehad over
liet subsidiebeleid in het algemeen. De gedachten, die
deze daarbij heeft vertolkt, komen overeen met het
standpunt, dat B. en W. t.a.v. de speeltuinen innemen,
n.l., dat het initiatief moet komen van de inwoners.
Spr. kan zich daar van harte mee verenigen. Hij
meent, dat subsidiëring geen geldstrooierij is, maar
dient te zijn: in het algemeen steunen en stimuleren
van datgene wat uit de burgerij is voortgekomen. Nu
is hier een initiatief van de burgerij, dat, naar spr.
meent, al uit de oorlog stamt en dat ook reeds vrucht
heeft gedragen.
De betrokken vereniging heeft de raad duidelijk
willen maken hoe nuttig het bedoelde werk is. Men
heeft waarschijnlijk terecht verondersteld, dat de
raad dit in twijfel zou trekken. Z.i. is die poging
Provincie FRIESLAND.
e I
31
der vereniging wel geslaagd. En nu had spr. graag
gewild, dat de gemeente ook wat meer van haar st. ad-
punt had willen doen blijken; hij zou daar nog vel
iets van willen vernemen. Bij de stukken lag oen
rapport, waarin de opstellers er van uitgaan, dal er
een gemeentelijke dienst voor sociale zaken is, waar
aan kosten nocli moeite zijn gespaard en dat het d ar-
oin alleen al niet meer te pas komt subsidie te ver
lenen aan het particulier initiatief. Daar zou \n\
tegenop moeten komen. Hij kan zich voorstellen, dat
er andere bezwaren zijn, maar dan zou hij wel graag
precies willen vernemen, welke. De oplossing van
thans bevredigt hem niet. Hij staat nog niet op het
standpunt, dat het verzoek per se moet worden in
gewilligd. Maar is het niet mogelijk, dat er een
het behoeft niet op zeer korte termijn een pre
advies van het college komt, waaruit de raad zal dij
ken, welke bezwaren er nu eigenlijk tegen inwilliging
van het verzoek bestaan? Z.i. kunnen die niet zo g oot
zijn, maar indien het college hem kan overtuigen,
wil hij zich in ieder geval daardoor laten leiden
Aanvankelijk staat hij op het standpunt, dat deze
vereniging door het al wijzen van haar verzoek, niet
voldoende recht is wedervaren.
Mevr. Vondeling-van 't Hof zou zich namens
enkele leden van haar fractie, die wat meer van het
werk van de bedoelde maatschappelijk werkster af
weten, bij de heer De Jong willen aansluiten. Zij zon
zijn woorden krachtig willen onderstrepen. Dit jaar
is een rapport verschenen, bevattende een werkana
lyse door de commissie voor de geestelijke volksge
zondheid van de prov. vereniging „Het Groene Ki nis"
van hetgeen door de maatschappelijk werkster is ver
richt. Deze werk-analyse is onder zeer deskun lige
leiding, n.l. onder die van de directeur van hel
Instituut voor Geestelijke Volksgezondheid, Dvs.
Wiegersma, opgemaakt. Dit zegt spr. er met mi ruk
bij, omdat zijzelf in deze commissie heeft gezeten.
Deze heelt n.l. uitgemaakt, dat het werk van de maat
schappelijk werkster niet de vele arbeid overlapt,
die docr de gemeentelijke dienst voor sociale zaken
wordt gedaan. Integendeel. Zij vangt vele dingen
op, die misschien naar de mening van de leiding van
de gem. dienst v. sociale zaken nog niet kunnen vol
den uitgevoerd. Zij zou zich daarom heel graag willen
aansluiten bij het verzoek om prae-advies van de
heer W. M. de Jong. Men kan niet weten, of dit rap
port voor het college een aanleiding kan zijn (of al
geweest is) om zijn standpunt t.a.v. de subsidie-aan
vrage van de prov. vereniging „Het Groene Kruis'
te herzien.
Spr. vraagt het met des te meer klem, omdat dit
rapport eveneens bij de Provinciale Staten is inge
diend en de commissie hoopt, dat ook in de houding
van dit college een wijziging zal komen. Dit alles is
van buitengewoon veel belang, omdat immers het
rijkssubsidie afhankelijk wordt gesteld van liet sub
sidie van provincie en gemeenten. Het rijk moet de
noodzakelijkheid inzien van hetgeen door de maat
schappelijk -werkster van Het Groene Kruis voor de
zedelijke volksgezondheid wordt verricht. Vele men
sen zijn van deze noodzakelijkheid overtuigd; ook dj'
maatschappelijke werksters uit de provincie, die zich
vaak tot haar wenden, zijn er van overtuigd, dat 'Ai
een noodzakelijke schakel is in het maatschappelijk
werk, dat hier in de provincie gedaan wordt.
Spr. zou er met klem bij het college op willen aan
dringen het betreffende rapport goed te bestuderen.
Mevr. Heijmeijer-Croon sluit zich geheel aan I'D
hetgeen de heer W. M. de Jong en mevr. Vondeling
hebben gezegd.
De lieer Beeksma (wetli.) zegt, dat het college zich
op het standpunt stelt, dat men niet kan doorgaan
met het verlenen van subsidie aan deze vereniging,
dat dus nu niet een subsidie kan worden verstrekt in
hoofdzaak voor liet werk, dat door mej. Rijpma wordt
verricht. Dit spruit niet voort uit minder waardering
voor dit werk, maar B. en W. zijn van mening, dat
het in Leeuwarden zeer stellig door M.H. kan worden
gedaan. Deze dienst is na 1947 gereorganiseerd en
heelt een 10-tal competente maatschappelijke werkers
en -werksters, die dit werk heel goed kunnen doen.
B. en W. hebben het rapport van de commissie voor
de geestelijke volksgezondheid inderdaad goed bestu
deerd. Mej. Rijpma behandelde in Leeuwarden in
1950 nog 130 gevallen en in de provincie 35. In 1951
bleven er voer haar in Leeuwarden nog 15 gevallen
over en dit aantal is nadien al weer teruggelopen.
Dit zijn gevallen, die mej. Rijpma nu eenmaal reeds
in behandeling had en die de gemeente haar heeft
laten behouden. Op het ogenblik kunnen de gevallen,
die zich voordoen, alle door de maatschappelijke
werkers(sters) van sociale zaken worden behandeld.
B. en W. achten dus daarnaast een subsidie voor de
maatschappelijk werkster van Het Groene Kruis niet
verantwoord.
Het spijt mevr. Vondeling-van 't Hof, dat de woor
den van het bewuste rapport wat onduidelijk zijn.
De heer Beeksma beeft gesproken van de gevallen,
die de gemeente mej. Rijpma heelt laten houden.
De gevallen, die hij noemde, zijn echter volkomen
nieuwe. In 1950 waren er 30 nieuwe gevallen, die niet
onder de dienst voor sociale zaken gebracht konden
worden. Mej. Rijpma en Sociale Zaken werken samen
en plegen overleg met elkaar, zodat het voorkomt,
dat de mensen door deze dienst naar mej. Rijpma
worden verwezen. In 1951 waren er 15 nieuwe ge
vallen en nog 30 oude, samen 45. Spr. is heel blij met
de uitgesproken waardering voor het werk van deze
maatschappelijk werkster, maar met simpele waar
dering alleen komt men er niet en de financiële waar
dering is heel noodzakelijk. Het gaat om het zijn of
het niet zijn van dit werk. De raad moet wel in het
oog houden, dat enkele tientallen gevallen (15 of 30)
heel weinig lijken, maar het zijn even zovele gezin
nen, die geholpen moeten worden. Op het terrein van
het maatschappelijk werk moet men deze getallen
heel anders zien dan op ander gebied. Men zou tien
tallen op maatschappelijk terrein misschien kunnen
vergelijken met honderdtallen op ander gebied.
De heer W. M. de Jong zegt, dat hij principiële be
zwaren heeft tegen de dooi' B. en W. aangevoerde
argumenten. Dit is een kwestie, die door het college
op ander terrein anders wordt gesteld. Als er een
werkster wordt aangesteld door de
±$1.1. of een ander groot bedrijf, dan gelooft spr.
niet, dat het onjuist is, als hij stelt, dat de wethouder
van sociale zaken zou zeggen: wij vinden het goed,
wij laten het aan hen over. Daar hij het thans anders
zegt, wil spr. hiertegen oppositie voeren. Wanneer het
zo gegroeid is, dat de bedrijven voor hun eigen mensen
zorgen, ook wat de maatschappelijke zorg betreft, dan
Jetekent dat toch, dat, deden zij dit niet, de gemeente
er voor moet opdraaien. Op ander terrein, b.v. cle
speeltuinen, koestert liet college de gezonde gedachte,
aat net particulier initiatief voorop moet gaan. Maar
ïer zegt het, dat de gemeente zelf een goed geoutil
leerde dienst voor sociale zaken heeft en waartoe dan
een ander er mee te laten prutsen? Zo ligt het toch
fiy\Z|n?:, Spr- Wl1 echter niet verder in details tre-
l-inru, getrokken vergelijking heeft hij uitdruk-
t villen geven aan de gedachten, die hij koestert
t.o.v. het particulier initiatief. Als men dit op een
bepaald terrein zich ziet ontwikkelen en uitkristalli
seren, dan moet men het niet in de kou laten staan,
maar waar nodig en zo mogelijk helpen. Misschien
wil Sociale Zaken liever 3500,aan tractemenlen
betalen, dan 750,susidie geven aan het Groene
Kruis, dat zich tot nu toe redt met de steun van de
bevolking. Gaat het werk op de gemeente over, dan
verdwijnt de steun van de burgerij. Spr. kan niet
begrijpen, waarom het college dit mooie initiatief,
liet werken ten behoeve van de gezinnen, niet met
ƒ750,wil steunen. Hij heeft, zich niet een goed oor
deel hieromtrent kunnen vormen; de redenen, waar
op de afwijzing berust, zijn naar spr.'s mening niet
precies uit de doeken gedaan, ook niet in het ter
inzage gelegde rapport. Aangezien het hier min of
meer een novum betreft, zou spr. graag willen, dat
de zaak na prae-advies nog eens aan de raad wordt
voorgelegd. Hij is zeer teleurgesteld over wat de
wethouder zo simpeltjes heeft opgemerkt. Als het
even kan, vraagt hij: wil liet college deze kwestie
dan nog eens overwegen en toezeggen een uitvoerige
uiteenzetting aan de raad te geven van de principes,
waardoor het zich in het algemeen t.o.v. de subsidie
politiek en in het bijzonder in dit geval heeft laten
leiden?
De heer Beeksma (weth.) antwoordt, dat het van
zelf spreekt, dat, wanneer een groot bedrijf een maat
schappelijk werkster in dienst neemt, het college dit
zeer op prijs stelt, maar dit bedrijf ontvangt natuur
lijk geen subsidie. Het doet dit werk cok, hoewel
niet 'uitsluitend, om bepaalde commerciële redenen.
Wanneer de heer Dc Jong niet bevredigd is en
meer over deze zaak wil weten, dan gelooft spr., dat
het bij liet college geen bezwaar zal ontmoeten daar
aan tegemoet te komen en nog eens nader en uitvoe
rig zijn standpunt ten aanzien van dit subsidie aan
de raad kenbaar te maken. Over deze toezegging
heeft hij uiteraard geen overleg kunnen plegen met
de andere leden van het college.
De Voorzitter zegt, dat er op zich zelf geen bezwaar
tegen bestaat prae-advies uit te brengen. Hij wil er
echter wel op wijzen, dat deze zaak nu drie jaren
achter elkaar aan de orde is geweest en dat de raad
zelf drie keer heeft besloten dit subsidie niet te ver
lenen. Deze raadsbesluiten zijn voor het college mede
aanleiding geweest afwijzend tegenover de aanvrage
te staan. De raad heeft inzage gehad in de uitge
brachte rapporten en spr. meent, dat hij voldoende
uitvoerig is ingelicht. Vandaar, dat liet college deze
kwestie op de gegeven wijze heeft behandeld, hetgeen
dus tevens gebaseerd was op het besluit van de raad-
dat hij niet minder dan drie keer achter elkaar, en
naar spr.'s mening volledig voorgelicht, heeft ge
nomen.
Hij vraagt, of er van de kant van de heer De Jong
een voorstel wordt gedaan.
De heer W. M. cle Jong' zou niet een voorstel willen
doen, maar vraagt, of de wethouder er niet iets voor
voelt om een eenvoudige uiteenzetting te geven. Spr.
kan thans niet beoordelen welke richtlijnen het col
lege in het algemeen volgt en in bet bijzonder wat
deze zaak betreft.
De Voorzitter herhaalt, dat de raad volledig op de
hoogte kan zijn; deze heeft tenslotte drie maal achter
elkaar een besluit ter zake genomen. Spr. wil de heer
De Jong echter wel toezeggen, dat de stukken, die
op deze zaak betrekking hebben, nog eens voor de raad
ter inzage worden gelegd op de vertrekkamer, bij
de secretaris of op een andere geschikte plaats.