3
Benoemd worden de aanbevolenen, met alg. stemmen.
De heren G. de Jong en De Vries vormden het stem
bureau.
Punten 5 t/m 9 (bijl. nos. 212, 206, 208, 205 en 204).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Punt 10 (bijl. no. 207).
De heer Bootsma meent, dat men, waar hier sprake
is van een partiële wijziging van het uitbreidings
plan Zuid-West I, dus een gedeelte van het voormalige
Huizum, eigenlijk het overzicht over het geheel gaat
verliezen. Het betreft hier voornamelijk het wijzigen
van de bestemming van een bepaald gedeelte, dat aan
vankelijk bestemd was voor sportterrein en nu dienst
baar zal worden gemaakt aan de woningbouw. Dit
laatste is natuurlijk zeer urgent; dat zal spr. nooit
bestrijden, maar hij vraagt zich even af, of hier wel
voldoende rekening wordt gehouden met de grote be
hoefte, die, zoals ook in dit voorstel staat, op den duur
niet alleen aan recreatieterreinen, maar ook aan .vrije
speelgelegenheid voor de jeugd zal ontstaan. Want spr.
meent te moeten vaststellen, dat daaraan juist in Hui
zum nogal het een en ander mankeert. Hij gelooft ook,
dat het college dat zelf min of meer heeft aangevoeld,
omdat het daar vrij breedvoerig op is ingegaan. Het
heeft n.l. gewezen op het inrichten van recreatieterrein
tegen de spoorlijn aan en ook op de groenvoorziening,
terwijl het er tevens even de aandacht op vestigde, dat
voor het spel van de kleinste jeugd ruimte tussen de
huizen zal kunnen worden gezocht. Spr. meent
echter om de gedachten nu eens te bepalen ook
ten behoeve van de reeds bestaande woningen, waar
geen ruimte tussen de huizenblokken is, nogmaals aan
dacht te moeten vragen voor eventuele speelweiden.
Juist waar het hier gaat om een partiële wijziging en
ook omdat gezegd wordt, dat t.z.t. de recreatie zal
worden aangepakt, loopt men onwillekeurig gevaar de
grote lijn van een plan als dit uit het oog te verliezen.
Spr. zal zich niet tegen het voorstel verklaren, maar
zou het college wel willen vragen om ook het belang
van een sportveld in het oog te houden en te trachten
zo spoedig mogelijk een oplossing hiervoor te vinden.
Kan het terrein, dat nu aangekocht is en bestemd zal
worden voor wegaanleg, niet tijdelijk beschikbaar wor
den gesteld als speelgelegenheid voor de jeugd?
Het is spr. voorts opgevallen, dat de Jan Lievens-
straat verder ook weer zonder trottoirs aangelegd zal
worden. Als motief daarvoor wordt aangevoerd, dat
daardoor een rustige omgeving voor de bewoners is
gewaarborgd, maar spr. meent, dat juist in Huizum,
waar heel veel straten zonder trottoirs voorkomen, niet
van rustige, doch van gevaarlijke straten sprake is.
In het voorstel wordt gezegd, dat de straat toegankelijk
moet zijn voor auto's van de gemeentebedrijven, maar
dat sluit natuurlijk het andere verkeer niet uit; ook de
bewoners, die vaak van door motoren aangedreven
voertuigen gebruik maken, komen daarmee in de straat.
Juist die smalle straten leveren vrij veel gevaar op
voor de spelende jeugd, die daar geen andere gelegen
heid tot spelen heeft, want ruimte tussen de huizen
blokken is er niet. Spr. weet wel, dat het hier een
voortzetting betreft van een bestaande straat, maar bij
verdere uitleg van dit stadsgedeelte zou hij ernstig
willen waarschuwen tegen het aanleggen van straten
zij het dan in naam rustige straten zonder trot
toirs.
De hear Santema soe, hwer't de foarige sprekker it
hie oer it „voormalige Huizum", der tsjin yn lizze
wolle, dat hjoed-de-dei noch altiten bisteane Wurdum,
Himpens en Goutum; allyksa bistiet Huzum noch.
De heer Van der Schaaf (weth.) zegt, dat de eerste
opmerking van de heer Bootsma het feit gold, dat op
de tekening, die bij de stukken ter inzage heeft gelegen,
een zwart kruis voorkomt, waarmee is doorgehaald een
bestemming, die aanvankelijk aan dat terrein was ge
geven. De motivering daarvoor is, dat juist die be
stemming enig bezwaar ondervindt, omdat in de nabij
heid van dat terrein een recreatieplaats gedacht is.
De heer Bootsma heeft dat aspect van de zaak ook in
zijn beschouwing betrokken, maar hij denkt waarschijn
lijk dat meent spr. althans uit zijn betoog te moeten
opmaken dat in de behoefte aan speelruimte, spe
ciaal voor de nog niet schoolgaande jeugd, te weinig
zou zijn voorzien. Spr. gelooft niet, dat die gedachte
juist is. Er is daar in die omgeving zoals ook in de
raadsbrief wordt gezegd op sommige achterterreinen
wel gelegenheid tot spelen en ook moet men, voordat
men een definitief oordeel over dit vraagstuk kan uit
spreken, eigenlijk afwachten, hoe de gang van zaken
t.a.v. het daar gedachte recreatieterrein en de inrichting
daarvan zullen zijn. Spr. gelooft dus, dat men zich in dit
stadium niet op zwaarwichtige gronden kan beklagen
over een gebrek aan speelterreinen en recreatieruimte
De heer Bootsma zegt verder, dat door deze partiële
wijzigingen het gevaar bestaat, dat de grote lijn in het
uitbreidingsplan wat zoek raakt. Dat gevaar is zeker
niet denkbeeldig, zij het dan dit, aldus spr., terzijde
dat het voor de heer Bootsma in mindere mate ge
vaarlijk is dan misschien voor de andere raadsleden.
Inderdaad wordt er vrij vaak een partiële wijziging in
de uitbreidingsplannen aangebracht; deze worden ech
ter door de gang van zaken voorgeschreven. Men heeft
n.l. niet de keus uit andere mogelijkheden. Wanneer
eenmaal een uitbreidingsplan is vastgesteld, kan men
dat met ijzeren consequentie handhaven en men kan
een soepeler houding aannemen. Besluit men tot het
laatste, dan komt men onvermijdelijk tot partiële wij
zigingen en, hoewel dus bezwaren daartegen zijn
aan te voeren, meent spr. toch, dat die te verkiezen
zijn boven een al te straf vasthouden aan een eenmaal
vastgesteld plan.
Als derde punt heeft de heer Bootsma aangevoerd,
dat de Jan Lievensstraat zonder trottoirs eigenlijk meer
een gevaarlijke dan een lustige straat is. Nu moet spr.
dat in zeker opzicht bestrijden en wel om deze reden,
dat in een smalle straat zonder trottoirs waarin auto
verkeer is, het autoverkeer met de wagens van de ge
meentediensten in een zeer langzaam tempo pleegt te
gebeuren, wat het gevaar in aanzienlijke mate ver
mindert; ook de bewoners, die met hun auto's komen
en gaan, plegen daar een zeer matige snelheid aan te
houden, zodat het gevaar in deze straat met veel groter
zal zijn dan in andere soortgelijke straten. Hoe het ook
zij, de heer Bootsma kan zich met de situatie in dit
geval verenigen, omdat het hier het verlengde van een
bestaande straat betreft, maar hij sloot daarbij aan met
de algemene opmerking, dat straten zonder trottoirs
eigenlijk minder gewenst zijn. Die opmerking hebben
B. en W. dus gehoord en die knopen zij ook in hun oren;
zij zal de aandacht hebben, die zij verdient.
Spr. mient, dat it net op syn wei leit om djip op de
wurden fan de hear Santema yn to gean. De hear
Santema is in kampioen foar Huzum en dat hy it sei
lykas hy it sei alhoewol hy miskien wol hwat buten
de oarder wie mei him ta eare oanrekkene wurde.
(Vrolijkheid.)
De heer Bootsma wil er niet veel meer van zeggen,
maar zou toch nog graag een paar kleine misverstan
den wegnemen. Hij had niet speciaal het oog op de nog
niet schoolgaande jeugd, omdat die niet zozeer behoefte
aan speelvelden heeft; zij zal toch het meeste in de
gemeenschappelijke achtertuinen gehouden worden. Spr.
bedoelde juist meer de nog schoolgaande jeugd. In het
voorstel staat o.a. ook, dat bij de school ruime speel
terreinen en zelfs een schooltuin gedacht zijn. Die
schooltuin nu zou vermoedelijk iets in de door hem
bedoelde richting kunnen werken. Ook na schooltijd
moet er voor deze jeugd gelegenheid zijn tot vrije ont
plooiing van haar spel, want zij heeft daar juist de
grootste behoefte aan.
De wethouder heeft gezegd, dat in de omgeving, waar
het sportveld aanvankelijk was gedacht, recreatiegele
genheid wordt geschapen en dat daarom de bestemming
van het als sportveld bedoelde terrein veranderd was.
Spr. had echter, wat een sportveld betreft, meer het
oog op het bestaande „Huzum". Hij heeft, toen hij sprak
over het „voormalige Huizum" dit zegt hij tot de
heer Santema aangeknoopt bij de benaming „Uit
breidingsplan Zuid-West I", voorkomende in de stuk
ken en duidende op Zuidwest-Leeuwarden, maar hij wil
gerust van „Huzum" spreken. Juist daar nu bestaat
groot gebrek aan speelterreinen, mede doordat de stra
ten daar smal zijn. En nu wordt de speelgelegenheid
nog meer naar de rand geschoven. Spr. had het prettig
gevonden, als die gelegenheid niet al te ver van de
bestaande bebouwing was geschapen.
Hij meende dit even te moeten recht zetten.
De heer Van der Schaaf (weth.) lijkt het bezwaar van
enige afstand voor de schoolgaande jeugd minder ernstig
dan voor kleinere kinderen. En als men de afstand van
het doorgekruiste terrein tot de bestaande bebouwing
vergelijkt met de afstand van het thans beoogde ter
rein tot die bebouwing, dan gelooft spr., dat tegen dit
laatste geen onoverkomelijke bezwaren kunnen bestaan.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punten 11, 12 en 13 (bijl. nos. 210, 211 en 213).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Hierna sluit de Voorzitter de vergadering.