T 1
12
voor, dat het eigenlijk niet. meer dan een storm in
een glas water was.
De heer Geerts (weth.) zegt, dat inderdaad bij deze
besprekingen te veel de nadruk is gelegd op het
a-sociale. Zoals hij zojuist al heeft gezegd, is het niet
de bedoeling een hele straat in te richten voor a-soci
alen. Er kunnen in die krotten inderdaad a-socialen
wonen, maar ook heel behoorlijke gezinnen. Het gaat
B. en W. dan ook alleen om plaatsing van mensen,
die thans in krotten wonen, welke noodzakelijk op
geruimd moeten worden.
De bedoeling is, dat zij, die, na een tijdje hier onder
gebracht te zijn, de wens te kennen geven ergens
anders te wonen, daartoe de kans zullen krijgen, als
gebleken is (door veelvuldig bezoek en onderzoek
van de woninginspectrice), dat zij er geschikt voor
zijn.
De heer D; Witte veen heeft gevraagd, of er ook ter
zake informaties in andere plaatsen zijn ingewonnen.
B. en W. hebben dat inderdaad gedaan. In Utrecht
is na de oorlog een bepaalde groep huizen gebouwd,
wèl speciaal voor a-sociale gezinnen en daar zijn de
ervaringen, zoals men spr. heeft verteld hij is er
niet persoonlijk geweest uitstekend. In Amsterdam
had men aanvankelijk de bedoeling de betreffende
gezinnen niet in één buurt te plaatsen, maar dit is
een volslagen mislukking geworden en men is er toe
overgegaan, deze mensen toch nog weer bij elkaar te
brengen. Leeuwarden heeft eigen ervaring, zegt de
heer Witteveen, maar spr. meent, dat Werkmanslust,
Blekerstraat, Houtstraat enz. er toch 11a de ontrui
ming van de Weerklank in het algemeen niet op
vooruit zijn gegaan.
De Voorzitter stelt voor de beraadslagingen te
sluiten.
De raad gaat hiermede accoord.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Puilt 30 (bijl. no. 97).
De heer Rengelink vraagt met betrekking tot de
commissie, genoemd in art. 16 van deze verordening,
het volgende.
Wanneer B. en W. een beslissing hebben genomen,
kan een commissie worden ingesteld 0111 belangheb
bende te horen, wanneer deze het met die beslissing
van B. en W. niet eens is. Het heeft spr. in de eerste
plaats gefrappeerd, dat deze commissie op verzoek
van belanghebbende wordt ingesteld door B. en W.,
het college, dat een van de partijen is in het geding,
waarom het in dit geval gaat. Op de samenstelling
van deze commissie echter heeft de belanghebbende
in het geheel geen invloed. In de tweede plaats hebben
B. en W. het recht 0111 dat advies van de commissie
zonder meer naast zich neer te leggen en een beslis
sing te nemen of te handhaven, die afwijkt van het
door de commissie uitgebrachte advies. Spr. weet
niet, of het in de bedoeling heeft gelegen 0111 door
middel van dit artikel recht te doen aan de bezwaren,
die door belanghebbende naar voren zijn gebracht;
zo ja, dan legt spr. B. en W. zijn vraag voor, of het
college van mening is, dat door dit artikel het rechts
gevoel van degene, die zich onbillijk bejegend acht,
wel wordt bevredigd. In de derde plaats zou spr.,
wanneer dit artikel ongewijzigd gehandhaafd za!
blijven, de vraag willen stellen, of het college zich
reeds een oordeel heeft gevormd omtrent de samen
stelling dezer commissie van drie. Ligt het bijv. in
de bedoeling, ook de vakbeweging er een vertegen
woordiging in te geven of heeft men een bepaalde
andere opvatting! Spr. zou, indien mogelijk, gaarne
over een en ander worden ingelicht.
De heer Beeksma (weth.) zegt, dat liet betreffende
artikel is overgenomen uit de oude verordening en
dat er nooit moeilijkheden over zijn gerezen. Een
commissie, als bedoeld, is nog nooit nodig geweest
B. en W. hebben bij de stukken ook de brief van de
Unie van Overheidspersoneel overgelegd, waarin deze
het volgende zegt: „Indien Uw gemeentebestuur be
sluit, dat bedoelde uitkeringsverordening in Uw ge
meente zal worden toegepast, kan Uwerzijds worden
aangenomen, dat het overleg in de personeelsorgani
saties, samenwerkende in onze Unie, heeft plaatsge
vonden." De organisaties van overheidspersoneel
gaan dus ook accoord met de inhoud van deze ver
ordening. Het is daarom, dat het college geen be
hoefte heeft gehad aan een andere redactie dan de
thans voer gestelde.
Spr. kan de lieer Rengelink, die vroeg, of B. en AY.
van mening zijn, dat het rechtsgevoel op deze ma
nier wel voldoende bevredigd zou worden, mededelen,
dat het college zich daarover nog niet heeft beraden;
de vraag komt 1111 tot B. en W. en zij kunnen daar
over nog geen oordeel uitspreken. Naar spr.'s mening
zal in een commissie, als hier bedoeld, ook een ver
tegenwoordiger van belanghebbende moeten worden
opgenomen. Hij gelooft niet, dat dit nu direct moet
worden toegezegd. Het zou een wijziging van do ver
ordening betekeuen, die echter eerst in de commissie
voor het G.O'. zou moeten worden besproken. Dan
zou deze verordening evenwel niet op tijd, clwjfc
1 Juli a.s., in werking kunnen treden. B. en W moe
ten deze wijziging dus wel ontraden. Het is him niet
bekend, dat bij de Unie van Overheidspersoneel ol
bij een der aangesloten organisaties inlichtingen
hieromtrent zijn ingewonnen of dat men daar deze
zaak nog eens nader in overweging zal nemen.
Het wil spr. voorkomen, dat de raad op het ogen
blik niet anders kan doen dan de verordening, zoals
ze hier ligt, aannemen en afwachten, of t.z.t. een
voorstel tot wijziging zal worden ingediend.
De heer Rengelink vindt op een enkel punt de be
antwoording niet geheel of helemaal niet bevredi
gend. Dat de plaatselijke unie met deze verordening
accoord gaat, is op zichzelf nog geen reden om de
zaak niet in de raad aan de orde te stellen en daar
over opmerkingen te maken. Wat dat betreft, heeft
de raad een volmaakt eigen bevoegdheid en eig<?"
verantwoordelijkheid, al geeft spr. toe, dat, als n
overeenstemming in de organisaties is, dit voor d'
raad wel een bepaalde aanwijzing kan zijn. Wanneer
de wethouder kan toezeggen hij heeft zich zojuist
een beetje in de ruimte gehouden dat. in de de-
betreffende commissie een vertegenwoordiger van w
vakbeweging zal worden opgenomen, bestaat er :l
thans van spr.'s kant geen behoefte om op wijzig11"-
van de verordening aan te dringen. Maar op ziclizd
is het natuurlijk een enigszins zonderlinge situatie-
Provincie FRIESLAND.
da de raadsleden hun stem moeten uitbrengen over*
ee; bepaalde verordening, waaromtrent nog nadere
ri< lijnen moeten verschijnen. Het zou beter zijn ge-
wc dat het voorstel tegelijk met de richtlijnen
aai de orde was gesteld.
■Kngmaals zon spr. er op willen aandringen, dat
althans een toezegging werd gedaan in de geest als
door hem zo juist gevraagd.
be heer W. M. de Jong is liet natuurlijk met de
heer Rengelink eens, dat een goede rechtsbedeling
voor de werknemers in het algemeen en ook voor de
ambtenaren in het bijzonder een groet goed is. Maar
hij zou toch ook nog wel vertrouwen in het college
van B. en W. willen hebben. Hij is er van overtuigd,
dal, 1111 liet deze verordening voorstelt, het met de
bedoelde commissie wel los zal lopen. (Do lieer
Rengelink: Onder dit college, naar de verordening
wordt voor langere tijd vastgesteld!)
Spr. meent, dat men hier voorzichtig moet zijn, op
dat de zaak straks niet onduidelijk wordt. De Ambte
narenwet is immers ook van toepassing. Hierin is de
13
algemeen verbindende procedure neergelegd, waarbij
het ambtenarengerecht, een soort scheidsgerecht, en
de raad van beroep in actie kunnen komen.
Spr. is buitengewoon gerust over dit geval. Willen
B. en W. het door de heer Rengelink gevraagde toe
zeggen, dan vindt hij het uitstekend, maar doen zij
het niet, dan is het hem ook best.
De heer Beeksma (weth.) zegt, dat niet, zoals de
lieer Rengelink meent, van de plaatselijke, maar van
de landelijke unie van overheidspersoneel de brief is
ingekomen, die bij de stukken lag.
Overigens kan spr. kort zijn. B. en W. willen wel
toezeggen, dat, wanneer een commissie, als bedoeld,
nodig zal zijn, daarin ook een vertegenwoordiger van
de vakbeweging zal worden opgenomen.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
De Voorzitter deelt mede, in besloten zitting een
bepaald punt met de raad te willen bespreken.
Hierna sluit de Voorzitter de openbare vergadering.