8 en ook de bouw van scholen zoveel mogelijk voort gang zal vinden. Spr. e.s. zijn er van overtuigd, dat dit college alles zal doen wat op dit punt gedaan kan worden. Maar aan de andere kant is het toch ook wel van belang, dat de particuliere bouw weer wat meer mogelijkheden krijgt. Zou van gemeentewege ook eens gedacht kunnen worden aan liet gereed maken van bouwterreinen, zodat de grond voor de particu liere bouw voldoende aantrekkingskracht heeft. Spr. stelt zich trouwens niet voor, dat deze bouw in de allernaaste toekomst van grote omvang zal zijn, om dat de praetische mogelijkheden op dat punt nu een maal betrekkelijk gering zijn. Het is nodig, dat men zuinig wordt met de grond en in de hoogte gaat bouwen. In deze mening stemmen spr. c.s. dus ook overeen met B. en W. In de laatste uitbreidingsplannen heeft men gezien, dat daarbij juist ook de hoogbouw wordt voorgesteld. Het is te betreuren, dat de gemeente nog steeds is belast met de moeilijkheden, die voortvloeien uit de Woonruim- tewet. Spr. heeft echter de indruk, dat liet college zich het afgelopen jaar wel met de nodige behoedzaam heid en het nodige beleid door deze moeilijkheden heeft heengeslagen. Hij heeft daar waardering voor. He toeneming van de werkloosheid stemt tot be zorgdheid. Het is zaak, dat ook van gemeentewege wordt gezorgd voor objecten, welke geschikt zijn voor verhoging van de productiviteit. Men doet goed, bij het uitvoeren van dergelijke werken met behulp van werklozen of B.U.W.-arbeiders vooral ook op het rendement van het werk te letten. Ue uitvoering dient zo goedkoop mogelijk te zijn, zelfs al zou dit iets minder arbeidskrachten vragen. Hoe voordeliger men n.l. liet werk uitvoert, hoe groter de kans is om de productiviteit te verhogen, hoe groter de kans ook, dat er vooruitgang komt en dat er werk zal zijn voor degenen, die nu hun werk missen. Hcor tijdelijk de nood op te heffen, maakt men deze kansen voor de toekomst geringer. Het is zaak, dat overal waar de productiviteit kan worden opgevoerd, dit ook inder daad gebeurt, om op deze manier de werkgelegenheid te stimuleren. Spr. is er van overtuigd, dat liet werk van B. en W. in dezen maar zeer gedeeltelijk van invloed kan zijn. Getracht moet worden industrie naar Leeuwarden toe te trekken en het de industrie, die er al is, zo gemakkelijk mogelijk te maken door bijv. geschikte industrieterreinen in gereedheid te hebben, door de toegangswegen, het vervoer, de aansluitingen enz. zo goed mogelijk in orde te maken. Het verkeer en de handel moeten zo weinig mogelijk belemmeringen in de weg worden gelegd. Spr. meent, dat elke handel, of die nu op de markt, de straat of in de winkel wordt uitgeoefend, voor Leeuwarden van evenveel belang is. Ook de bevordering van het vreemdelingenverkeer moet worden gestimuleerd. Spr. vreest, dat men op den duur zelfs op vrij korte termijn niet zal kunnen ontkomen aan het verlagen van de levensstandaard, voor zover zich dat al niet heeft aangekondigd en in feite al gedeeltelijk gebeurd is. Dit geeft hem c.s. aanleiding er op aan te dringen, dat overal waar dat mogelijk is, wordt be zuinigd, wat trouwens bij de huidige financiële situa tie onvermijdelijk is. Ook het administratieve appa raat zal dus op de meest efficiënte manier moeten worden gebruikt en daar waar plaats is en het met voordeel kan geschieden, zal van mechanische hulp middelen gebruik moeten worden gemaakt. Spr. meent, dat het college ook aan deze kant van de zaak zijn volle aandacht moet schenken. Hij hoopt, dat men op die wijze met minder kosten groter rendement verkrijgt. Spr. wil in dit verband ook enkele woorden wijden aan de uitvoering van werken in eigen beheer. Hij is er van overtuigd, dat dit in betrekkelijk weinig ge vallen voordeel oplevert. Hij zou het zo willen zien, dat het alleen gebeurt, wanneer het pertinent zeker is, dat het werk door de gemeentelijke dienst zelf voordeliger kan worden uitgevoerd, maar in andere gevallen zou hij het liever aan particulieren ove la ten, zelfs wanneer het evengoed door de gemeente zelf zou kunnen worden gedaan of met weinig voor deel. Het stemt spr. tot voldoening, dat men in de cultu rele sector nog bezigheid heeft en dat de gemeente daar niet het risico draagt, dat aan uitvoering van andere werken verbonden is. He taak, die de gemeente heeft, moet ze niet verder uitbreiden dan nodig is. He taak, die de centrale overheid heeft, mag niet ten koste van de gemeente worden uitgebreid. Er is door de heren Vellenga en Van der Schaaf gesproken over het afleggen van verantwoording door de Voorzitter aan de raad i.z. het politiebeleid. Spr. sluit zich in dat opzicht geheel aan bij wat de heer Van der Schaaf heeft gezegd. Men mag twisten over de juridische, de staatsrechtelijke gronden, maar men kan toch niet ontkomen aan de praetische wen selijkheid, dat de burgemeester de raad zoveel moge lijk antwoord geeft op de vragen, die het politiebeleid betreffen. Het besturen van de gemeente wordt steeds moei lijker. O'mdat er met weinig middelen geprobeerd moet worden grote kwalen te bestrijden, is het zaak de belangstelling van de burgerij zoveel mogelijk warm te houden en op te wekken en de burgers zelf te doen deelnemen aan het besturen van de gemeen schap, waar ze deel van uitmaken. Spr. noemt een geval, dat men hier uit het jongste verleden kent. Hij betreurt het, dat het verzoek van het vrouwen comité „Tot Opbouw" om advies te mogen uitbrengen over de woningbouwplannen, niet ingewilligd is. Het lijkt hem geschikt de burgerij, die toch ook een zekere verantwoordelijkheid heeft in die soort dingen, te laten medewerken. Wanneer er inderdaad een verla ging van de levensstandaard zal komen en er maat regelen achterwege moeten worden gelaten, die liet gemeentebestuur graag zou willen nemen, wordt dit gemakkelijker verdragen door de burgerij, als ze er zelf direct bij betrokken is. Spr. vraagt zich af, of het mogelijk zal zijn, bijv. een commissie in te stellen, waaraan de burgers alle mogelijke verzoekschriften zouden kunnen richten; zo'n commissie zou misschien ook contacten kunnen leggen tussen bestuur en bestuurden, waardoor de verhouding plezieriger en het werken gemakkelijker zou worden. Spr. meent het, wat de algemene beschouwingen betreft, hierbij te kunnen laten. He heer Kamstra herinnert er aan, dat, toen de raad de begroting voor 1951 werd aangeboden, bleek, dat deze met grote moeite sluitende was gemaakt. Een aanvankelijk tekort van ƒ600.000,was wegge werkt; resultaat: een begroting met een „Onvoor zien" van 32.000,en een hoopvolle verwachting, dat een bijzondere rijksbijdrage van 80.000,zou kunnen worden verkregen. Het beeld was niet erg optimistisch en B. en W. moesten dan ook de raad in verband daarmede mededelen, dat voor grote werken geen gelden konden worden uitgetrokken. Hat was een teleurstelling, omdat er voor Leeuwarden nog zoveel belangrijke werken op uitvoering wachtten, ondanks het feit, dat het jaar te voren plannen daar toe de goedkeuring van de raad hadden verkregen. Provincie FRIESLAND. Enkele daarvan zijn in het afgelopen jaar gereed ge komen of er is een begin gemaakt met de uitvoering. Voor de bewoners en de gebruikers van de Hokkumer- trekweg was de 5e September 1951 een belangrijke en gelukkige dag; toen waren deze weg en Camstraburen gereed gekomen. Jarenlang was op de onhoudbare toestand, die daar bestond, gewezen en eindelijk was daar verandering in gebracht; geen lapwerk, maar een grondige verbetering. Een ander groot werk is de verbetering van de Beurs, welke, hoewel zij reeds officieel is geopend, zo zoetjesaan in haar eindphase komt. Hit belangrijke handelscentrum heeft nu toch wel de vorm gekregen, welke het behoeft. Bij de behandeling van de vorige begroting hebben B. en W. medegedeeld, dat, zo enigszins mogelijk, de oplossing van het verkeersprobleem bij Amicitia ter hand zou worden genomen en deze belofte is ingelost. Voor zover dit werk nu is gevorderd, is er inderdaad al verbetering tot stand gebracht. Die zal echter nog meer tot uiting komen, als dit object in zijn geheel gereed zal zijn. Nu spr. het toch over dit werk heeft, wil hij opmerken, dal het volgens zijn persoonlijke mening geen gelukkige vinding is geweest liet pad achter liet monument van Waling Hijkstra ook als fietspad te laten gebruiken. Volgens de mem. v. a. is ook dcor andere leden in de secties de noodzakelijk heid van een veilig voetpad aangevoeld. Het moderne verkeer laat voor de voetgangers geen plaats meer over en op dergelijke binnenpaadjes worden ze ook eigenlijk niet meer geduld. Onder de wielrijders zijn er zeer velen, die de voorzichtigheid uit liet oog ver liezen, zodat de voetganger stijl' langs de kant moet lopen en steeds beducht moet zijn voor eigen lijfs behoud. Zelf heelt spr. gezien, dat twee naast elkaar rijdenden tegen een kinderwagen botsten. Wanneer het werk op dit kruispunt gereed zal zijn gekomen, geve men dit pad weer terug aan de voetgangers. Spr. weet, dat uit de raad het verzoek is gekomen, het voor fietsers open te stellen en dat men B. en W. dus in deze richting heeft gestuwd, maar hij meent, dat, in het belang van de veiligheid, op deze gedachte moet worden teruggekomen. Ook nog op andere wijze is het college een belofte nagekomen, n.l. ten aanzien van de instelling van de medezeggenschapscommissies. Baarover wil spr. zijn grote verheugenis uiten. He medezeggenschap is een oud verlangen van de vakbeweging en naar zijn mening een waarborg voor een betere verhouding tussen leiding en personeel, die ongetwijfeld aan de dienst of het bedrijf ten goede zal komen. Wat spr. minder heeft bevredigd, is, dat in Wijt- gaard nog niets, helemaal niets is gebeurd om de daar bestaande, niet bevredigende, toestanden te ver beteren. Het antwoord van B. en W. op de verleden jaar gestelde vragen gaf enige hoop en thans zeggen zij in de mem.v.a., dat een plan tot verbetering zo juist is gereed gekomen. Spr. hoopt, dat het niet te lang zal duren, eer de raad een voorstel tot verbete ring zal worden aangeboden. Het woningvraagstuk is een onderwerp, waarover heel veel zou zijn te zeggen, maar iets nieuws daar over te vertellen, is moeilijker, omdat elk raadslid op de hoogte is van het probleem en niets liever zou willen dan dat hij een oplossing van deze grote moei lijkheid aan de hand zou kunnen doen. Men behoeft er niet van verdacht te worden zich het lot van zovele mensen niet aan te trekken, als men het niet nodig vindt elke keer deze moeilijkheden uiteen te rafelen en in den brede te bespreken. Het is niet het monopo lie van één partij daarop te wijzen en zich op te wer pen als de paladijnen van de geslagen massa; elk lid gevoelt die plicht en wil meewerken aan de oplossing van het probleem, niet het minst wil ook het college van B. en W. dit. Spr. acht het zijn plicht B. en W. de eer te geven, die hun toekomt. Toen bekend werd, dat de Minister van Wederopbouw geen goedkeuring meer wilde verlenen aan de uitvoering van bouw plannen voor de bouw van woningwetwoningen, zo lang hem niet was gebleken, dat de gemeente die uit voering door middel van een vaste lening kon finan cieren, hebben B. en W. getoond, dat het hun ernst was met hun zorg voor de woningzoekenden en is een plan klaar gemaakt voor de z.g. burgerzin-lening. He burgerij van Leeuwarden heeft begrepen wat van haar werd verlangd; de lening is geslaagd en Leeu warden mag bouwen. Wat een ander onderdeel van hun beleid betreft, is er wel eens twijfel uitgesproken, of het college wel op de juiste wijze reclame wist te maken. Hat kan t.a.v. deze lening niet worden gezegd, want de reclame was zó doeltreffend, dat een gerouti neerd reclame-expert er jaloers op moest worden. Jn verband met het woningprobleem mag spr. er misschien even op wijzen, dat het z.i. een gelukkige zet is geweest de portefeuille van Sociale Zaken te splitsen en een aparte portefeuille Volkshuisvesting te creëren. Voor één afdeling was liier te veel werk, terwijl het college met de heer Wiersma een man in zijn midden kreeg, die, wat het woningprobleem be treft, geen examen meer behoefde af te leggen. He heer Beeksma. kan zich nu meer geven aan het andere, vele werk, dat Sociale Zaken aanbelangt. Financiën en Openbare Werken zijn nu in handen van de heer Geerts. Het is te hopen, dat het hem niet te zwaar zal vallen; men weet echter, dat deze wet houder wel wat aan kan. Hij heeft nu al met drie van de vier portefeuilles kennis gemaakt. Over de huurprijs heeft spr. toch nog wel enige zorg. Hoor de bepaling van de minister i.z. verhoging van de rentevoet tot 4 procent moeten de huren van de woningen zo hoog worden, dat spr. vreest, dat er heel veel mensen zullen zijn, die deze huren niet meer kunnen betalen. Een oplossing van dat probleem is niet gemakkelijk te geven, doch hij wil het wel in de bijzondere aandacht van het college aanbevelen. Mis schien is hier toch nog wat aan te doen, ofschoon spr. moet toegeven, dat hij, hoe klaar hij de moeilijkheden van deze mensen cok ziet, de oplossing niet kan geven. He begroting voor 1952 is niet sluitend gemaakt kunnen worden. Er is een tekort van ƒ661.210,Nu is dit o]) zichzelf niet zo verontrustend; het zal gedekt kunnen worden uit de algemene reserve. In de finan ciële verhouding tussen rijk en gemeenten is nog niet veel verandering gekomen. Verschillende sprekers hebben daar al op gewezen en er moet blijvend op herziening gehamerd worden. Spr. c.s. vertrouwen, dat het niet uit hoofde van het stemvolume is, dat men Hen Haag zal bereiken, maar dat de regering op andere wijze van dit verlangen kennis neemt. Er is hier verleden jaar geklaagd over het ontbreken van een eigen belastinggebied. Er is heel weinig hoop, dat daar vooralsnog in zal worden voorzien. Minister Lieftinck heeft in de Eerste Kamer gezegd, dat de gemeentelijke autonomie z.i. niet uitsluitend verbonden mag worden aan de gedachte aan een eigen belastinggebied. Hat klinkt niet erg hoopvol en toch is een hoger inkomstencijfer nodig, omdat de bemoei ingen van de gemeente steeds groter worden. Een hogere bijdrage voor 1952 van 90.935,— geeft daar voor geen compensatie. Men treft op deze begroting b.v. een post aan voor de burgerlijke verdediging tot een bedrag van 75.500,een van 4.350,voor de ontwikkeling en ontspanning van werklozen en een

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1952 | | pagina 5