IIT
f/
Provincie FRIESLAND.
niet zijn bedoeling om op deze avond reeds een dis
cussie uit te lokken over dit probleem met al zijn
aspecten. Maar liet komt hem wel wenselijk voor om
bij de behandeling van de begroting 1953 deze zaak
eens van alle kanten te bezien. Hier dreigt immers
het gevaar, dat zij, die daaraan het meeste behoefte
hebben, van de woningwetbouw het minste zouden
profiteren. E11 anderzijds, dat de gemeente en de
woningbouwverenigingen en -stichtingen voorname
lijk huurders naar eigen keuze zouden gaan huis
vesten en dat particulieren noodgedwongen de huur
ders krijgen, die zij wellicht juist niet zouden kiezen,
terwijl hun huis in vele gevallen ook niet voor de
verhuur bestemd is.
Spr. zou het op prijs stellen, als het college de raad
reeds in de Aanbiedingsbrief van de begroting zou
kunnen inlichten in hoeverre de bewoners van onbe
woonbaar verklaarde woningen in woningwet
woningen, met name in die van de gemeente, konden
worden ondergebracht en in hoeverre zij in andere
woningen terecht zijn gekomen en voorts welke per
spectieven het college hier voor de toekomst ziet.
Voor vanavond heeft spr. deze vraag: kan het
college mededelen, hoe het komt, dat van de bouw
van de 40 woningen aan de Tijnjedijk nog" zo weinig
terecht is gekomen? Heeds in Juni heeft de raad tot
deze bouw besloten en er is dringend behoefte aan
deze woningen.
De lieer J. K. Dijkstra (weth.) zal graag in het kort
antwoorden op wat de heer De Jong heelt opgemerkt,
voor zover deze daarbij niet buiten de orde was.
Het college is het natuurlijk volkomen met hem
eens, dat de maatregel van onbewoonbaarverklaring
op zichzelf niet voldoende is. Dat spreekt vanzelf.
Als men echter iets tot stand brengen wil, is het begin
van de werkzaamheden, die daartoe strekken, op zich
zelf altijd onvoldoende. Na het begin moet een ver
volg komen; het begin het woord zegt het zelf al
is op zichzelf niet suffisant.
De heer De Jong heeft opgemerkt, dat de achter
stand niet is ingehaald. B. en W. beseffen dat ook
levendig, maar de consequentie daarvan kan toch
onmogelijk zijn, dat de raad ophoudt met het onbe
woonbaar verklaren van woningen, die ten enenmale
onbewoonbaar zijn. Spr. denkt niet, dat de heer De
Jong die consequentie voor zijn rekening zou durven
nemen. De practijk leert hier in Leeuwarden, dat de
opschuiving van de mensen, die in onbewoonbaar
verklaarde huizen wonen, niet geheel naar wens gaat,
maar door ontruiming der slechte woningen heeft
er toch in elk geval al een opschuiving plaats in de
gewenste richting, al gaat deze dan niet in een tempo,
dat 13. en W. zouden verkiezen. Dat de te hoge huur
prijzen een vluggere opschuiving in de weg staan,
is het college natuurlijk ook bekend, maar het ziet
geen middelen, om daarin verandering te brengen,
gebonden als het is aan normen en voorschriften,
die niet door het gemeentebestuur worden vastgesteld.
Dat een deel van de bewoners van dit soort woningen
behoort tot de sociaal niet volledig aangepasten, is
natuurlijk geen toeval, maar het zou verkeerd zijn,
als de heer De Jong de conclusie zou trekken, dat de
gemeente niet steeds zou trachten een deel van de
betrokken bewoners, evenredig aan dat deel, dat in
huizen van particulieren terecht komt, te plaatsen in
gemeentewoningen. Daarmede in verband staat juist
het voorstel, dat enige tijd geleden hier is inge
diend en dat de strekking had om te komen tot het
bouwen van 40 speciale woningen. Dat voorstel kan
men niet los zien van het vraagstuk, dat de heer De
Jong hier thans aangesneden heeft.
Wat zijn vraag om inlichtingen over de stand van
zaken met betrekking tot deze 40 woningen bet ft,
kan spr. mededelen, dat er tegen de door de raad g al-
gekeurde en toen naar hogere instanties verzon en
plannen bezwaren bestaan van bepaalde aard. en
het college die bezwaren bekend werden, is er op eer
korte termijn een bespreking geweest met de pr< in-
ciale dienst van de Wederopbouw, welke er toe 'leeft
geleid, dat deze instantie verklaard heelt accooi te
zullen gaan met de plannen, indien de gemeente; be
reid zou zijn, enkele veranderingen in het woningtype
aan te brengen, die de strekking hebben het gehele
geval iets goedkoper te maken, maar anderzijds ïici
de bewoonbaarheid van de woningen zullen vermin
deren. Op het ogenblik dit moet men niet al te
letterlijk nemen is de heer Zuidema bezig nu de
wijziging van het plan, waarbij hij dus rekening
houdt met de zeer pertinente verlangens, die te. dien
aanzien bij Wederopbouw bestaan.
De Voorzitter moet de heer De Jong, die vroe of
in de aanbiedingsbrief over de door hem aangesn den
materie mededelingen zouden kunnen worden gedaan,
teleurstellen, omdat de aanbiedingsbrief bij de lik
ker is; er kunnen dus op het ogenblik geen aarvnl-
lingen meer op gegeven worden. Als de heer De long
hierover bij de begroting spreken wil, zal het mog"lijk
zijn, dat hij dit punt in zijn sectievergadering aan
snijdt. Dan kan het in het sectierapport komen en kan
hierop eventueel in de mem.v a. van de kant va hei
college nader teruggekomen worden.
De heer W. M. cle Jong zegt de wethouder dank
voor de inlichtingen, die hij over de bouw van cle
40 woningen aan de Tijnjedijk verstrekt heeft.
Spr. heelt de gelegenheid willen aangrijpen m le
verklaren, dat hij het op prijs stellen zou, dat over
deze materie al reeds iets in de aanbiedingsbrie zou
worden gezegd. Maar nu dit niet meer mogelijk k
zal de zaak natuurlijk van de kant van spr. c.s. hij de
begroting ter sprake kunnen worden gebracht.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punten 11 t/m 16 (bijl. nos. 232, 241. 242, 237. 210 en
248).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Punt 17 (bijl. no. 238).
De hear Van der Meer soe, hoewol syn fraksje it
mei dit ütstel wol iens is, wol in opmerking m itsje
en in Iraeeli dwaeu wolle, as hy alteast net buten (if
oarder is, oer de boarterstunen yn it algemien n
stêd. Der binne natuerlik mear as dizze. Spr. link'
dêrby oan de boarterstün Etter de Hoven. tizze
wurdt fiersten to lyts. Ek yn dy omkriten koiume
folie mear minsken to wen jen. Binne der ek phmiieii
om dy boarterstün greater to meitsjen ot yn elk gela'
om der mear gelegenheit to jaen foar boartsjen
De heer Beuving zou zijn waardering willen uit
spreken voor de plannen van het college om aan de
speeltuinen in onze stad twee terreinen toe te voegen
en zodanig in orde te laten maken, dat ze als pracht-
terreinen aan de verenigingen kunnen worden over
gegeven. Als echter wordt medegedeeld, dat dcz£
objecten krachtens de sociale werkvoorzieningsrege
ling zullen worden uitgevoerd, wordt de vreugde wat
bekoeld. Hier zal men mensen, die minder geschikt
zijn voor grondarbeid, te werk stellen tegen eon be
loning, die ver onder de beloning volgens de D.U." -
regeling ligt. Deze arbeiders zullen zich door hun
ongeschooldheid lichamelijk meer moeten inspannen
dan degenen, die aan dit werk gewend zijn en dat
tegen een loon de feiten liggen er dat spot met
ieder begrip van het noodzakelijke. Hier ligt produc
tief werk voor de gemeenschap, dat ook als zodanig
beloond zal moeten worden. Men kan aanvoeren, dat
dit werk volgens rijksregeling moet worden uitge
voerd en dat de gemeente niet competent is anders
te beslissen. Door verstrekking van vergoeding voor
kleding en gereedschap evenwel of van een toeslag
kunnen deze lonen worden aangepast aan de nood
zakelijke uitgaven van de gezinnen van deze werkers.
Als het college de toezegging doet, in deze te willen
medewerken, kan spr. met dit voorstel meegaan.
De hear J. K. Dijkstra (weth.) is bliid, dat it de
hear Van der Meer wol oanstiet, dat it kolleezje mei
dit ütstel kommen is; hy ynformearre, hoe't yn dit
stik tan saken it lan dêr Etter de Hoven hinne leit.
It is sjesa gelegen: de romte fan de boarterstün is
fiersten to krap. Soe dizze greater wurde moatte, dan
soe de keatsklub, dy't dêr njonken in plak luit, it
bilije moatte. Spr. leaut, dat de keatsforiening „It
Plein" it kampke lan net yn eigendom hat, mar it
hiert. Nou liket it sa to wêzen spr. sil it hoeden
sizze dat de eigner by B. en W. de drompel net
plat rint mei oanbiedings. Der wurdt war dien om
dêr ta in ütdragen sack to kommen mei de bidoeling,
as de keatsklub meiwurket, mear romte to jaen oan
de boarterstün. Men hat tige de meiwurking tan it
kolleezje. It kin wol wêze, dat 13. en W. der mei in
pear wiken wol mear fan sizze kinne.
De heer Beeksina (weth.) zal de heer Beuving ant
woorden. Degenen, die dit werk zullen doen, zijn
mensen, die anders niet best meer aan de slag kunnen
komen en aangewezen zijn op steun. Wanneer ze
onder deze regeling worden te werk gesteld, is dat
voor hen beter dan gesteund te worden, in de eerste
plaats al, omdat ze dan nuttig werk verrichten en
bovendien is de beloning iets hoger dan het steun
bedrag. De gemeente zorgt voor liet gereedschap en
wanneer hun kleding in dusdanige staat zou zijn,
dat dit zou verhinderen, dat ze deze werkzaamheden
uitvoerden, zou ze ook voor andere kleding zorgen.
Nu vraagt de heer Beuving, of een toeslag op de
beloning kan worden gegeven. Een toezegging in deze
zin kunnen B. en W. niet doen, omdat het inderdaad
is, zoals de heer Beuving zegt, n.l., dat men hier ge
bonden is aan de rijksregeling, waar de gemeente niet
boven kan gaan.
De heer Beuving bevredigt het antwoord van de
wethouder niet geheel. Spr. is het volkomen met hem
eens, als hij zegt, dat liet voor de mensen, die werk
loos zijn, beter is te werken dan in de steun te lopen,
maar daar staat naast, dat deze mensen, die worden
te werk gesteld, het recht hebben, maar dan ook vol
ledig. op een menswaardig loon. Wanneer de wet
houder antwoordt, dat het locn, dat wordt uitbetaald,
toch nog ligt boven de steunuitkering, dan neemt
spr. dat aan, maar daar voegt hij aan toe, dat de
steunnormen over het algemeen veel te laag zijn. Hij
noemt het voorbeeld van een arbeider, die te werk
gesteld was op de Froskepolle deze zomer. Dat werk
werd ook onder dezelfde regeling uitgevoerd. Op het
loonzakje van de door hem bedoelde arbeider, vader
van vier kinderen, stond als loon over een volle week
vermeld f 38,40 met een toeslag van f 1,20, tezamen
f39,60. Spr. zou hier de vraag willen stellen, of een
dergelijk loon, gezien het hoge levenspeil van van
daag de dag en de toch productieve waarde van der
gelijk grondwerk, niet te laag is.
De heer Beeksma (weth.) is het met de heer Beuving
eens, dat deze loonbedragen aan de lage kant zijn.
Bij het loon, door de heer Beuving genoemd, komt
natuurlijk nog de kindertoeslag, wat aan het basis-
loon overigens niets afdoet. Het is echter in het voor
deel van de mensen die onder de desbetreffende rege
ling werken, dat ze onder de sociale bepalingen val
len, die anders niet op lien van toepassing zouden
zijn. Het werk aan de Froskepolle zou intussen niet
gedaan zijn, als het niet op deze manier was gebeurd.
Men kan het er over eens zijn, dat dit werk voorziet
in een behoefte en dat het nuttig werk is. De ge
meente is echter gebonden aan de bepalingen, waar
van zij gemaakt heeft wat ze er van kon maken,
maar waarin zij op het ogenblik geen verbetering
kan brengen.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 18 (byl. no. 239).
De heer Pols zegt, dat het wel voldoende bekend is,
hoe zijn fractie denkt over het vraagstuk der in
dustrialisatie. Zij blijft het van zeer groot belang
vinden, ook in verband met de noodzakelijke werk
verruiming. Zij acht het dan ook zeer juist, dat de
gemeente op verantwoorde wijze aan objecten als de
onderhavige medewerkt, dit in tegenstelling tot de
uitlatingen van de redactie van het maandblad der
Leeuwarder Gemeenschap, die spr. wel zeer onge
lukkig vindt.
Spr. acht het wel op zijn plaats, dat de gemeente
hier iets doet, maar bij hem komt de vraag op, of dit
voorstel wel geheel zakelijk verantwoord is. De ge
gevens ontbreken om die vraag te kunnen beant
woorden.
De gemeente gaat f 13.000,in dit object inves
teren, maar Avat staat hier tegenover? Was hier niet
een zekere binding mogelijk geweest tussen het be
drijf en de gemeente? Zou dit bedrijf jaarlijks niet
iets kunnen bijdragen in de kapitaalslasten? Want
welke garantie heelt de gemeente, dat dit bedrijf hier
blijlt? Het zou in de toekomst verplaatst kunnen
worden en het gebeurt ook nog wel eens al wil spr.
dit niet hopen dat zulke bedrijven de lucht in
vliegen.
Ten slotte vraagt spr., aan hoeveel arbeiders deze
uitbreiding werk zal verschaffen.
De hear Van der Meer lies yn it ütstel dizze sin:
„De aan te leggen weg is gedacht als tijdelijk, maar
biedt het voordeel, dat tal van werkzaamheden te
zijner tijd bij het maken van de definitieve weg, zoals
deze ter plaatse is geprojecteerd, benut kunnen wor
den." Hoe sit it nou mei it tydlik karakter fan dizze
earste wei en lnvat is men letter fan plan? Spr. hat
it ütwreidingsplan net presiis yn 'e holle, mar de wei
skynt avoI op papier to stean.
De heer J. K. Dijkstra (weth.) zegt, dat de aandacht,
die de heer Pols aan dit voorstel besteedde, deze er
toe bracht te vragen, of het, van de kant van de ge
meente bekeken, Avel helemaal verantAvoord is, Avat
hier Avordt voorgesteld. Spr. meent, dat met betrek
king tot Avat de gemeente voor de industrie doet, Avel
eens andere klanken zijn gehoord! (De heer Pols pro
testeert.) Als de heer Pols goed had geluisterd, dan
had hij geweten, dat spr. niet gezegd heeft, dat die
klanken uit de mond a7an de heer Pols zijn gekomen.
Of dat overigens waar is of niet, gelieA^e de heer Pols