5 worden gegeven, want dan weet men, waar men aan toe is. Spr. zou speciaal over de gang van zaken in dezen nader willen worden ingelicht. De heer J. K. Dijkstra (weth.) merkt op, dat het wel toevallig is, dat de heer W. M. de Jong en hij in deze zelfde vergadering tweemaal eikaars opponent zijn. Met het bouwvolume voor de woningbouwverenigingen is het zo gegaan: De 28e Mei 1952 is er een bijeenkomst geweest, on der leiding van de toenmalige wethouder van Openbare Werken, ter verdeling van Het bouwvolume 1953. Tij dens die bespreking is geen enkele maal in twijfel ge trokken, dat de gemeente i.z, woningbouw ook een taak heeft, terwijl de gemeentelijke vertegenwoordigers in die vergadering op het standpunt stonden, dat ook de woningbouwverenigingen een taak hebben. Vandaar ook de uitnodiging, die namens het college tot die wo ningbouwverenigingen was uitgegaan. Op die verga dering is goedgevonden, in gemeen overleg, dat de voorlopige toewijzing als volgt zou zijn: Beter Wonen zou zich 53 woningen toegewezen zien, die later aan de Abeelstraat zouden worden gebouwd. Dat plan is op dit moment in bewerking. Een plan van 34 woningen, dat dit al of niet zou vervangen, is in de raad geweest, maar Wederopbouw heeft het te duur gevonden. St. Joseph kreeg 36 woningen toegewezen. Van deze stichting is een plan tot bouw van 28 van deze wo ningen in de raad geweest. 8 van de 36 waren gepro jecteerd op niet-bouwrijp terrein, zodat de stichting er graag mee accoord is gegaan, dat voorlopig zou worden volstaan met 28 woningen. De Vereniging voor Volkshuisvesting werden 58 wo ningen toegewezen; dat is waarschijnlijk in verband met de lengte en omvang van het terrein 60 geworden en als spr. zich niet vergist, is aanbesteding daarvan zeer aanstaande. Patrimonium kreeg een 40 woningen toegewezen, met winkels. Dat zijn er 72 geworden. Leeuwarden-Leeuwarderadeel (spr. veronderstelt, dat de heer De Jong nu met nog grotere aandacht luis tert dan tot nog toe, omdat hij waarschijnlijk met „een andere woningstichting" bedoeld heeft de woningbouw vereniging, waarin hij als gemeenteraadslid is gedele geerd) kreeg een toewijzing van 60 woningen; dat zijn er 90 geworden en die 90 zijn vlot gerealiseerd. Nu speelt de heer De Jong met een tikje over drijving van spr.'s kant zo'n beetje, voor zover hij die woningbouwvereniging vertegenwoordigt, de ver moorde onschuld, want deze vereniging komt ondanks het genoemde verhoogde aantal van 90 woningen onver wachts en tussentijds met twee plannen van 90 wo ningen en nog een derde plan van 20 woningen en ver baast zich dan blijkbaar, dat de wethouder de boot een beetje afhoudt, wat deze alleen al moet doen uit res pect voor de afspraak, die vooraf met andere woning bouwverenigingen was gemaakt, en uit respect voor de bestuursleden van de andere woningbouwverenigin gen. Trouwens, spr. heeft 3 a 4 dagen geleden hij kan het in zijn boekje nazien bezoek gehad van de heer Havenga en Ds. v. d. Heide, bestuursleden van de woningstichting Leeuwarden-Leeuwarderadeel, die over de gang van zaken veel en veel tevredener waren dan de heer De Jong. Zij hebben, nadat spr. hun met de hand op het hart verzekerd had, dat, zodra de ge meente enige zekerheid zou hebben omtrent het volume, dat de volgende keer te verdelen zal zijn, op dezelfde wijze als voorheen overleg ook met deze woningstich ting zal plaats hebben, verklaard, helemaal niet onge rust of bezorgd en niet ontevreden te zijn. Beide be stuursleden hebben de gang van zaken zeer redelijk gevonden en daarom verrast het spr. in buitengewoon hoge mate, dat juist een bestuurslid-gedelegeerde van het gemeentebestuur in deze woningstichting de ge meente te lijf gaat met opmerkingen als door hem gemaakt. Wat heeft de gemeente gedaan? Zij heeft willen be ginnen met de bouw van 54 plus 12 woningen. De raad weet, dat er een kink in de kabel is geweest en dat ten slotte, later dan werd gehoopt, met de bouw is begonnen. Anders heeft de gemeente niet gedaan. Nu heeft het gemeentebestuur, ter aanvulling van wat reeds gebouwd werd, in haast om niet het beschamende figuur te slaan, dat op het einde van het jaar het haar toegemeten bouwvolume niet volledig zou zijn gereali seerd men stelle zich de positie van het gemeente bestuur eens voor, als het dit zover had laten komen in voortvarendheid aan de architect der gemeente opgedragen een plan te ontwerpen op een ten zuiden van het Schapendijkje gelegen terrein, dat indertijd van Tiemersma c.s. is gekocht. B. en W. hebben de archi tect een maand tijd gegeven; dat was krap, maar zij meenden niet het risico te mogen lopen, dat zij op het einde van het jaar bij de schreeuwende woningnood het bouwvolume niet volledig gerealiseerd zouden hebben. Nu verschilt spr. van mening met de heer De Jong i.z. de taak, die de gemeente heeft met betrekking tot de woningbouw. Het is duidelijk uit de voorstellen, die zo voor en na aan de raad zijn voorgelegd, gebleken, dat dit college op het zeer stellige standpunt staat, dat de gemeente een taak heeft, zoals ook de woningbouw verenigingen een taak hebben en zoals eveneens in de particuliere sector ruimte voor woningbouw moet wor den gegeven. Spr. heeft zopas medegedeeld, hoe het precies met de woningbouwverenigingen is gegaan. Om volledig te zijn, wil hij nog mededelen wat in de particuliere sec tor is gebeurd. Hij raadpleegt een staat, die, naar hij meent, op 22 Mei j.l. is opgemaakt. In de particuliere sector werd de bouw van 213 woningen voorbereid; 118 daarvan waren toegewezen en 95 waren dus nog in portefeuille en deze zullen binnenkort, naar spr. hoopt en verwacht, ook gerealiseerd worden. Hij ontkent hij herhaalt het dat het standpunt, dat de wo ningbouwverenigingen de voorkeur moeten hebben, vrij- wijl algemeen gehuldigd wordt. Er wordt, althans in bepaalde kringen, anders over gedacht. Het college staat op het stellige standpunt spr. zegt het nogmaals dat ook de gemeente een taak heeft en vooral een taak, wanneer ze aanvullend en in dit speciale geval eigenlijk reddend moet optreden. De heer W. M. de Jong zegt, dat het de wethouder wel bekend zal zijn, dat, wanneer spr. hier het woord voert, hij dat doet in zijn kwaliteit van lid van deze raad. Hij heeft natuurlijk ook wel even verteld, dat hij lid is van het bestuur van de woningstichting Leeu warden-Leeuwarderadeel. Omdat hii weet, hoe de wet houder soms op dergelijke dingen reageert, had spr. eigenlijk wel behoefte te zeggen, dat hij eerst vanmid dag van de kwestie, die er geweest is, heeft gehoord. (Hij wilde zich n.l. even oriënteren en de plannen we ten, waarvan hij vaag wist, dat ze er waren). Hij had dus een heel verhaal kunnen houden, waaruit bij voor baat duidelijk zou zijn, dat hij niet de bedoeling had. de wethouder aanleiding te geven tot een reactie, waar in deze hem een beetje onaangenaam zou zijn. De sa menwerking tussen het college van B. en W. en de woningcorporaties is voor spr.'s besef uitstekend, maar hij is niet gewend om opmerkingen daarover in zijn betoog in te lassen en allerlei dingen te zeggen om het pad wat vrij te maken. Hij heeft soms een paar opmerkingen te maken en die maakt hij dan maar. (De heer J. K. Dijkstra (weth.): Ik ook). Het is ty pisch, dat de wethouder gesproken heeft over de kwestie van 1952. Daar heeft spr. geen bezwaar tegen maar het gaat hem alleen om het volgende. In Januari reeds heeft de raad zich gerealiseerd, hoe het met de toewijzing van het bouwvolume voor 1953 zou gaan daarna vielen er een paar woningstichtingen uit. Als spr. het goed begrepen heeft, is er na Januari dus iets gebeurd, waardoor de oorspronkelijke planning in de war gelopen is. Nu had hij het logisch gevonden, dat juist gezien de samenwerking met de woningverenigin gen, een andere woningstichting zou zijn ingevallen. In April was het beoogde terrein nog niet vrij voor de betreffende drie woonlagen-bouw. Pas in April heb ben Ged. Staten het uitbreidingsplan in kwestie goed gekeurd. In Mei heeft de gemeente voor dit terrein inderhaast (uit vrees, zo zegt de wethouder, dat het bouwvolume niet gerealiseerd zou worden) een plan doen ontwerpen, terwijl er al een plan lag van Patri monium of van welke andere vereniging ook. Op 11 Mei is dit plan klaar gekomen en hij vindt het een prima plan; het lacht hem wel toe. Bij beide plannen ligt de huur n.l. niet zo hoog. Spr. kan de gang van zaken niet anders zien dan zo: Nadat de oorspronkelijke planning wat vastliep, heeft de gemeente gezegd: nu, laten wij maar bouwen. Dat was de kern van spr.'s betoog. Al het andere heeft de wethouder er bij gehaald. Spr. is niet de vermoorde onschuld. De wethouder zelf heeft de woningen toe gedacht aan de woningbouwcorporaties. Er vielen een paar hiervan uit, o.a. Patrimonium, dat graag 144 wo ningen had willen bouwen. Spr. heeft op het plan van de gemeente geen critiek, maar de wethouder wist, dat nog 72 woningen van Patrimonium op stapel stonden. Hij weet ook, dat er in Mei een plan is geweest van Leeu warden-Leeuwarderadeel. Spr. scheert ze alle maar over één kam. Het gaat slechts hierom, dat de gemeente, ter wijl er plannen waren van woningbouwcorporaties, per' se plotseling met een plannetje moest komen om zelf te houwen. Spr. kan dat niet juist vinden; hij had het prettiger gevonden, als het betreffende bouwvolume aan de woningstichtingen gekomen was. Dat is de kern an spr.'s betoog geweest en hij houdt zijn standpunt voorlopig ook vast; hij weet dan ook niet, of hij voor dit voorstel kan stemmen. De heer J. K>. Dijkstra (weth.) moet met beslistheid het denkbeeld afwijzen, dat, toen de gemeente dacht: nu moeten wij met haastige spoed aan het bouwen en onze architect aan het werk zetten, zij bij één woning bouwvereniging had moeten aankloppen met terzijde stelling van al de andere collegae-woningbouwvereni- ingen. Hij gelooft niet, dat dit de verstandhouding tus sen de woningbouwverenigingen, die de gemeente graag wil bevorderen, ten goede zou zijn gekomen. Men stelle zich eens voor, dat de gemeente een extra contingent van 90 woningen in dit geval wordt het zelfs 110 an de woningstichting Leeuwarden-Leeuwarderadeel had toegewezen en de andere woningbouwverenigingen in de kou had laten staan. Dat is een houding, die men van het college niet kan verwachten. Spr. wil nogmaals zeggen, dat dit college op het standpunt stast, dat de gemeente met betrekking tot de woningbouw ook een taak heeft. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 21 (bijl. no. 130). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 22 (bijl. no. 137). De hear Van der Meer seit, dat de c.h. fraksje der tige oer to sprekken is, dat dizze demonstraesjes nou net op Snein halden wurde en ek net mear op in krist- :ke feestdei lyk as Himelfeartsdei. Persoanlik wol spr. krekt as de foarige kear biswier meitsje tsjin dizze demonstraesjes foar safier hja in militair karakter drage. Neffens him is de eftergroun fan de biwape- ning wol sa earnstich, dat men der yn gjin inkelde foarm min ofto mear in festiviteit fan meitsje mei. De heer Pols wil n.a.v. het advies, dat door de fi nanciële commissie is gegeven, graag iets opmerken. B. en W. zeggen: „In verband met dit advies delen wij U nog mede, dat wij bij een eventueel volgende aan- raag van het comité aan de gemaakte opmerking over de vorming van een reservefonds uiteraard aandacht zullen schenken. Spr. gelooft, dat men dan eigenlijk even te laat is. Het is de bedoeling geweest van de uanciële commissie, dat men reeds nu, als bij de af rekening van deze dag blijkt, dat winst is gemaakt, hiervan gaat reserveren voor volgende jaren. Dat blijkt helemaal niet duidelijk uit dit voorstel; spr. zou het er in willen lezen. De heer Wlersma (weth.) kan in zijn antwoord aan de laatste spreker zeer kort zijn. Het college is bereid dit punt eens te bekijken. Dat is, meent spr., toch ook e bedoeling geweest van de financiële commissie. Zij telt nu nog geen eisen, maar geeft een wenk. De heer Van der Schaaf zou graag een wat posi tievere toezegging hebben dan dat het college dit punt nog eens even zal bekijken, zoals de heer Wiersma zegt, want het bekijken is immers het dagelijks werk van het college. Hij spreekt, evenals de heer Pols, de wens uit, dat men dit jaar al van de te verwachten winst van deze demonstraties iets op zij zal leggen; het is nor maliter toch mogelijk een bepaling dienaangaande te maken. Als gemeenteraadslid zou hij dit op prijs stel len. Hij meent, dat men niet met reserveren tot een volgend jaar moet wachten, als er dan nog eens winst zou worden gemaakt. De heer Slaterus zegt, dat de mening van de wet houder niet geheel juist is, want in de financiële com missie is niet alleen opgemerkt, dat garantie voor dit jaar moet worden verleend, maar er is wel degelijk tevens de suggestie gedaan, dat een reservefonds dient te worden gevormd voor de toekomst. De heer Wiersma (weth.) zegt, dat het college er geen bezwaar tegen heeft het advies van de financiële commissie op te vatten in de geest als door de heer Slaterus bedoeld. De Voorzitter zou aan het antwoord van de wethou der nog een kleinigheid willen toevoegen. Het moet ook practisch mogelijk blijken van de eventuele winst iets te reserveren. De medewerking aan de vliegde- monstratie wordt toch door sommige instanties alleen verleend onder de voorwaarde, dat in het Van Weerden Poelmanfonds en het Karei Doormanfonds een bepaald bedrag wordt gestort. Wanneer reservering deze stor ting onmogelijk zou maken, zou het gevolg zijn, dat die medewerking- overgaat. Spr. wil daarom de raad voor stellen, dat in het algemeen de voorwaarde wordt ge steld tot het vormen van een reservefonds, voor deze keer echter alleen in zoverre het college zulks moge lijk blijkt. Spr. vreest, dat men anders in practische moeilijkheden zal komen. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 23 (bijl. no. 128). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 24 (bijl. no. 121). De heer Kamstra zegt, dat, volgens dit voorstel, van de raad niet anders gevraagd wordt dan het nemen van een principe-besluit. Dat lijkt wel heel simpel, doch het impliceert al of niet verplaatsing van de veemarkt. Op 11 Juli 1947 is een commissie ingesteld ter be studering van het veemarktvraagstuk. Uit de stuk ken en ook anderszins is men aan de weet gekomen, dat deze commissie veel en goed werk heeft verricht; het vraagstuk is door haar van alle kanten bekeken en dit verdient de waardering van de raad. Daarom is het ietwat teleurstellend, dat het door haar uitgebrachte rapport niet een weerspiegeling is van haar arbeid. Het rapport is tè beknopt en zegt tè weinig. Zelfs wor den de haar gestelde vragen practisch niet beant woord, behalve dan vraag 3 betreffende de aan te wij zen plaats; daarin is de commissie positief. In tegen stelling daarmee is de raadsbrief zeer uitvoerig; alle facetten van het vraagstuk worden er in belicht. Spr. meent, dat dit ook wel zeer nodig was, want de be slissing, waarvoor de raad wordt geplaatst, weegt zeer zwaar. Er moge heel veel tegen de oude markt zijn aan te voeren en tegen alles wat daarmede verband houdt, maar een verplaatsing en dan juist een verplaatsing naar buiten de stad is van zeer vèr-strekkende betekenis. Er treden ongetwijfeld vragen naar voren, welke na delige gevolgen dit zal hebben voor de middenstand; voor de café's, staande in de omgeving van de markt. In een der plaatselijke bladen is er al op gewezen, dat dit plan niet alleen betekent verplaatsing van de veemarkt, doch ook het uitlichten van deze markt uit een geheel stadscomplex, waarmee zij innig is vergroeid. Het noemen van deze moeilijkheden is niet nieuw, maar dit wil niet zeggen, dat men geen oog moet hebben voor al de zorgen, die ongetwijfeld zullen komen; bepaalde burgers van de gemeente zullen schade

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1953 | | pagina 40