2
3
3. een verzoek van het bestuur van de vereniging tot
bevordering van Christelijk Nationaal schoolonder
wijs, gevestigd te Wirdum, om gelden uit de ge
meentekas beschikbaar te stellen voor het stichten
van een bijzondere lagere school te Wirdum.
Voorgesteld wordt deze verzoeken in handen te stel
len van B. en W. om prae-advies.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
4. berichten van verhindering van de heren Van den
Brink, J. K. Dijkstra, W. C. Dijkstra, K. de Jong,
Pols, Santema en Van der Vegte.
Voor kennisgeving aangenomen.
Punt 3 (bijl. 164).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 4.
De aanbevelingen van het college van curatoren en
van burgemeester en wethouders luiden als volgt:
Mej. Dra. J. J. Glaudé, lerares aan de Rijks H.B.S.
te Enkhuizen.
Benoemd wordt de aanbevolene, met alg. stemmen.
Punt 5.
De aanbeveling van het college van curatoren luidt
als volgt:
Mevr. Ir. M. Davelaar-Boer, te Grijpskerk.
Benoemd wordt de aanbevolene, met alg. stemmen.
Punt 6.
De aanbeveling van het college van curatoren luidt
als volgt:
1. Dr. W. Walther Boer, leraar aan het openbaar gym
nasium te Schiedam;
2. Dr. Th. H. Sluiter, leraar aan het openbaar gymna
sium te Utrecht.
Benoemd wordt Dr. Walther Boer, met 21 stemmen
(1 bilj. van onwaarde).
De heren Mani en Van der Meer vormden het stem
bureau.
Punten 7 t/m 13 (bijl. nos. 157, 159, 160, 161, 162, 168
en 163).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Punt 14 (bijlage no. 169).
De heer Van der Schaaf zegt, dat dit voorstel in zijn
fractie uiteraard een punt van bespreking heeft uitge
maakt. Het heeft hem c.s. genoegen gedaan, dat het
college nu met een principevoorstel is gekomen. Dat
was uiteindelijk ook niet anders te verwachten na de
uitspraak van de raad bij de begroting en nu gaat het
dan alleen nog om de grootte van het bedrag. Spr. doet
geen voorstel om het te verhogen, maar hij wil toch
namens de a.r.-fractie zeggen, dat zij de mogelijkheid
graag wil openhouden, om het bedrag, gezien het be
lang van het werk dat deze tehuizen doen, een volgende
keer misschien voor verhoging in aanmerking te doen
komen. Dat zal natuurlijk afhangen van de positie,
waarin de begroting dan verkeert en misschien ook nog
van andere dingen. Zij zou dit subsidie graag willen
zien als een eerste stap, een vrij belangrijke stap, op
een zeer goede weg en daarom betuigt spr. de erkente
lijkheid van zijn fractie voor dit voorstel. Zij zou dus
graag willen, dat, als de omstandigheden er toe zullen
leiden, de voorgestelde f 250,het begin zal zijn van
een iets belangrijker subsidie.
De heer F. T. Dijkstra trekt uit de ter inzage gelegde
stukken, betrekking hebbende op de exploitatie dezer
tehuizen, de conclusie, dat het op f 250,gestelde sub
sidie een druppel op een gloeiende plaat is.
Spr. meent overigens, dat het hier een taak betreft
van de regering, die millioenen voor het leger uitgeeft.
Nu probeert de regering echter het voor de militaire
tehuizen benodigde geld uit de gemeentekas en uit de
liefdadigheid van de burgerij te halen. Het zou beter
zijn, dat de instanties, die met deze dingen te maken
hebben, trachten van regeringswege een subsidie los
te krijgen. Het voorstel is spr. c.s. dan ook niet sym
pathiek en hij zal zijn stem er aan moeten onthouden.
De heer Vellenga herinnert er aan, dat destijds bij de
behandeling van het verzoek om het hierbedoelde sub
sidie, tijdens de begrotingszitting, eveneens van de
kant van hem c.s. gezegd is, dat het hier een rijkstaak
betreft, hoewel men ook kan zeggen, dat de ge
meenten, waar militairen gelegerd zijn, een zekere ver
antwoordelijkheid t.a.v. de groep jongemannen, waar
het hier om gaat, hebben en misschien ook t.a.v. die
jongemannen zelf.
Spr. kan zeggen, dat hij c.s. voorstanders zijn van
subsidiëring van de militaire tehuizen der verschillen
de levensbeschouwelijke organisaties. Ook zij gaan
gaarne accoord met dit voorstel en met het bedrag van
f 250,maar spr. wil toch ook niet nalaten een be
paalde stem uit zijn fractie te vertolken, die zegt, dat
het goed zou kunnen zijn om in de toekomst, bijv. in
de begrotingszitting van de nieuwe gemeenteraad, deze
kwestie nog eens te bekijken en te zien, of dit bedrag
voor verhoging in aanmerking zou kunnen komen. Het
college staat uiteraard voor bepaalde moeilijkheden, om
dat verschillende wegen zullen kunnen worden bewan
deld en verschillende normen aangelegd. Men kan n.l.
constateren, dat sommige garnizoensplaatsen wel iets
geven tot een maximum van ongeveer f 500,
en andere niets. Alleen Leeuwarden zou dus een be
paald bedrag vaststellen, dat de een wel aanstaat en
de ander niet. In ieder geval is het dus wel mogelijk,
dat in de komende begrotingszitting ook van de zijde
van de P.v.d.A. een zodanig geluid wordt vernomen
als de heer Van der Schaaf zopas heeft doen horen.
De heer Kamstra sluit zich gaarne aan bij degenen,
die hebben gezegd, dat het hun tot vreugde stemt, dat
dit voorstel tot subsidieverlening van het college is uit
gegaan, maar hij is het met het college eens, dat het
bedrag, dat hier voorgesteld wordt, niet de exploitatie
zal kunnen dekken. Hij heeft echter oog voor de finan
ciële moeilijkheden, waar de gemeente mee te kampen
heeft en hij hoopt dus, mèt de andere sprekers, dat op
deze eerste stap andere, grotere, stappen zullen kunnen
volgen. Het meest aantrekkelijke in dit voorstel is voor
hem nog wel de motivering van het gemeentebestuur,
n.l., dat men iets wil doen uit waardering voor de
arbeid, welke door hen, die de militaire tehuizen ex
ploiteren, wordt gedaan. Maar toch gelooft hij, dat
deze het meest gebaat zijn met een hoger subsidie
bedrag.
De hear Van der Meer mient, dat men, as men it mei
it ien of it oare iens is, jin ek stilhalde kin. Nou't lyk-
wols yn dit gefal de measte fraksjes har miening ken-
ber makke hawwe, wol spr. net neilitte itselde to
dwaen. Yn de bigreatingssitting die it wol düdlik bli-
ken, dat ny c.s. der foar wiene om dizze organisaesjes
to subsidiearjen en dêrom is spr. dit ütstel ek sym-
pathyk.
De heer Wiersma (weth.) zegt, dat het het college
vanzelfsprekend verblijdt, dat er van verschillende zij
den tekenen van instemming met dit voorstel zijn.
De heer Van der Schaaf, gevolgd door andere spre
kers, zeide erkentelijk te zijn voor het voorgestelde,
maar stelde zich voor, dat het mogelijk zou zijn, later
een iets royalere houding aan te nemen. Dat ligt echter
nog in de toekomst besloten. Het college heeft deze
kwestie ernstig bekeken en wijst met nadruk op de
zinsnede in de raadsbrief: ,,De financiële positie van
de gemeente in aanmerking genomen, stellen wij U
voor beide instellingen voor 1953 een subsidie te ver
lenen van f 250,Hierdoor is het college geleid bij
het bepalen van dit bedrag.
Als de heer F. T. Dijkstra zegt, dat het hier betreft
een taak van de regering, dan verwondert het spr. wel
ietwat, dit juist van hem te vernemen, gezien de hou
ding, die de communistische fractie bij soortgelijke
kwesties aanneemt. Nu wil spr. hem mededelen, dat de
regering inderdaad subsidieert en wel per tehuis met
een bedrag van f 1500,Men kan van mening ver
schillen over de vraag, of dit genoeg is, maar het is
in elk geval niet juist om te zeggen, dat de regering
niets doet.
De heer Vellenga heeft het nog gehad over de ver
antwoordelijkheid, die de overheid jegens de betreffen
de jongemannen heeft. Spr. is dat roerend met hem
eens en wanneer men zich op dat standpunt plaatst,
moet het te meer verwondering baren, dat garnizoens
plaatsen van betekenis, waar al jaren een garnizoen
ligt, tot nog toe nooit subsidie hebben gegeven.
Dit subsidie zouden enige sprekers gaarne als een
eerste stap beschouwen. Binnen het raam van de mo
gelijkheden, die deze begroting biedt, kan de stap op
het ogenblik naar de mening van B. en W. niet groter
zijn.
Spr. wil eindigen met de verschillende woordvoerders,
o.w. ook de heer Van der Meer, die eveneens zijn er
kentelijkheid voor dit voorstel heeft uitgesproken, dank
te betuigen voor hun instemming.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
l'unten 15, 16 en 17 (bijl. nos. 165, 166 en 167).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Punt 18 (bijl. no. 170).
De heer F. T. Dijkstra meent, dat het in sommige
gevallen nuttig kan zijn naar het al of niet bestaan
van zekere bepalingen in andere gemeenten te informe
ren. Men kan zich echter betreffende datgene waar
het hier om gaat wel zelfstandig een oordeel vormen
over wat wel en niet verantwoord is en alsnog een
regeling treffen, die een oplossing brengt, in het belang
van het vreemdelingenverkeer, van de heer Van Wanum
en zijn gezin en van het personeel van dit restaurant.
Het gaat uiteindelijk om het zijn of niet-zijn van deze
zaak en er bestaat geen behoefte aan de werkloosheid
van dit personeel. Er moet toch een regeling te treffen
zijn om deze zaak gelegenheid te geven voort te be
staan, zij het dan onder de voorwaarde, dat de werk
nemers daarin gekend worden. Spr. denkt hier aan het
z.g. bon-stelsel, dat volgens de stukken in verschil
lende gemeenten bestaat.
Spr. hoopt, dat er een besluit genomen wordt, dat
alle bij deze kwestie betrokkenen kan bevredigen.
De heer Kamstra begint met enige schroom over dit
voorstel in verband met de houding, welke hij bij een
vorige gelegenheid heeft aangenomen. Spr. herinnert
zich, dat hij zich, toen in de bewuste begrotingsverga
dering een voorstel werd gedaan om een aantal be
drijven een later sluitingsuur toe te staan, daartegen
heeft verklaard; hij meende, dat zulks niet nodig was
en gebruikte ook andere motieven daarbij. Eigenlijk
staat hij nog op dat standpunt. Maar hij wil verklaren,
waarom hij er nu van afwijkt. In 1952 diende het col
lege een voorstel in om aan een 3-tal bedrijven een later
sluitingsuur toe te staan, met de motivering, dat dit
noodzakelijk was voor het vreemdelingenverkeer. Spr.
herinnert zich, dat hij daartegen geageerd heeft, omdat
van de drie bedrijven, die genoemd werden, er een was,
waarvan bekend stond, dat het toch spoedig zou ver
dwijnen, terwijl het bedrijf, dat er voor in de plaats
zou komen, eigenlijk al was aangewezen. En dit, terwijl
een ander bedrijf, dat meer geëigend was voor het be
oogde latere sluitingsuur, werd gepasseerd.
Thans is er weer een voorstel. Gevraagd is, in het
algemeen, om voor een groter aantal bedrijven een
later sluitingsuur toe te staan en daarbij is een verzoek
van een amusementsbedrijf hier ter stede, het Lido,
om het sluitingsuur voor dit bedrijf op 2 uur te stellen.
Spr. heeft het rapport van de Commissie voor de pro
ductieve werkgelegenheid eens opgeslagen en gelezen,
dat Leeuwarden een groot gebrek aan attracties heeft,
vooral aan bedrijven, waar men lichte en verantwoorde
avondontspanning kan krijgen. Men hoort van verschil
lende kanten, dat vreemdelingen, die Leeuwarden bezoe
ken, hier hun wagen stallen en 's avonds naar Groningen
gaan, omdat ze daar amusement kunnen vinden. Dat
amusement is hier ook wel te bieden, maar het kan
niet worden geboden, omdat de gelegenheid tot nu toe
aan de bedrijven wordt onthouden. Dat is voor spr.
reden te verzoeken op het adres van de heer Van Wa
num, de exploitant van het Lido, gunstiger te beslissen
dan wordt voorgesteld. B. en W. zeggen, dat bij het
uitstippelen van het gemeentebeleid geen rekening kan
en mag worden gehouden met de betere exploitatiemo
gelijkheden van een bepaald bedrijf, maar het is toch
eigenlijk zo, dat aan het bedrijf in kwestie de levens
sappen worden onthouden, die het zo nodig heeft. En
spr. meent, dat hier op dit moment althans kan worden
gesproken van een gelegenheid, waar verantwoorde
avond-ontspanning kan worden genoten door diegenen,
die dat menen nodig te hebben.
De heer Van der Heijde is het gebleken, dat de
H.K.R. en S., die thans een adres heeft ingezonden, een
andere organisatie is dan die, welke het verzoek heeft
gedaan, waarop destijds aan de betreffende instellingen
een later sluitingsuur is toegestaan. Deze H.K.R. en S.
omvat voornamelijk de middelgrote en kleinere zaken
hier ter stede, die, wat het prijspeil betreft, lager lig
gen dan de zaken, die thans tot 1 uur geopend mogen
blijven. Nu is het voor spr. c.s. eigenlijk de vraag, of
het juist is aan mensen met een kleinere beurs, die
eventueel ook aan dezelfde ontspanning behoefte zou
den hebben als de mensen, die het beter kunnen be
talen, de mogelijkheid te onthouden door zaken, die
hun beter passen, gesloten te houden. En het feit, dat
het verzoek wordt ondersteund door de Kamer van
Koophandel, de Vereniging voor Vreemdelingenverkeer
en de afd. Friesland van Horecaf, èn de tendenz, blij
kende uit het rapport van de Commissie voor de pro
ductieve werkgelegenheid, waarop ook door de heer
Kamstra werd gewezen, zijn voor spr. c.s. aanleiding
om te vragen, deze zaak nog eens nader te bezien. Dat
verschillende vertegenwoordigers van handelsfirma's
hier hun zaken doen en voor nachtlogies naar Gronin
gen gaan, om de volgende dag hier weer terug te ke
ren, heeft ook spr. van verschillende kanten gehoord.
Dat is jammer voor Leeuwarden; aan de bezwaren van
de bezoekers moet tegemoet gekomen worden.
In de raadsbrief staat, dat de werknemers t.a.v. dit
verzoek niet zijn geraadpleegd. Spr. heeft vernomen,
dat dit wel het geval is geweest. Er is geen algemene
overeenstemming bereikt, maar verschillende werkne
mers in het Horecabedrijf vinden, dat ze in hoge mate
bij inwilliging van dit verzoek zouden zijn gebaat.
Spr. is hier voor de laatste keer in deze zaal en zijn
mede-fractieleden zijn afwezig. Hij zou het prettig vin
den, als deze kwestie aan de kersverse raad zou wor
den voorgelegd. Misschien wil het college nog eens
nagaan, of het inderdaad mogelijk is om een enigszins
soepeler houding t.a.v. deze materie aan te nemen.
De heer Vellenga wil beginnen met te zeggen, dat
zijn fractie met het voorstel als zodanig accoord gaat.
Maar ook hij c.s. hebben wel eens klachten vernomen
over het onbevredigende van de toestand in Leeuwar
den op dit gebied. Er worden veel vergelijkingen met
andere plaatsen gemaakt, zoals vanavond met Gronin
gen. Het is alleen maar jammer, dat in de adressen,
die de raad over deze zaak hebben bereikt, geen nieuwe
argumenten naar voren zijn gebracht. Daarop is van
de zijde van het college ook al gewezen. Toch komt het
spr.'s fractie voor, dat het misschien goed zou kunnen
zijn, om in de toekomstige zittingsperiode van de, zoals
de heer Van der Heijde het zeide, kersverse raad deze
zaak nog eens te bezien, eventueel in overleg met de
verschillende hierbij betrokkenen, zodat men zal kun
nen constateren, of er inderdaad van een manco op
dit gebied sprake is.
Spr. is het volkomen eens met de volgende opvat
tingen van B. en W., blijkende uit de raadsbrief:
a. dat er geen nieuwe argumenten ter tafel zijn geko
men, en
b. dat het niet nodig is om, nadat kortgeleden een
raadsbesluit ter zake is genomen, weer op deze zaak
terug te komen.
De Voorzitter zal in korte trekken namens het col
lege de verschillende opmerkingen beantwoorden. Men
weet, dat deze aangelegenheid o.m. in de raadsverga-