5 heeft opgemaakt. Maar, zoals hij zeide, ligt tussen het plsn en de uitvoering van het werk nog een lange weg. Hij wil er dan ook nogmaals de nadruk op leggen, dat alles afhangt van de druk, die de gemeenteraad op Den Haag zal uitoefenen. De heer Mani wil namens de fractie van de P.v.d.A. ook verklaren, dat deze dit voorstel met vreugde heeft ontvangen. Zij brengt eveneens hulde voor het werk, dat het stichtingsbestuur tot dusverre heeft verricht. En zij doet dit met te meer grond, omdat niet alleen de mogelijkheid wordt geschapen om hier naar het lijkt een behoorlijk recreatieterrein te krijgen, maar ook omdat de mogelijkheden tot werkverruiming heel gunstig zijn. Andere raadsleden hebben al gewezen op het feit, dat dit project zeer arbeidsintensief is; het verheugt spr. c.s. in het bijzonder, dat dit plan niet behoeft te gaan ten koste van cultuurgrond; zij achten dat zeer belangrijk. Vandaar, dat zij het college alle mogelijke succes toewensen bij de voorbereidingen voor dit plan, want hier liggen nogal enige moeilijkheden. Het is echter zeer verheugend, dat het er op lijkt, dat Ged. Staten hun volle medewerking verlenen; de be schikbaarstelling van het terrein wijst er in elk geval op, dat de gemeente op hun steun zal kunnen rekenen. Persoonlijk vindt spr. het prettig, dat dit recreatie oord de vorm van een eiland zal hebben; dat heeft echter ook weer een nadelige kant, want het zal moeilijk zijn dit gebied uit te breiden tot een groter complex. Het terrein mag dan een vrij behoorlijke omvang heb ben, voor een stad als Leeuwarden zal het misschien in de toekomst toch nodig zijn, dat er iets komt in de geest van het bosplan. Het zou dan heel aardig zijn, indien het recreatie-oord, dat thans aan de orde is, als centraal punt daarvan zou kunnen fungeren. Het feit echter, dat het geheel door water omgeven is, kan moeilijkheden meebrengen. Hebben B. en W. al over dacht, welke mogelijkheden van uitbreiding hier liggen Ten slotte wenst spr. B. en W. nogmaals veel succes bij de voorbereiding van hetgeen hier gebeuren moet. De Reer Heijstra zou een enkele opmerking willen maken n.a.v. de woorden van de heer F. T. Dijkstra, die zeide: Het wordt weer een D.U.W-object. Spr. meent, dat het van belang is voor de D.U.W.-arbeiders, dat dit object zo dicht bij de stad ligt. Op het ogenblik moe ten zij aan 30 a 40 km van de stad verwijderde objec ten werken. Dit zou dus voor hen een aanmerkelijke verbetering betekenen: zij kunnen 's morgens later naar het werk gaan en 's avonds vroeger thuis zijn. Spr. juicht het toe, dat men aanstonds dit object bij de hand heeft, want zonder D.U.W. zou het er niet komen. De heer Dijkstra had het ook over de te lage lonen bij de D.U.W. Dit is echter niet zoals spr. reeds vaker zeide een kwestie van de raad, maar van de organisaties. De heer Dijkstra weet ook, dat de ver schillende vakorganisaties, vooral die bij de Unie zijn aangesloten, een groot aandeel in de pogingen tot ver betering hebben gehad. Men kan zich nu gelukkig prij zen, dat de lonen voor de D.U.W.-arbeiders iets draag lijker zijn geworden dan voorheen. De sociale verzeke ringen zijn precies eender als in het vrije bedrijf en de lonen worden al meer en meer bij die in het vrije bedrijf aangepast. Het streven van de vakorganisaties is, zolang de lonen nog niet gelijk zijn, gelijkstelling te bevorderen. Maar een zaak van de raad is dit niet. De heer J. K. Dijkstra (weth.) wil gaarne namens het college de sprekers in het kort beantwoorden. Hij begint dan, samenvattende, met de vreugde van B. en W. uit te spreken over de manier, waarop dit in hun ogen goede voorstel in de raad wordt ontvangen. Het is prettig, dat verschillende sprekers namens hun fractie hun erkentelijkheid hebben betuigd. Spr. zal n.a.v. een paar punten een paar opmerkingen maken. De heer Van der Schaaf heeft gezegd, dat hij in de toekomst een tekort op de exploitatie ducht, maar dat zulks voor hem en zijn partijgenoten geen bezwaar zal zijn om con amore voor dit voorstel te stemmen. B. en W. hebben ook wel min of meer het gevoel, dat in de toekomst, als alles klaar is, nog wel eens een greep in de gemeentekas zal moeten worden gedaan. Dat heeft B. en W. echter niet belet om het voorstel in te dienen en het zal hen, evenmin als de fractie van de heer Van der Schaaf, er van weerhouden, in de toekomst aan dit plan verder door te werken. De heer Van der Schaaf heeft ook gezegd, dat hij op een spoedige aanleg hoopt. Spr. kan wel uit naam van het college verklaren, dat het aan de nodige voortvarendheid in dezen niet zal ontbreken. De hear Santema hat konstatearre, dat de Froske- pölle in ein üt de reek is en dat de forbining mei dit eilan moai bihyplik is. Hy hat, sa mient spr., pleite foar in tagongswei foar by need auto's en hat ek it wurd „parkearterrein" yn dit forban brükt. Nou moat spr. earlik sizze, dat syn fantasije sa fier net gongen is. It kin wêze, dat hy to koart sketten is. Hy hat, doe't hy mei dit plan yn 'e kunde kaem, wol bisocht him yn to tinken, hoe't it dér op dat terrein wurde soe. Hy hat doe wol oan fytsen en oan kuijerers tocht, mar net yn it earste plak oan auto's. Neffens spr. stapt men, as men mei in auto fuortgiet, net yn, om 3, 4 of 5 minuten letter wer üt to stappen; dan giet men ornaris leaver fierder. Hy mient, dat it tal minsken, dat mei in auto nei de Froskepólle gean wol, net bjuster great wêze sil. Mar mocht it bliken dwaen, dat de forbining mei de Froskepólle dit ook in antwoord op wat de heer Pols heeft opgemerkt tige to winskjen oerlitte soe, dat dus de birikberens fan it terrein ünfoldwaende wêze soe, dan leit it yn de reden, dat it kolleezje war dwaen sil om ta forbettering to kommen en dan ek sa gau mooglik. Ook de heer Kamstra heeft gezegd, dat aanneming van dit voorstel betekent, dat de gemeente eigenlijk de bereidheid uitspreekt om verantwoordelijkheid te dra gen t.a.v. de toekomstige exploitatie. B. en W. zijn het daar geheel mee eens; spr. heeft dat zopas, toen hij de heer Van der Schaaf trachtte te beantwoorden, ook al medegedeeld. De heer Pols heeft gevraagd, of, als dit plan door gaat, andere plannen blijven rusten. Spr. begrijpt, waar op hij heeft gezinspeeld. Het antwoord kan kort zijn. die plannen blijven zeker niet rusten, hoewel hij t.a.v. een bepaald plan, dat in een begrotingszitting van de raad met een voorletter is aangeduid, wel kan zeggen, dat het op een heel laag pitje staat, wat niet belet, dat B. en W. alle mogelijkheden zullen aangrijpen om het pitje op te schroeven en de warmte-ontwikkeling dus wat groter te maken. Wat de heer F. T. Dijkstra t.a.v. de D.U.W heeft opgemerkt, acht spr. voldoende beantwoord door de heer Heijstra. Hij sluit zich daar graag bij aan en heeft daar niets aan toe te voegen. De heer Mani ten slotte heeft gezegd, dat 21 ha wel veel is, maar niet genoeg. Het college is dat met hem eens. Aanneming van dit plan betekent echter niet, dat andere plannen spr. had zopas ook al gelegen heid dit op te merken zullen blijven rusten. Dit terrein zal, als het helemaal klaar is, geheel door water omsloten zijn en als spr. het goed begrepen heeft, ziet de heer Mani daar een nadeel in, als hij denkt aan uit breiding van dit recreatiegebied. Spr. moet mededelen, dat er. althans momenteel, geen plannen bestaan om het gebied ter plaatse uit te breiden, zodat het feit, dat het geheel door water is omsloten, eerder een voor deel is dan een nadeel. Men kan daar verschillend over denken; over smaak valt niet te twisten. Spr. per soonlijk heeft het als een groot voordeel beschouwd, dat het een eiland was. De heer F. T. Dijkstra heeft wel lonen genoemd van f35,a f36,maar heeft dit naar voren gebracht in verband met onwerkbaar weer in de winter. Op de opmerking van de wethouder, dat de lonen in de D.U.W. de laatste tijd verbeterd zijn en dat dit hoofdzakelijk het werk is van de Unie-bonden, wil spr. antwoorden, dat de loonsverhoging door gezamenlijke strijd van de D.U.W.-arbeiders zelf tot stand is ge komen. De hear Santema soe noch in inkelde fraech stelle wolle nei oanlieding fan de biantwurding fan de wet- halder. Spr. hat yn earste ynstansje frege, oft de iennige ta gongswei, sa't dy der hjoed-de-dei leit, de Tynjedyk wêze sil. As dat it gefal is, dan haldt dat dus yn, dat de bisikers fan it rekréaesje-oard, dy't üt Ljouwert- Noard of -West komme, forplichte binne de oerwei to passearjen en de Huzumerleane en de Tynjedyk del en de hiele faeljekant om to gean. Dat is nei spr. syn idé gans in ein. Men sil der heechstwierskynlik yn 'e takomst sa great is spr. syn fantasije wol net foar wei komme kinne in bettere tagongswei to meitsjen, hwant it tal auto's sil ek noch wol aerdich tanimme. Yn de foarige riedssitting hawwe spr. c.s. der noch op wiisd, dat it autoforkear wol forfjouwerfaldige wurde sil. Sunder mis kin men dochs it gefal krije, dat in hüshalding, dy't mei elkoar efkes fuort wol, nei dit rekréaesje-oard giet. Spr. tinkt byg. oan lju, dy't fan de oare ein fan Ljouwert komme. Men sil dus it fraech- stik fan it forkear per auto wol under eagen sjen moatte en as it hjoed-de-dei net is, dan hopet spr., dat it neffens de wurden fan de wethalder op hiel koarte termyn wêze sil. De heer Pols is wel tevreden met het antwoord van de wethouder, wanneer deze zegt: als in de toekomst zou blijken, dat aan de toegangsweg iets gedaan moet worden, dan zullen wij dat wel doen. Spr. heeft niet direct aan een groot aantal luxe wagens gedacht, maar wel heeft hij zich afgevraagd: hoe kan de stadsbus er komen? Bij vervoer met de stadsbus snijdt het mes aan twee kanten; dan is er enerzijds een vervoermiddel om de mensen uit de andere uithoeken van de stad naar dit recreatie-oord te brengen en anderzijds kan de bus er wel wat passagiers bij hebben. Spr. denkt in dit verband ook aan de zwaaiplaats in Hempens. Hij gelooft echter wel, dat B. en W. deze kwesties in de toekomst nader zullen bekijken. De heer Heijstra zegt, dat de laatste opmerking van de heer F. T. Dijkstra eigenlijk in strijd is met wat hij te voren opmerkte, n.l. dat de lonen laag zijn in de D.U.W., als in de winter het weer zodanig is, dat niet gewerkt kan worden. Spr. kan dat laatste wel beamen, maar voegt daaraan toe hij deed het zojuist ook al dat de lonen op het ogenblik toch aanmerkelijk verbeterd zijn. Het is maar, door welke bril men de zaak beziet, als men zegt, dat de verbetering tot stand kwam langs de weg van de organisaties of langs de v/eg van de mensen zelf. Aan zekere zijde veroorzaakt men gaarne opstandigheid in de D.U.W.; spr. gelooft, dat men er daar belang bij heeft, dat de lonen in de winter wat lager zijn; dan ziet men de mogelijkheid hier en daar wat beroering te wekken. Het onderwerpelijke plan is in het belang van de D.U.W.-arbeiders en spr. zou de heer Dijkstra willen aanraden over lonen en arbeidsvoorwaarden van de D.U.W.-arbeiders niet te veel in het openbaar te spre ken; hij kan daardoor grote tegenstellingen veroor zaken, wat niet in het belang van de betrokken arbei ders is. De heer K. de Jong zag, dat op de tekening, die bij de stukken ter inzage is gelegd, ook iets is medegedeeld over de afrastering. En als spr. het goed heeft, zou deze de vorm van een soort hek krijgen. Hij betwijfelt echter, of dit hek wel past bij het landelijke karakter van het recreatie-oord. Misschien is het van belang te overwegen, of de afrastering niet zo te maken is, dat ze aansluit bij het geheel. De heer J. K. Dijkstra (weth.) zal de sprekers uit de tweede ronde kort antwoorden. Hij is zeer gauw klaar met de heer F. T. Dijkstra, omdat hij zich volledig kan verenigen met het ant woord, dat de heer Heijstra deze heeft gegeven. De heer Dijkstra zegt, dat de betere arbeidsvoorwaarden in de D.U.W. door de strijd van de arbeiders zelf zijn verkregen. Dat is best mogelijk en spr. hoopt, dat de strijd, in bepaalde andere landen gevoerd, met het zelfde succes zal worden bekroond. De hear Santema hat sein, dat it tal auto's tanimme sil. En dat op 'en dür in greatere forkearswei dy kant üt grif nedich is. De üntwikkeling kin fansels sa wêze, dat de needsaek dêrfan blykt. En dan soene B. en W. dat leit yn 'e reden sa gau mooglik op dat stik fan saken by de rie komme. Spr. wil de heer Pols wel zeggen, dat B. en W. het verkeersvraagstuk, dat verband houdt met dit plan, niet in de eerste plaats hebben willen bekijken, in elk geval niet in dit stadium van de zaak, om haar niet nodeloos ingewikkeld te maken. Het college zou dan met nog weer andere instanties te doen krijgen en dan zou het wel een heel lange weg worden ,,to Tipperary". De heer K. de Jong heeft de afrastering te berde gebracht. Spr. gelooft, dat het het beste is, als hij zegt, dat overleg i.z. die afrastering met het provinciaal be stuur niet afgelopen behoeft te zijn. Spr. veronderstelt, dat de heer De Jong nu begrijpt wat daarmee wordt bedoeld. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 17. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punten 18 en 19 (bijl. nos. 154 en 156). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 20 (bijl. no. 151). De heer Pols heeft zich bij het lezen van dit voorstel afgevraagd: hoe zit het nu met de zelfstandigheid van de raad? Spr. weet wel, dat het hier niet om grote dingen gaat, maar men heeft toch als ernstige mensen destijds de verordeningen vastgesteld en nu gaat een staatssecretaris met alle respect voor deze ambte naar, aldus spr. de helft schrappen. Toen de betreffende besluiten werden genomen, is het advies gevraagd van de Kamer van Koophandel. Is thans ook weer het standpunt bekend van deze in stantie en is bijv. ook aan de ziekenhuizen gevraagd, hoe men er daar tegenover staat? Ontstaan hierdoor zeer grote moeilijkheden of kan het vrij gemakkelijk anders Welke hogere instantie kan men de zaak nog voorleggen Krijgt men daarvan dan bericht, dat het vervoer inderdaad niet is toegestaan, dan moet men er zich bij neerleggen. Naar spr.'s gevoelen is even te gauw opgehouden met vechten. De heer Van der Schaaf is van oordeel, dat de raad indertijd heeft gevonden, dat er hier bijzondere om standigheden golden en heeft beslist, dat de betreffende goederen zouden mogen worden vervoerd. De staats secretaris heeft thans evenwel gezegd, dat dit niet het geval is en nu is de procedure, die gevolgd wordt, deze, dat Den Haag de raad vraagt, zijn eerdergenomen besluit in te trekken. De eerste reactie daarop is, dat men zegt: „Heer staatssecretaris, ga dan ons besluit maar vernietigen, maak daar maar een motivering bij en publiceer het in de staatscourant". Maar dan slaapt men een nacht en dan overdenkt men, dat voor Gronin gen ditzelf al heeft gespeeld. T.a.v. Groningen, met dus nog meer ziekenhuizen dan Leeuwarden, is de be slissing in hoogste instantie al gevallen en het heeft dus weinig zin meer zich te verzetten. Spr. wil dit ge val vergelijken met het volgende: Als de heer Pols een bepaald rechtspunt tot de Hoge Raad zou hebben uit gevochten en spr. zou precies voor hetzelfde staan, dan behoeft hij niet meer in beroep te gaan. De heer Pols zou dan al voor hem betaald hebben! Maar dit laatste doet hier niet ter zake. Nu de beslissing voor Groningen al is gevallen, zou het een idee van Friese koppigheid kunnen geven, als Leeuwarden nu nog eens een beslissing zou willen uit lokken. Spr. kan de gang van zaken ook niet bewon deren, maar hij meent, dat men, rekening houdende met de door hem genoemde omstandigheid, maar ge volg moet geven aan het verzoek. De Voorzitter zou willen volstaan met te onderschrij ven wat de heer Van der Schaaf aan het adres van de heer Pols heeft gezegd. Spr. was van plan, voordat de heer Van der Schaaf gesproken had, in diezelfde vorm te antwoorden, zij het dan, dat het niet zo feilloos was geweest als de heer Van der Schaaf, gedreven door diens juridisch gemoed, het heeft gedaan.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1953 | | pagina 46