I 6 naar blijven streven, de gemeente te besturen op zo danige wijze, dat ook bij de centrale overheid de overtuiging leeft, dat de gemeentebesturen in Neder land capabel zijn voor de taak, die vcor hen is weg gelegd. Een van de leden van de raad heeft aangekondigd nog terug te willen komen op het stellen van vragen over het gebeurde op 16 November 1951 en de beant woording daarvan. Deze beschouwingen zijn thans, met enige onderbrekingen, ten beste gegeven. Toen de heer Vellenga kort na de gebeurtenissen zijn vra gen stelde, moest hij ernstig rekening houden met de mogelijkheid, dat hij het antwoord zou ontvangen, dat hij in feite heeft gekregen. Het moet gezegd wor den, dat de burgemeester, door een antwoord op de vraag in feite te weigeren, de gangbare opvattingen aan zijn kant had. Er blijft echter over de vraag, of een antwoord van dergelijke strekking niet per omgaand had kunnen worden gegeven. Overigens is er in de staatsrechtelijke theorie van de laatste tijd een inte ressante ontwikkeling gaande, die hier verder onbe sproken kan blijven, over de verantwoordingsplicht van de burgemeester en het college van B. eu W. aan de raad, waarbij opvattingen worden verdedigd, die belangrijk afwijken van de tot nog toe gangbare. Zon der nu in deze theoretische discussie bepaald positie te kiezen, wil spr. toch de opmerking maken, dat naar zijn mening de democratische ontwikkeling er wel mede gebaat is, dat de verantwoordingsplicht van de burgemeester en het college van B. en W. aan de raad wordt uitgebreid. Want de gemeente is een van do kernen van de democratische staatsinrichting. Ook al zou het regeren van het land nog zo democra tisch zijn eu het bestuur van de gemeenten zou auto cratisch of louter ambtenaarlijk zijn, dan zou van een waarlijk democratische staatsinrichting niet kunnen worden gesproken. Daarom meent spr., terugkomen de tot 16 November 1951, dat de burgemeester zich niet aan een staatsrechtelijke rariteit zou hebben be zondigd, als hij de gestelde vragen wél had beant woord; misschien had zelfs de beantwoording, in de mate door de burgemeester zelf te beoordelen, de publieke opinie in de stad in zekere mate kunnen be- invloeden. Hoe het zij, spr. onthoudt zich van afkeu ring van het beleid van de burgemeester in dezen. Over de kwestie van de eed in het Fries zal bij het debat over deze begroting ook worden gesproken. Spr. wil daarover een enkele opmerking maken. Voor hem bestaat het wezen van de eed niet in de solem nele bewoordingen, waarin de formule wordt uit gesproken, maar in het feit, dat men onder aan roe ping van Gods naam een verklaring aflegt. Deze opvatting brengt mede, dat hij een eed, in Friese bewoordingen uitgesproken, rechtsgeldig acht. Sinds een vorig debat over deze zaak is er door de Provin ciale Staten van Friesland een adres gericht aan de regering; daarin wordt aangedrongen op wetswijzi ging. in de gedachten gang van het adresserende lichaam is dus wetswijziging noodzakelijk, waaruit volgt, dat de huidige wetgeving de eed in het Fries niet zou toelaten. Ook het Gerechtshof alhier lieefl in de proeedure-Schurer dit standpunt ingenomen. Wan neer men nu met instemming zich plaatst achter bet adres van de Provinciale Staten en de argumentatie daarvan overneemt, erkent men dus, dat volgens de bestaande wetgeving de eed in het Fries ontoelaat baar is, zodat men ook van de autoriteit, in wier handen men de eed aflegt, niet kan vragen de eed in het Fries toe te laten. Hoe dit zij, nu een zo belang rijk college als de Provinciale Staten het genoemde adres heeft doen uitgaan, lijkt liet hem verstandig voorlopig af te wachten tot welk resultaat dit zal leiden. In de laatste tijd worden verschillende landerijen, die in de naaste toekomst voor bebouwing in aanmer king komen, met toestemming van de Grondkamer vcor één jaar verpacht. Deze handelwijze lijkt spr. juist, omdat, wanneer dit niet zou gebeuren, de ge meente in zeer hoge schadevergoedingen zou komen te vervallen. In sommige andere gemeenten komt net voor, dat landerijen, die op deze wijze jaarlijks vrij van pacht worden, aan andere landgebruikers wor den verpacht, die een wettelijke aanspraak op si na- devergoeding kunnen doen gelden en waardoor van deze aanspraak wordt afgekocht. Dit lijkt spr. veil onjuist beleid, althans in het algemeen. Een gemeente behoort niet op een dergelijke weinig fraaie wijz te manoevreren om aan een wettelijke schadeloosstel- ling te ontkomen. Want daardoor zou de schadever goeding, die de gemeenschap behoort te betalen, in wezen worden betaald door een landgebruiker, die toevallig een zwakkere rechtspositie bezit. Hel is spr. niet gebleken, dat de gemeente Leeuwarden ven dergelijke tactiek toepast, maar het leek hem niet ondienstig deze opmerking thans te maken; wellicht is liet college bereid er rekening mede te houden. Over het carillon zou spr. een enkele opmerking willen maken. Het gemeentebestuur heeft vele eu belangrijke dingen aan het hoofd, maar voor liet carillon moet het toch een oplossing zoeken. Het nageslacht zou ons nawijzen, aldus spr., als wij hier voor niet binnen afzienbare tijd een oplossing zouden weten te vinden en liet carillon in een kelder ol op een zolder blijven bewaren. Spr. verzoekt het college deze kwestie een grotere prioriteit te verlenen, dan ze tot nu toe heeft gehad. Het heelt spr. e.s. voldoening gegeven, dat B. en ff. in de mem. v. a. aankondigen, dat het centrale riole ringsplan binnen afzienbare tijd in grote lijnen ge reed zal komen. Dit is van zeer groot belang voor de stad. De kosten zullen naar alle waarschijnlijkheid zeer lioog oplopen en het is de vraag, of men zal kun nen uitvoeren wat men wel zou willen. Maar een aan trekkelijke kant van de centrale riolering is, dat ze veel werk zal verschaffen en dat het werk zich over een vrij lange tijd zal kunnen uitstrekken. En dit is bij een dergelijk object van groot belang. Het is daar om toe te juichen, dat er aan de plannen wordt ge werkt, want deze moeten gereed zijn, als de gelegen heid voor uitvoering zich zal voordoen. De subsidiëring door de gemeente van het bijzon der kleuteronderwijs betreft een interessant stukje gemeentepolitiek. Nadat hiervoor aanvankelijk van gemeentewege weinig of niets werd gedaan, is hierin in de laatste jaren verandering gekomen. Na voort durende aandrang werd door liet, college van B. en ff. aan dc raad een subsidie voorgesteld, dat geleidelijk is verhoogd. Naar het gevleugelde woord van do huidige wethouder van Onderwijs stond het collogo op het standpunt, dat de achterstand in de financiële gelijkstelling tussen het openbaar en het bijzonder kleuteronderwijs „met eenparig versnelde beweging" zou moeten worden ingehaald. Sedert enige tijd wordt het college in deze opvatting gesteund, zelfs voorbij gestreefd door de conclusie van het onderwijscongres van de P.v.d.A., die ook voor het kleuteronderwij - do financiële gelijkstelling als uitvloeisel van de pacifi catie wil aanvaarden. Thans staat in hot vooruitzicht, dat een wettelijke regeling, die deze gedachte zal uit werken, op 1 Januari 1953 in werking zal treden. Hiermede zal dus een stukje gemeentelijke politiek worden beëindigd. Het spreekt vanzelf, dat deze ont wikkeling de a.v. fractie tot voldoening stemt; spr. Provincie FRIESLAND. neemt aan, dat het ook voor de wethouder van Onder wijs een reden tot voldoening zal zijn. Immers, hij wilde met eenparig versnelde beweging tot de gelijk stelling komen; nu deze gelijkstelling' sneller komt dan de wethouder en het college haar meenden te kunnen uitvoeren, zal het hen niettemin bevredigen. Als t.z.t. de wethouder van Onderwijs op zijn carrière terugziet, zal hij ongetwijfeld op het dossier betref fende deze zaak schrijven: „Die Unvollendete". Overigens stemt het spr. e.s. tot voldoening, dat ook dit jaar een stap in de richting van gelijkstelling is gedaan. Mocht door tussenkomende omstandigheden de voorgestelde wettelijke regeling onverhoopt niet kunnen doorgaan of worden vertraagd, dan zullen de wethouder en de raad de zaak uiteraard weer iel* hand nemen en verder componeren aan de onvoltooi de symphonie. Ook als de meergenoemde wettelijke regeling t.z.t. in werking zal zijn getreden, zullen spr. e.s. blijven hopen op de welwillende medewerking van het college; ook dan zal er wellicht voor de ge meente t.a.v. het bijzonder kleuteronderwijs een taak overblijven. Over het subsidiebeleid zou men diepgaande be schouwingen kunnen houden. Daarbij komt uiteraard aan de orde de vraag, welke kijk men heelt op de taak van de overheid. Evenwel, in de practijk zijn de tegenstellingen op dit punt minder groot dan in de principiële beschouwing en wel om de eenvoudige reden, dat het voor subsidiëring beschikbare bedrag zeer beperkt is. Naar anti-revolutionnaire zienswijze behoren allerlei activiteiten op maatschappelijk en cultureel terrein in de eerste plaats te worden onder nomen door particulier initiatief en door particuliere instellingen. Pas wanneer gebleken is, dat particulie ren te kort komen en niet kunnen presteren wat toch noodzakelijk geacht wordt, ontstaat er een taak voor de overheid. In de laatste tijd heeft dit vraagstuk een nieuw aspect gekregen door de hoge belastingen, die de mogelijkheid voor particuliere werkzaamheden en particuliere offerzin sterk hebben ingeperkt. Daar door ontstaat eerder dan voorheen de noodzaak, dat de overheid moet optreden. Dit heeft echter een ern stige keerzijde. De overheid krijgt daardoor op allerlei terrein een zeer dominerende positie. En als er eens een overheid zon komen, bijv. een ondemocra tische, dan zou deze meteen in één slag al deze acti viteiten in haar hand hebben, zoals men met een con tactsleutel een auto tot stilstand kan brengen. (Het beeld ontleent spr. aan liet Friescli Dagblad.) Als subsidiëring noodzakelijk blijkt te zijn - eu bij de beoordeling daarvan speelt de levensbeschouwing een overwegende rol dan zal dit naar de mening van spr. e.s. in principe slechts moeten geschieden, als er een behoorlijke mate van particuliere werkzaamheid en offervaardigheid aanwezig is bij de te subsidiëren instelling. Overigens is naar hun mening de taak van de overheid t.a.v. de cultuur beperkt. De overheid kan geen cultuur scheppen of in stand houden; zij kan hoogstens stimuleren en mogelijkheden openen. En wee het volk, als de cultuur in haar verschillende schakeringen van de staat afhankelijk zou zijn. In deze opvatting staan spr. e.s. trouwens gelukkig niet alleen. Hoewel hunnerzijds bij deze begroting geen voor stel is te verwachten tot afschaffing van de kermis, willen spr. e.s. toch de verklaring afleggen, dat zij er op de gronden, in een vorig debat ontwikkeld, tegen zijn, dat de gemeente inkomsten trekt uit het verhu ren van het Wilhelminaplein als kermisterrein. Zij hopen, dat het in ieder geval binnen afzienbare tijd zover zal komen, dat op de Zondag geen kermis meer 7 wordt gehouden en zij blijven B. en W. aansporen maatregelen in die richting te nemen. De begroting sluit met een aanzienlijk tekort. Van de zijde van spr.'s fractie worden geen maatregelen aangewezen, die dit tekort zouden kunnen vermin deren, zodat zij bereid is met deze begroting in zee te gaan. Zij lieelt goede hoop, dat de middelen tot dek king van het tekort, waarover de wethouder de raad heeft ingelicht, voldoende zullen blijken. Evenwel zullen de leden van de raad zich telkens bij het vote ren van belangrijke bedragen moeten al vragen, of deze verantwoord zijn. Want wanneer men eenmaal heelt besloten tot het besteden van een belangrijk bedrag, moet men bedenken, dat dit besluit in vele volgende jaren een last op dc begroting betekent, die tot de vorming van een toekomstig tekort kan bijdragen. Lichtvaardigheid in dezen is uit den boze en ondergraaft het vertrouwen van hogere organen in de bekwaamheid van de gemeentelijke organen. Spr. besluit deze algemene beschouwingen met de v. ens, dat het de raad onder leiding van het college van B. en W. gegeven mag zijn onder Gods zegen dc gemeente onder deze begroting in vrede te bestieren. Dc heer Van der Veen zegt, dat het de gewoonte is, om in deze raad bij de begroting algemene beschou wingen te houden over de punten, die daarvoor in aanmerking komen. Dit zal er natuurlijk toe leiden, dat straks bij de postgewijze behandeling van de begroting, wanneer daar aanleiding toe is, toch weer in details op die punten wordt ingegaan. Bij de algemene beschouwingen komen steeds de zelfde problemen weer naar voren. Spr. denkt aan de kwestie van de financiële zelfstandigheid der gemeen ten, die allen hier ter harte gaat. Het is misschien ook wel goed, dat daarop elk jaar opnieuw de aandacht wordt gevestigd, maar dit heelt pas zin, als de klaag liederen tot Den Haag doordringen, omclat dc gemeen te er zelf heel weinig aan kan veranderen. Spr. e.s. hebben op het beleid van B. en W. weinig critiek. Het college heeft een zakelijke instelling t.a.v. de problemen gehad, waarmede zij zich over het al gemeen wel kunnen verenigen. Hierbij dient opge merkt, dat inderdaad ook de omstandigheden een zakelijke instelling in de hand werken; de armslag, die men heelt, is 1111 eenmaal buitengewoon gering èn financieel èn anderszins. Niet alleen legt de centrale overheid de particulieren aan vele kanten aan ban den, doch ook de gemeenten laat zij betrekkelijk wei nig ruimte over. Spr. e.s. hopen dus met de fractie voorzitters van de P.v.d.A. en van de A.R. Partij, dat de ruimte voor de gemeenten zo spoedig mogelijk groter wordt. Voor hem e.s. is het niet gemakkelijk te verteren, dat deze begroting een vrij hoog tekort heeft. Zij spreken de hoep uit, dat het zal gelukken, in de eerst komende jar en het evenwicht weer te bereiken. Het is wel duidelijk, dat dc gemeente pas dan een zelf standige politiek zal kunnen voeren, als weer een eigen belastinggebied beschikbaar is, dat aan de be hoeften kan voldoen. De toeneming van de omvang der stad en van het verkeer scheppen problemen, welke steeds dringender om een oplossing vragen. Die problemen komen regelmatig ter sprake, zodat spr. er in dit verband niet op behoeft in te gaan. Hij denkt aan de veemarkt, parkeerplaatsen, toegangswegen, de riolering, de overweg bij de Schrans, speelplaatsen voor de jeugd e.d. Spr. vraagt zich af, of het niet verstandig zou zijn, om een vrij nauwkeurig urgentieprogramma van dit soort werken op te maken, opdat men een in druk kan krijgen van wat het eerst aan de beurt is en van wat mogelijk is. Het is goed, dat de woningbouw

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1952 | | pagina 4