3 lenen om meer invloed in het college uit te oefenen. Spr. c.s. blijven van mening, dat hun kiezers hun niet alleen het recht hebben gegeven om aan hun eis van drie wethouders vast te houden, maar dat zij hen daartoe hebben verplicht. En spr.'s fractie koestert nog steeds de hoop, dat de minderheid, na een objectieve beoordeling, deze eis zal kunnen billijken en daarnaar zal handelen. De heer F. T. Dijkstra herinnert er aan, dat de be noeming van wethouders ongeveer 4 jaar geleden nogal wat stof heeft doen opwaaien bij verschillende frac ties. Men vroeg zich af, of te dezen wel democratisch was gehandeld Verschillende sprekers zijn toen onvol daan naar huis gegaan. Maar de woorden ,,Het maat schappelijk zijn bepaalt het bewustzijn" spreken ook in deze raadzaal, wat de opvatting aangaat over de democratie, een woordje mee, afgezien van het feit, of men het eens is met de politiek van het Oosten of met die van het Westen. Dit bewees het optreden van de partijen direct na de gemeenteraadsverkiezingen in 1946, toen zij in vele gemeenten communisten hun rechtmatig deel in het college van B. en W. onthielden. Het optreden daarna, toen men de grenzenloze ophit singscampagne tegen de communistische wethouders en gemeenteraadsleden ontketende, bewees opnieuw de opvatting over de toepassing van de democratie. Het leidde in Amsterdam o.a. tot allerlei manipulaties: be noeming 7e wethouder, ontneming van het werk aan de communistische wethouders en later hun verwijde ring. In andere gemeenteraden sloot de reactionnaire meerderheid de communistische raadsleden uit de com missies van bijstand, of beperkten reactionnaire burge meesters het recht van communistische raadsleden om over de levensvraagstukken van het werkende volk, lonen en prijzen, oorlog of vrede, te spreken. Dit had o.i. ten doel de invloed van het werkende volk en zijn vertegenwoordigers in de openbare lichamen te beknot ten en te verhinderen. Deze tactiek van politiek voeren is vandaag de dag in gebruik, behalve in enkele plaat sen, waar men een wat ruimere opvatting heeft. De wethouders maken een belangrijk deel uit van de raad. De straks opnieuw verkozen wethouders zijn vermoedelijk verdedigers van de politiek, die deze re gering voert, een politiek, die er toe geleid heeft, dat van een feitelijk zelfbestuur of zelf-werkzaamheid van de gemeente niet meer kan worden gesproken. Als deze wethouders en ook de andere fracties willen streven naar een terugkeer van een feitelijk zelfbestuur der gemeente, zullen zij moeten breken met de politiek die thans door de regering gevoerd wordt. Daarom ziet spr. in deze verkiezing van nieuwe wethouders niets anders dan een verwisseling van personen. Wil men uitvoeren wat men de kiezers beloofd heeft, wil men de woningnood opheffen en de werkloosheid bestrijden, dan zal men er bij de regering op aan moeten dringen een koers te volgen, die het mogelijk maakt de plannen, die op papier staan, uit te voeren. Minder millioenen guldens voor de defensie, meer steun aan de gemeen ten; deze eis is de voorwaarde voor een gezond ge meentebeleid. Dan kunnen de nieuwe wethouders niet enkel plannen maken, maar kunnen de plannen ook uitgevoerd worden. De hear Van der Meer wie de strekking fan hwat de hear Mani sein hat, wol bikend. Dat de fraksje fan de P.v.d.A. trije wethaldersplakken yn it kolleezje opeas- ket, hat men al yn de krante léze kinnen, mei de nam- men fan de kandidaten derby. De wurden fan de hear Mani binne spr. c.s. düdlik genöch, mar dat wol net sizze, dat hja it der mei iens binne. As de fraksje fan de P.v.d.A. 18 fan de 35 plakken yn de rie hat, dan is dat de lytst mooglike mearderheit. Soe nou de P.v.d.A. yn it kolleezje fan B. en W. trije plakken hawwe dan soe hja dêrmei ek de mearderheit hawwe. Dan soe it fjirde plak oan de A.R. komme kinne en it fyfte oan ien fan de lytse demokratyske partijen. It gefolch soe wêze, dat de P.v.d.A. mei har mearderheit dan praktysk noch ütmeitsje koe, hwa't op dat fyfte plak sitte soe. Nou't de P.v.d.A. lykwols it troch de hear Mani nei foaren brochte stanpunt ynnommen hat, sille spr. c.s. foar it fjirde wethaldersplak gjin kandidaet stelle, om dat it harren sünder nut liket. Het lijkt de heer Van der Veen goed, na het betoog van de heer Mani ook van zijn kant nog even te laten horen, hoe hij c.s. deze zaak zien, opdat ook hun stand punt duidelijk genoeg kan zijn. Hij kan zich groten deels aansluiten bij wat de heer Van der Meer heeft gezegd. Hij is ook van mening, dat de juiste toestand eerst dan wordt beraikt, wanneer het college men heeft op het ogenblik alleen te maken met de wet houders zoveel mogelijk een afspiegeling is van de samenstelling van de raad. Hij gelooft, dat dit een standpunt is, dat ook door de P.v.d.A. in het verleden is gedeeld. Hij herinnert zich van de vorige keer, dat de raad dezelfde taak uitvoerde, dat de P.v.d.A. bereid was de derde zetel, die ze in het college had en die haar, naar hij c.s. menen, niet toekwam, af te staan. Er zijn toen redenen geweest, die gemaakt hebben, dat de zaak anders is gelopen dan hij c.s. verwacht hadden, redenen, die hij nog steeds niet kan waarderen. Die liggen nu echter eenmaal in het verleden, maar die maken niet, dat de naar spr.'s gevoelen min of meer toevallige samenstelling van de vorige keer zal moeten worden gezien als toen 100 terecht gekozen. Hij ge looft dus, dat de juiste opvatting van de samenstel ling van het college er toe moet leiden, dat de P.v.d.A. niet meer dan twee zetels bezet. Maar hij is zich er zeer wel van bewust, dat de P.v.d.A. wettelijk de moge lijkheid heeft, om elke zetel te bezetten. Nu wil spr. nog een opmerking maken n.a.v. de mo tivering, die de heer Mani voor het bezetten van de vierde wethoudersplaats door de P.v.d.A. geeft. Die behelst o.a., dat de kiezers door te stemmen zoals ze dat hebben gedaan, duidelijk hebben gemaakt, dat ze een beleid willen, dat 7 a 8 jaar lang is gevolgd, jaren, waarin de verhoudingen in het college en ook in de raad gemaakt hebben, dat de verantwoordelijkheid wel in hoofdzaak is komen te rusten dat zijn de woor den van de heer Mani op de fractie van de P.v.d.A. Als dat zo is, dan is spr. de consequentie, die de heer Mani daaruit trekt, niet duidelijk. Integendeel. Spr. meent, dat, als men op het standpunt staat, dat men uit consideratie met de kiezers verplicht zou zijn meer te nemen dan waarop men, wat aantal betreft, recht heeft, dit standpunt er ook toe zou moeten leiden, dat men zegt: wij zullen doen wat wij kunnen om 100 te geven van wat jullie, kiezers, blijkens de stembus uitslag van ons verlangen; wij nemen dus alle vier zetels. Dat is een consequentie, die spr. inderdaad zou kunnen begrijpen. Maar de motivering van de heer Mani past niet voor de bezetting van drie zetels in het college. Bovendien, als men het gebaar wil maken, dat er toch een democratische gedachtengang achter zit, dan moet men het gebaar compleet maken en andere par tijen aan het werk in B. en W. laten deelnemen; dan moet men erkennen, dat het aantal van 18 zetels in de raad toch moeilijk aanspraak kan doen maken op meer dan twee wethouderszetels. Spr. c.s. zijn van mening en die mening wordt ook door anderen gedeeld dat de P.v.d.A. niet meer dan twee zetels toekomen en dat de derde zetel moet ko men aan de partij, die in grootte op haar volgt en dat is de A.R. partij. Ook de redenering van de heer Mani, dat hij c.s zich losmaken van de minderheid, omdat haar groepen te klein zouden zijn, te los aan elkaar zouden hangen, kan spr. niet volgen. Ook dit gaat niet op. Het is nu eenmaal zo, dat in ons land de verscheidenheid van mening groter is dan in andere landen, waarvan som mige blijkbaar zelfs aan één partij genoeg hebben. En spr. prijst zich gelukkig, dat dit laatste in Nederland niet het geval is. Des te meer reden is er om die politieke verscheidenheid in de bestuurscolleges te doen weerspiegelen. Spr. is er van overtuigd, dat het niet de bedoeling van de P.v.d.A. is hier zonder overleg te gaan dicteren; hij neemt aan, dat men door samen werking iets voor de gemeente wil doen. Als hij c.s. die overtuiging niet hadden, zou het heel weinig ple zierig zijn hier in de toekomstige 5-jarige periode zit ting te hebben. Op bovengenoemde wijze komt spr. er toe, de vierde zetel te willen zien toegewezen aan de rest van de kleine partijen en wel volgens dezelfde regel, die hij toepaste, toen hij zeide, dat de derde zetel toekwam aan de A.R. De derde partij in grootte is die van spr. en daarvoor zullen zij een candidaat stellen; hier be staat de practische mogelijkheid om de samenstelling van de raad in het college te doen weerspiegelen. De heer Kamstra zegt, dat zijn fractie er niet mee kan instemmen, dat de P.v.d.A. voor de komende pe riode drie wethouderszetels voor zich opeist. Zij heb ben trouwens voldoende oog voor de moeilijkheden, waarmede deze partij te kampen heeft. Want de heer Mani heeft gezegd, dat haar kiezers, als zij met min der dan drie wethouderszetels genoegen nam, dit niet zouden begrijpen. Dat zal inderdaad het geval zijn, maar dan ligt het toch aan de opvoeding! (Gelach.) Spr. gelooft n.l., dat men de kiezers nooit zal hebben ver teld, dat men zeven jaar lang boven zijn stand heeft ge leefd. Nu erkent men zo iets niet graag en zeker op het politieke terrein niet. Maar als men de historie nagaat, ziet men dat het zo is. De eerste drie jaren is het de P.v.d.A. gelukt, met medewerking van de A.R. partij, om drie zetels te bezetten, maar de andere fracties hebben steeds weer laten weten, dat dit niet de verhoudingen van de raad weerspiegelde. De P.v.d.A. moest toen zelf ook wel tot die conclusie komen en was bereid om een zetel af te staan en voor de nu afgelopen periode met candidaten voor slechts twee wethouderszetels te komen. Men herinnert zich de ver warring op de beruchte avond, toen de thans afgesloten periode begon, een verwarring, waarop de heer Van der Veen zo juist al even doelde. Spr. heeft ook in het vooroverleg voor deze verkiezing voor welk overleg hij erkentelijk is gezegd, dat de P.v.d.A. toen met twee handen heeft teruggenomen wat ze schoorvoe tend had losgelaten. Toen heeft ze gebruik gemaakt van de verwarring om weer drie zetels te nemen. Die derde zetel kwam haar dus eigenlijk niet toe; de samenstel ling van het college gaf niet een juist beeld van de verhoudingen in de raad. Een eenvoudig rekensom metje toch kan duidelijk maken, dat men, wanneer men over drie zetels in het college wil beschikken, 26 raadszetels zou moeten bezetten en zover is de P.v.d.A. nóg niet; ze heeft nu 18. (Stemmen: Dat komt wel!). Spr. meent, dat de toekomst dit leren zal, maar wanneer het zover is, zullen de verhoudingen natuurlijk weer anders liggen en zullen de raadsleden, die dan zitting hebben, de nieuwe toestand moeten beoordelen en be spreken. Maar in de verhoudingen, zoals die op het ogenblik nog zijn, kunnen spr. c.s. er niet mee accoord gaan, dat de P.v.d.A. ook de derde wethouderszetel bezet en kunnen zij dan ook niet hun stem op de derde candidaat uitbrengen, ofschoon hij wel uitdrukkelijk wil verklaren, dat hun bezwaren natuurlijk niet de per soon, maar het aantal betreft. De heer Schootstra wil n.a.v. het noemen van can didaten voor de eerste, tweede en vierde wethouders zetel door de heer Mani naar voren brengen, dat voor zover dit nog niet bekend mocht zijn de can didaat, die de A.R. fractie had, de heer J. Wiersma, zich heeft teruggetrokken en dat zij zich dus opnieuw had te beraden. Zij stelt nu als candidaat de heer Mr. J. van der Schaaf. De Voorzitter stelt voor tot stemming over te gaan. Benoemd wordt: voor de eerste wethouderszetel (vacature J. K. Dijk stra): de heer J. K. Dijkstra, met 34 stemmen (1 biljet blanco) voor de tweede wethouderszetel (vacature de heer E. Beeksma): de heer J. Tiekstra, met 34 stemmen (1 biljet blanco); voor de derde wethouderszetei (vacature de heer J. Wiersma)de heer Mr. J. van der Schaaf, met 32 stemmen (de heren K. de Jong en Stobbe elk 1 stem en 1 biljet blanco). De heer Van der Veen stelt als candidaat van de V.V.D.-fractie voor de vierde wethouderszetel de heer H. Pols. Mevr. Heijmeijer-Croon stelt namens de R.K.-fractie candidaat voor de vierde wethouderszetel de heer G. D. Kamstra. Benoemd wordt voor de vierde wethouderszetel (va cature de heer J. Tiekstra) de heer J. T. Vellenga, met 18 stemmen (de heer Pols 5 stemmen, de heer Van der Meer 3 stemmen, de heer Kamstra 3 stemmen en 6 biljetten blanco). De benoemden antwoorden op de vraag van de Voor zitter, of zij hun benoeming wensen te aanvaarden, be vestigend. De Voorzitter wenst de nieuwe wethouders geluk met hun benoeming en spreekt het vertrouwen uit, dat zij in onderling goede samenwerking en ook met spr. per soonlijk het belang van de gemeente Leeuwarden naar hun beste vermogen zullen behartigen. Tegelijk echter wil hij een woord van dank uitspre ken aan het adres van de twee aftredende wethouders, de heren Beeksma en Wiersma. De heer Beeksma is, zoals de raad bekend is, nadat hij in het jaar 1946 een aantal maanden wethouder is geweest, opnieuw wethouder geworden op 7 Juni 1948 en dat tot heden toe gebleven. De heer Wiersma is tot wethouder benoemd na het bedanken van de heer Witteveen op 10 October 1951 en is het tot vandaag gebleven. Spr. wil graag verklaren, dat deze beide heren, na tuurlijk ieder op hun eigen wijze, maar toch elk naar hun beste vermogen en hun beste weten, in zeer pret tige samenwerking met de rest van het college van B. en W. de belangen van de gemeente Leeuwarden hebben behartigd. Spr. wil dan ook aan hen beiden daarvoor zeer hartelijk dank brengen. De heer Beeksma dankt de Voorzitter voor diens vriendelijke, aan zijn adres gerichte, woorden. Boven dien dankt hij de Voorzitter en zijn vroegere collega's en ook de heer Secretaris voor de prettige wijze, waar op men samen de belangen van de goede stad Leeu warden mocht bespreken en naar beste vermogen be hartigen. Het zijn voor spr. zeer leerzame jaren ge weest, waarop hij altijd met vreugde terug zal zien. Van zijn kant dankt hij daar nogmaals hartelijk voor. De heer Wiersma wil gaarne n.a.v. hetgeen de Voor zitter gezegd heeft enkele woorden spreken. Hij sluit zich aan bij zijn eveneens afgetreden collega, de heer Beeksma, en zegt de Voorzitter hartelijk dank voor de woorden, die deze ook aan zijn adres heeft gericht. Hij wil graag erkennen, dat de tijd, die hij heeft mo gen doorbrengen in het college, voor hem heus geen onprettige is geweest. Weliswaar heeft men geen enerlei levens- en wereldbeschouwing dat kwam bij principiële dingen toch wel uit maar dat heeft de verhouding niet bedorven. En spr. kan gerust zeggen, dat er in het college van B. en W. altijd een uitsteken de verhouding is geweest. Hij heeft, als jongste in diensttijd in het college, getracht ook het zijne er toe bij te dragen om de verhouding zo goed mogelijk te doen zijn. Hij herhaalt de woorden van de Voorzitter, n.l. dat men in het college toch samen bezig is ge weest om het beste voor de gemeente Leeuwarden te zoeken. Hierna verzoekt de Voorzitter de nieuw benoemde wethouders hun zetels in te nemen. Punt 3. De Voorzitter deelt mede: A. dat Gedeputeerde Staten van Friesland hebben goedgekeurd: 1. de raadsbesluiten van 1 Juli 1953, tot: a. aankoop van twee percelen weiland, gelegen ten oosten van de spoorlijn LeeuwardenZwolle, van G. Deinema, alhier; b. het afstaan in erfpacht van een perceel bouw terrein, gelegen aan de Hondiusstraat, aan de fa. W. van der Meij en Zoon, alhier; c. het wijzigen van de begroting van de dienst der Gemeentewerken, voor het dienstjaar 1953;

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1953 | | pagina 50