11 middag naar een andere halve dag. Er staat dit: „Ook tegen verschuiving van sluiting van een aantal winkels naar een andere halve dag in de week van 410 Oc tober a.s. bestaat onzerzijds geen bezwaar." Een ver schuiving zonder meer echter lijkt B. en W. niet wel mogelijk aan de hand van de wet. Dan zou de Winkel sluitingsverordening veranderd moeten worden en deze verandering zou wel goedkeuring van de Kroon be hoeven. En die goedkeuring is natuurlijk niet in deze korte tijd te verkrijgen. Nu zou, theoretisch gesproken, alsnog wel getracht kunnen worden om tussen dit ogenblik en de Woensdagmiddag van 7 October tot een oplossing te komen door middel van het door de heer Mani genoemde Winkelwerktijdenbesluit, maar ook dit zou nog wel moeilijkheden kunnen opleveren. Maar ten slotte is er nog deze moeilijkheid, dat er vóór 7 October geen raadsvergadering meer is. Het lijkt spr. echter bij dit wel zeer beperkte belang van een aantal winkeliers het gaat om het eerste deel van een middag werkelijk te veel gevraagd een extra raadsvergadering bijeen te roepen. Dan wordt, naar de mening van B. en W. tè incidenteel de mogelijkheid van de 21 dagen, die de wet kent, gehanteerd. Zo ligt dit geval. Spr. hoopt, dat hij de raad deze zaak duidelijk heeft gemaakt en als dat niet het geval is, zou hij dat wel willen vernemen. De hear Van der Meer leaut, dat men allinnich mar to krijen hat mei it forsiik fan de Leeuwarder Mid- denstandsraad en dat dy rie op syn bar wer by de Be- drijfsunie frege hat: hoe tinke jimme der oer? Nou komt de Bedrijfsunie op foar it bilang fan de wurk- nimmers, hwant dat is har wurk, mar hja kin dochs net folie tsjin forskouwing fan sluting hawwe; it giet der mar om, dat de wurknimmers har frije middei krije. As aensens de winkels in hiele wike iepen binne, dat let dat de wurknimmers neat; hwannear't mar öf- praet is: dan en dan hawwe jimme frij en dan en dan net. Spr. leaut dêrom wol, dat de rie de Leeuwarder Middenstandsraad syn sin jaen kin. Hy sil lykwols net tsjin dit ütstel stimme, hwant hij hat leaver in heal aei as in lege dop. As de saken mear bilang hawwe by de Tiisdeijoun, dan moatte hja dy yn elts gefal hawwe. Mar spr. hie leaver hawn en it liket him ta, dat soks sunder skea foar de wurknimmers barre kin dat de winkels ek de Woansdeimiddei iepen wêze koe ne. Miskien kin it kolleezje it ütstel noch hwat yn dizze rjochting ombügje. De heer Van Balen Walter meent, dat, nu het juist gaat om bepaalde winkels hij denkt in de eerste plaats aan sigarenwinkels, comestibleswinkels en der gelijke het verzoek van de Middenstandsraad ern stige overweging verdient en dat dit verzoek zwaarder moet wegen dan het nog twijfelachtige standpunt van de Bedrijfsunie. In dit standpunt ziet spr. geen positieve afwijzing of weigering om tot een andere oplossing te komen. Als de raad niet aan het verzoek voldoet, wordt meteen de mogelijkheid om tot een oplossing te komen getorpedeerd. Spr. zou daarom willen voorstellen om de door B. en W. aangeboden verordening in die zin te wijzigen, dat achter Dinsdag 6 October 1953 wordt ge schreven: „en Woensdagmiddag 7 October 1953", waar mee dan dus aan het verzoek van de Middenstandsraad wordt voldaan. De heer K. de Jong is uiteraard erg dankbaar voor de toelichting van de Voorzitter, want daardoor is de zaak voor hem al iets begrijpelijker geworden. Het is wel duidelijk, dat. B. en W. niet onwelwillend tegenover het verzoek staan; anders hadden zij het, als zijnde een te laat binnengekomen stuk, ter zijde kunnen leg gen. Met het uiten, in eerste instantie, van zijn te leurstelling heeft spr. dan ook niet willen zeggen, dat hij dit niet gewaardeerd heeft. In middenstandskringen wordt wel prijs gesteld op openstelling van de betreffende zaken op Woensdagmid dag, zij het dan, dat de Dinsdagavond hoger gesteld wordt. Maar de kruideniers en sigarenwinkeliers die nen toch ook te worden tegemoet gekomen. Kan het niet zo, dat de twee begrippen: winkelsluiting en vrije middag elkaar niet precies behoeven te dekken? De desbetreffende winkeliers kunnen het personeel voor de Woensdagmiddag toch een zekere compensatie geven, zonder dat in het openbaar voor een andere middag of een morgen winkelsluiting wordt afgekondigd. Spr. vindt, dat de Bedrijfsunie hier een te grote rol in speelt. Als zijn gegevens juist zijn, is het minimum aantal uren, dat door het personeel in de desbetreffende bedrijven wordt gewerkt, 44 per week en het maximum aantal uren, dat mag worden gewerkt, ligt zelfs boven de 48. Bovendien is, voor zover hem bekend, slechts 10% van het personeel in deze Bedrijfsunie georganiseerd. Het accent worde dus niet te zwaar gelegd op de vrije tijd van het personeel. De buitenlandse gasten dienen toch zo goed mogelijk te worden ontvangen. Spr. zou er dus, wanneer het maar enigszins mogelijk is, vóór zijn aan de verlangens van de Middenstandsraad tegemoet te komen. Hij zou B. en W. willen vragen, hun best te doen om het kleine verschil van mening, dat hier dreigt te ontstaan, te overbruggen; de zaak zal stellig nog wel in juiste banen geleid kunnen worden, zonder dat er een nieuwe raadsvergadering aan zal behoeven te worden gewijd. De heer Mani wil even inhaken op een opmerking van de heer Van der Meer. De Bedrijfsunie verdedigt natuur lijk de belangen van de werknemers, maar zij heeft ook bewezen, dat ze het algemeen belang zeer zeker wil be hartigen; dit is o.a. gebleken, toen de Braderie moest worden georganiseerd, waarbij ook de medewerking van de Bedrijfsunie werd gevraagd. Spr. kan zich niet aan de indruk onttrekken, dat deze zaak anders ge lopen zou zijn, wanneer hier een voorbespreking tussen B. en W„ de Middenstandsraad en de Bedrijfsunie had kunnen plaats hebben. De tijd liet het echter niet toe; dat staat wel vast. Er is slechts een enkele bespreking tussen twee partijen geweest en in verband daarmede is een schrijven van de Bedrijfsunie binnengekomen. Spr. kan niet namens deze Unie het woord voeren; dat is niet aan de orde en dat behoeft hij ook niet te doen. Hij vraagt zich af, of het mogelijk is, dat de raad een besluit neemt, waarbij deze het college de bevoegdheid geeft om na overleg met beide partijen zelf tot een beslissing te komen. Zo niet, dan wordt het wat be denkelijker. Hij meent, dat, daar de winkeliers op de Woensdagmiddag niet zo erg gebrand waren, voor dit punt niet een aparte raadszitting behoeft te worden belegd. Spr. is te kort raadslid om te weten, welke mogelijkheden er zijn om te bereiken, dat men zonder deze extra zitting tot een accoord komt. Als er een mogelijkheid is, zou hij werkelijk in overweging willen geven, deze te gebruiken. Hij staat op het standpunt, dat er zeker een kans is om tot een vergelijk te komen en die kans moet niet gemist worden. De Voorzitter zal allereerst voorlezing doen van een voorstel, dat bij hem is ingekomen. „Ondergetekenden stellen voor in artikel 1 van het voorgestelde besluit de punt te vervangen door: „en Woensdag 7 October 1953". Het is getekend door de heren Van Balen Walter, Van der Meer, K, de Jong en Kamstra. De heer K. de Jong deelt mede, dat hij eerst het ant woord van de Voorzitter wil afwachten, alvorens hij geacht wil worden het voorstel te hebben ondertekend. De Voorzitter zegt, dat dit voorstel dus thans ook deel uitmaakt van de beraadslagingen. Spr. krijgt ech ter juist het verzoek van een der wethouders om de beraadslagingen te willen doen opschorten voor onder ling beraad van het college. Hij heeft geen bezwaar tegen dit verzoek; het college zal zich dus even uit de zaal verwijderen. Na heropening der beraadslagingen wil de Voorzitter t.a.v. het ingediende amendement allereerst een formele opmerking maken. Dit amendement heeft de strekking, dat de winkels dan ook tot Woensdagavond 10 uur ge opend zouden kunnen zijn; in zoverre gaat het dus ver der dan de ondertekenaars zelf bedoelen en zou het dus ontraden moeten worden. Maar afgezien daarvan zou spr. nog het volgende willen opmerken. Zopas heeft hij de raad al medegedeeld, hoe de gang van zaken is ge weest. Hij heeft op Maandagmorgen 21 September 1953 een delegatie van de Leeuwarder Middenstands raad bij zich gehad om over deze zaak te spreken en hij heeft de heren toen de weg gewezen om te trachten nog iets te bereiken. Nu is deze weg niet helemaal volledig door hen gevolgd, in zoverre niet, dat zij van de samen werkende personeelsorganisaties niet met zoveel woor den de medewerking hebben verkregen om zonder meer die winkels, die anders op Woensdagmiddag krachtens verordening behoren te zijn gesloten, dan open te doen zijn. Zoals spr. de raad zojuist al heeft voorgelezen, verklaarde de Bedrijfsunie zich per brief alleen bereid tot medewerking, als de vrije middag op Woensdag naar een andere halve dag in de desbetreffende week verscho ven zou worden. Nu is volkomen waar wat spr. hier heeft horen opmerken dat hier slechts een verzoek van de Leeuwarder Middenstandsraad ter tafel ligt. En men zou dus kunnen redeneren: Wij hebben met de werknemersorganisaties niet te maken, maar dat is toch niet de redenering van het college. Dit meent, dat bij deze dingen ook aan de personeelsorganisaties een bepaalde positie behoort te worden toegekend en het is er een beetje huiverig voor en dat is geen theorie; het is ook in de practijk gebleken, dat daarvoor reden is om ter zake tot een besluit te komen, zonder dat het weet, dat de belangen van de werknemers in dezen ook werkelijk voldoende gewaarborgd zijn. Nu is er voor B. en W. op het ogenblik deze moeilijkheid; in theorie zal het misschien mogelijk zijn, dat tussen de twee partijen van het belanghebbende bedrijfsleven een re geling overeengekomen wordt, die ook voor de raad aanvaardbaar zou zijn, maar de raad zit op dit moment voor een beslissing en hem ontbreekt nu de tijd om zich die waarborgen te verschaffen, die hij dat is tenminste de zienswijze van het college zich t.a.v. deze vrije middag voor de werknemers wenst te verschaffen. En uit dien hoofde menen B. en W. de raad te moeten ontraden om te besluiten de winkels ook op Woensdag 7 October open te doen zijn. Zij ont raden dit te meer, omdat dit tijdsgebrek en dat is ten slotte ook al uit de raad opgemerkt de schuld is (als spr. tenminste dit een beetje onaangenaam klin kende woord mag gebruiken) van de Middenstandsraad zelf. Men heeft heel lang van te voren geweten, dat deze veekeuringen zouden plaats hebben en vrijwel pas op het laatste ogenblik is men tot de raad gekomen om in ontheffing van de winkelsluiting op genoemde dagen te voorzien. B. en W. hebben tegenover de ver zoeker gedaan wat zij konden, maar nu zij niet tot een volledig resultaat zijn kunnen komen, zijn zij van mening, dat de Middenstandsraad dan ten slotte in zoverre de gevolgen moet dragen van het feit, dat men ter zake veel te laat bij de raad is gekomen. B. en W. zien dus geen kans daar komt het op neer op dit moment met een voorstel te komen, waarbij, ook naar hun mening, de belangen van de werknemers t.a.v. deze vrije middag voldoende gewaarborgd zijn. De raad kan echter redeneren, dat hem die waarborg minder zwaar weegt. Spr. is wel graag bereid om verder met de raad over deze aangelegenheid te praten, maar het lijkt hem toch het beste, dat de raad bij stemming uitmaakt welke zijn mening in dezen is. Hij meent, dat hiermede het standpunt van het college duidelijk is uiteengezet. B. en W. zullen dan het ingediende voorstel moeten subamenderen, want zoals het daarin staat, gaat het om ontheffing van winkelsluiting voor de gehele Woens dag. Het betreft hier slechts de Woensdagmiddag. De hear Van der Meer freget üt namme fan de ünder- skreaunen, oft de Foarsitter it amendemint sa foroarje wol, dat it oan it doel foldocht. Spr. wol it graech efkes hawwe oer de waerboarch, hwer't de Foarsitter oer praet hat. De Bedrijfsunie skynt wol it bitrouwen to hawwen, dat de wurkjowers de wurknimmers frij jaen sille foar de Tiisdeijoun en dêr moat dochs üt folgje, dat hja ek wol fortrout, dat de wurkjowers foar de Woansdeimiddei kompensaesje jaen sille. Als men immen fortrout, fortrout men him hielendal. Spr. soe sizze, dat de Bedrijfsunie it der yn prinsipe grif mei iens wêze sil, dat de winkels op Woansdeimiddei iepen binne, mits it personeel mar in frije middei krijt, it jowt net hokker. Dat moatte baes en feint togearre mar ütmeitsje. De heer Pols constateert, dat de gehele avond ge sproken is over het werkgeversbelang aan de ene en het werknemersbelang aan de andere kant. Maar er is een veel groter derde belang, n.l. dat van de stad. Het spijt spr. heel erg misschien heeft hij het verkeerd begrepen dat uit de mening van het college een zeker wantrouwen blijkt t.a.v. de werkgevers. Hij ge looft niet, dat daar direct bewijzen voor zijn aan te voeren. Zo ja, dan zou hij graag vernemen, welke dat zijn. De heer W. M. de Jong vindt, dat in het algemeen de belangen van de werknemers bij het verlenen van ontheffing van de winkelsluiting moreel moeten zijn gewaarborgd. Maar voor individuele gevallen, zoals het onderhavige, nu men niet helemaal goed voorbereid is en de Bedrijfsunie een verlangen uit, dat ze eigenlijk niet kan uiten, omdat het wettelijk niet voor inwilliging vatbaar is, moet toch ook een oplossing mogelijk zijn. Hij zou het er nu maar op willen wagen die ontheffing te verlenen. Hij vertrouwt, dat de compensatie voor de gederfde vrije tijd wel zal worden gegeven; de werk gevers zullen zich niet willen compromitteren. Hij zou niet een precedent willen scheppen, maar deze proef wel willen nemen. De heer Mani constateert, dat verder overleg tussen betrokkenen nu niet mogelijk is, doordat de Midden standsraad veel te laat het verzoek om ontheffing heeft ingediend, terwijl hem niet ruim gesteld zeker een half jaar te voren de datum der keuring bekend was. Het is dus zuiver door de schuld van de Midden standsraad, dat de mogelijkheid van overleg ontbreekt. Daarom kan spr. geen vrijheid vinden het amendement te steunen en stelt hij zich gaarne achter het voorstel van B. en W. De heer Kamstra heeft het amendement ondertekend, maar gelooft toch wel, dat men hem niet zal aanzien voor iemand, die niet voor de belangen van de werk nemers zou willen opkomen. Hij heeft echter het volste vertrouwen, dat er eigenlijk bij dit simpele gebeuren hij krijgt zo'n beetje de indruk, dat hier van een mug een olifant gemaakt wordt geen moeilijkheden zijn tussen de Bedrijfsunie en de Middenstandsraad. Het is waar: de Middenstandsraad had eerder kunnen zijn met het indienen van het verzoek; was deze zaak beter voorbereid, dan was er ook zeer waarschijnlijk een ander voorstel van het college gekomen. Maar spr. vertrouwt, dat hier op behoorlijke wijze compensatie zal worden gegeven. Hij persisteert dus bij zijn mening en zal vóór het amendement stemmen. De hear Santema kin him hast net bigripe, dat der op in sa bilangrike dei lyk as de 7e Oktober foar Ljou- wert is, by dyjingen, dy't hjir allegearre komme sille, in stimming kweekt wurde moat, dy't har rjochtsje sil tsjin in formalisme en in twang, dy't yn wierheit net bistiet. Spr. leaut, dat de rie him der wol foar hoedzje moat, dat hy him it foech takent oer in organisaesje, dy't hjir iderkear to praet brocht wurdt. It is net yn oerienstimming mei de wurdichheit en mei de forant- wurdlikheit fan sa'n organisaesje, dat de rie bang is, dat hja net foar har rjocht opkomme sil. De rie hat allinnich mar to bislissen oer it ütstel, dat him dien wurdt troch de Middenstandsraad en hy moat dus oppasje, .dat hy him net bimuoit mei saken, dy't him net oangeane. Spr. sil dus mei folie frijmoedichheit it amendemint stypje, hwant it giet by einbislüt om spr. soe hast sizze de goodwill, dy't de gemeente skeppe kin by dy tüzenen, dy't hjir sa'n dei oanwêzich binne. De heer W. C. Dijkstra zou zich in één opzicht los willen maken van het betoog van de heer Santema. De raad moet zijn beslissing natuurlijk niet uitsluitend la ten beïnvloeden door een overweging als door hem naar voren gebracht, al dient men deze factor wel in zijn beoordeling te betrekken. Wat het geval zelf betreft, het komt spr. voor, dat de aandacht, die hier aan dit voorstel geschonken wordt, niet in evenredigheid is met het belang van het feit zelf. Waar gaat het eigenlijk om? Om een uitzondering gedurende één c.q. twee dagen en als men het nu eens is over één stap: de uitzondering op één dag, moet het dan zoveel tijd kosten aan beraadslagingen om ook de tweede stap te doen? Spr. is persoonlijk geneigd te

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1953 | | pagina 57