10 een zo lange termijn waarschijnlijk nog niet lenen te gen 3 V2 Hoe dit ook zij, de wens om op eigen grond te bouwen is de laatste tijd niet zeer sterk bij bouw- aanvragen naar voren gekomen. Bovendien is het be zwaarlijk om, wanneer ergens in een bepaalde straat van de grond in erfpacht wordt uitgegeven, (4 in eigendom over te dragen. Een en ander wil echter niet zeggen, dat, wanneer er eens een indrukwekkend of beter gezegd een redelijk idee zou komen om ergens in een blok gelegenheid te geven grond te ko pen, dit zeker in ernstige overweging zou kunnen wor den genomen. Spr. zegt niet, dat een dergelijk verzoek „ingewilligd" zou worden, maar het zou zeker de over weging krijgen, die het waard is. Voorts heeft de heer Van der Veen de vervuiling van de grachten ter sprake gebracht een kwestie, die ook zeer de algemene aandacht trekt en hij heeft de vraag gesteld, of daar op korte termijn niet iets aan te doen is. Het college ziet daarvoor op korte ter mijn geen mogelijkheid. Dat is eerlijk. B. en W. kun nen niet zeggen, dat zij over drie weken die zaak wel zullen „fixen". Zij hebben de eerste stappen gezet op een lange weg, die tot definitieve verbetering kan lei den. Dat is de weg van de centrale riolering en mis schien is het mogelijk, dat de meest jeugdige leden van deze raad het nog kunnen beleven, dat men op de Voorstreek weer met een hengel een baarsje uit het water haalt. (De Voorzitter: Een goudvis!) Spr. ge looft niet, dat het in Leeuwarden geoorloofd is goud vissen uit het water te halen. (Vrolijkheid.) In elk geval is de centrale riolering een grondige aanpak van dit probleem. De heer Van der Veen vroeg naar de oor zaken van de vervuiling. Daar zou spr. wel iets van kunnen zeggen, maar hij zal dat in dit stadium van de zaak niet doen. Toen indertijd, door de vorige raad, in principe is besloten tot het aanleggen van een cen trale riolering, toen dus het voorbereidende besluit is genomen, heeft, daaraan voorafgaande, ter inzage ge legen een aantal adviezen van de dienst van Gemeente werken en daarin was verwerkt een beschouwing over water, dat steeds maar vuiler wordt. In schoon water leven vissen; als het vuil wordt, gaan de vissen er uit en blijven er alleen dieren van lagere orde over. Naar mate de vervuiling voortgaat, blijven er slechts levende wezens van de allerlaagste orde over. En dat stadium is nu bereikt. De vervuiling vindt haar oorzaak in het feit, dat al het vuil van de stad, zonder vooraf gerei nigd te zijn, uiteindelijk in de gracht terecht komt. En nu is het dus de bedoeling dat is in grote lijnen de gang van zaken dat die vervuiling minder zal wor den, dat dus door de centrale riolering het vuil wordt afgevoerd. Het gevolg daarvan is, dat het water de weg terug gaat: met het afnemen van de vervuiling komen levende wezens van hogere orde in verschil lende stadia terug, totdat men uiteindelijk weer bij de vissen terechtkomt. Zo is dus, enigszins vrij en niet zeer ambtelijk voor gesteld, de gang van zaken. Maar op korte termijn spr. herhaalt het is geen oplossing te realiseren. De heer Kamstra heeft t.a.v. het oorlogsmonument de hoop uitgesproken, dat het misschien in Mei 1954 zou kunnen worden onthuld, dat het dus tegelijk klaar zou komen met het Pier Pander-museum enz. T.a.v. het oorlogsmonument zijn zowel op financieel als op aesthetisch terrein goede vorderingen gemaakt. Men is echter nog niet geheel gereed om het te plaatsen. Er moet dus nog een laatste inspanning plaats vinden en er is op het ogenblik een commissie mee bezig. Op aesthetisch terrein zijn de laatste berichten, dat men ver gevorderd is. Er is dus een mogelijkheid, dat het monument in 1954 kan worden onthuld. Er is echter nog geen zekerheid, omdat de commissie van voorbe reiding zich wel degelijk de vraag moet stellen, of een vertraagde uitvoering en de vertraging is nu al zeer groot met beter eindresultaat niet is te verkie zen boven een minder vertraagde uitvoering met een minder goed eindresultaat. Over de krotwoningen en de 40 woningen aan de Tijnjedijk, die ter vervanging van krotwoningen zijn gedacht, heeft de heer Kamstra ook nog even gespro ken. Die 40 krotwoningen zijn een moeilijk geval, om dat men hier stuit op enkele verschillen van inzicht bij de instanties, die hiermee te maken hebben. Verschil van inzicht tussen instanties is in de regel een lastiger geval dan verschil van inzicht tussen individuele per sonen en daarom is deze zaak ook nog niet tot een goed einde gebracht kunnen worden. Wel zijn er op het ogenblik bij B. en W. weer plannen, die al een enigszins definitieve vorm beginnen aan te nemen en daarom zou spr. in dit stadium eigenlijk hierover niet meer willen zeggen om niet vooruit te lopen op enkele besprekingen, die nog met andere instanties zullen moe ten worden gevoerd. De heer Kamstra heeft voorts het krottenpro- bleem in groter verband aan de orde gesteld en hij heeft ook het verband gevonden met het probleem van de a-socialen. Over dit laatste zal spr. het uiteraard niet hebben, maar over het krottenprobleem in groter verband wil spr. nog een paar opmerkingen maken. Deze zaak heeft de laatste maanden de bijzondere aan dacht van het college gekregen. Het heeft de betrok ken dienst een overzicht van de over de stad verspreide krotbuurtjes doen opstellen en in kaart brengen. Er is dus in principe besloten om deze zaak met voort varendheid, voor zover de voorschriften en omstandig heden dat mogelijk maken, aan te vatten en dan moet men zich dat in twee richtingen denken. De oplossing daarvan begint al, in deze zin, dat een aantal kleinere krotbuurtjes meer incidenteel zal worden opgeruimd, zonder dat daarvoor een groot plan nodig is, dat de stedebouwkundige structuur van de stad beïnvloedt spr. denkt bijv. aan de Houtstraten en wat daarmee annex is, wat in stedebouwkundige zin een reconstructie zou betekenen. Voor zulk een plan zijn uiteraard zeer vele bewerkingen noodzakelijk, o.a. zal waarschijnlijk ook een aantal onteigeningen moeten plaats hebben. Zo'n plan weerhoudt het college er echter niet van in een aantal incidentele gevallen van kleinere omvang de krotopruiming ter hand te nemen en dan is het dus de bedoeling de gezinnen, die uit deze krotbuurtjes worden gehaald en die nog niet in aanmerking komen voor een nieuw gebouwde woning van een woningstichting, naar de 40 woningen aan de Tijnjedijk te doen afvloeien. B. en W. hopen dan een volgend jaar weer in de gelegen heid te zijn om op deze wijze dit probleem stap voor stap tot een oplossing te brengen. De hear Van der Meer hat fragen steld oer it ünder- haldswurk fan de gemeente fan strjitten en pleinen ensfh. Syn fraksje is it net iens mei de bisunigingen, dy't troch it kolleezje oanbrocht binne op de ütstellen fan de tsjinst. Dizze opmerking is ek makke yn 'e seksjegearkomste en as wethalder fan Iepenbiere Wur- ken kin spr. der allinnich mar wiis mei wêze, dat de hear Van der Meer en al dyjingen, dy't it mei him iens binne, warskögjend mei de finger drige yn de rjochting fan de wethalder fan Finansjes om net to fier to gean mei it bikrimpen by Iepenbiere Wurken. Spr. wol net sizze, dat dit jier op ünforantwurde wize bisunigingen pleats hawn hawwe, mar hy leaut wol, dat de grins nou birikt is en dat der net fierder ynkrompen wurde mei. (De heer W. C. Dijkstra: Oppositie in het college?) (Vrolijkheid.) Spr. wol it hjirby litte. De heer J. K. Dijkstra (weth.) behoeft in zijn ant woord slechts een enkel punt te betrekken. De heer Kamstra heeft de subsidiëring van het bijzonder kleu teronderwijs te berde gebracht en gezegd te verwach ten, dat B. en W. de dag zullen zegenen in die geest heeft hij althans gesproken waarop de gemeente zal kunnen ophouden met de steun aan het bijzonder kleu teronderwijs. Inderdaad volgen B. en W. de lotgevallen van het wetsontwerp op het kleuteronderwijs, waarop de heer Kamstra stellig zinspeelde, met grote belang stelling. De minister heeft in de stukken verklaard het heeft ook in alle kranten gestaan dat hij een spoe dige afhandeling op prijs stelt, zodat er misschien toch nog beweging in de zaak blijft. In afwachting van de wettelijke regeling, heeft het college, in het voetspoor van het vorige jaar, op de valreep nog een nieuwe verho ging voorgesteld en het verheugt zich, dat de heer Kamstra daarmee zijn instemming heeft willen betuigen. De heer Vellenga (weth.) heeft drie punten aange 11 tekend n.a.v. de beschouwingen van enkele fractie voorzitters. De heren Mani en Kamstra hebben beiden gesproken over de werkloosheid in deze gemeente. De heer Mani heeft terecht gezegd, dat op het terrein van de struc turele werkloosheid de gemeente niet een directe taak heeft; alleen heeft zij er voor te zorgen, dat het klimaat zo goed mogelijk is. B. en W. delen deze zienswijze. Bij conjunctuur-werkloosheid heeft de gemeente inderdaad een bepaalde taak, n.l. om op tijd plannen klaar te heb ben, die dan van hogerhand gefinancierd kunnen wor den. B. en W. hebben daar in het verleden ook zoveel mogelijk naar gestreefd. Wat dus de aanvullende taak van de gemeente t.a.v. de structurele werkloosheid be treft. hebben zij gedaan wat zij konden en zij zullen ook trachten te doen wat er van hen in de toekomst wordt gevraagd. De werkloosheid in Leeuwarden is niet erg groot. De heer Kamstra heeft om bepaalde cijfers gevraagd en, waar een goed college er naar streeft om raadsleden op hun wenken te bedienen, wil spr. hem graag een paar cijfers verschaffen. Op 23 November de laatste peildatum van het gewestelijk arbeidsbureau waren hier 754 werklozen, van wie 252 bij D.U.W.-objecten te werk gesteld waren. Dat betekent, dat er 3.2 van de beroepsbevolking in Leeuwarden werkloos was. Dat is dus een vrij gunstig cijfer. De werkloosheid is overi gens enigszins gestegen bij de vorige datum: 31 Oc tober, toen het aantal werklozen 639 bedroeg. Spr. zou nog meer cijfers kunnen noemen, maar hij neemt aan, dat de heer Kamstra met de door spr. verstrekte wel tevreden zal zijn. De heer Mani heeft enkele opmerkingen gewijd aan het vraagstuk van de huisvesting van ouden van dagen. Ook in de sectievergadering zijn hierover een paar vra gen gesteld en opmerkingen gemaakt. Van de kant van het college is geantwoord, dat deze zaak nog in onder zoek is. Dit laatste is inderdaad het geval, alleen kan spr. er nog bij zeggen, dat dit onderzoek zo langzamer hand in het laatste stadium is gekomen. Het heeft uiter aard verschillende aspecten; de huisvesting van ouden van dagen is een zaak, die inderdaad zo goed en zo diepgaand mogelijk moet worden bestudeerd. Bereke ningen immers hebben laten zien, dat er in 1970 in Leeuwarden een aantal ouden van dagen zal zijn, dat 11% uitmaakt van het totaal der bevolking en in 1980 zal dat percentage 12 zijn. De gemeente zelf zit met een tekort aan capaciteit van het Stadsverzorgingshuis in de Haniasteeg. Men zou kunnen overwegen dit te ver bouwen en ergens anders in de stad een uitwijkmoge lijkheid te maken en ook ergens anders een geheel nieuw gebouw neer te zetten, maar wanneer men even tueel tot nieuwbouw besluit, kan men overgaan tot verschillende typen. Men zou één gebouw met een vleugel voor validen en een vleugel voor chronische patiënten kunnen maken. Men zou ook een centraal ver zorgingsgebouw met daaromheen aparte huizen kun nen stichten. De validen zullen gaarne een wandeling naar het centrum van de stad maken en daarom is ook de afstand tot dat centrum een punt van over weging. Dit zijn enkele factoren, die bij dit onderzoek een zekere rol vervullen, zodat het niet eenvoudig is, aan stonds een beslissing te nemen; waar spr. al heeft ge zegd, dat het onderzoek in het laatste stadium verkeert, zullen B. en W. n.a.v. de resultaten daarvan eerlang een zekere beslissing kunnen nemen, maar het is wel be kend, dat tussen een eventuele beslissing van het col lege, een concreet voorstel aan de raad en het reali seren van die plannen een lange weg zal moeten worden afgelegd, omdat bepaalde factoren en instanties invloed en misschien vaak een vertragende invloed kun nen hebben. Het college zal echter trachten deze lange weg zoveel mogelijk te bekorten. Hjirmei hat spr. ek foldien oan it forsiik fan de hear Van der Meer. It plak foar in tohüs foar alden fan dagen stiet noch net hielendal fêst. Mar oan de oare kant hopet it kolleezje, dat it yn de takomst sünder eangstme fragen oer dit ünderwerp tomjitte sjen kin. De heer Mani heeft gewezen op het rapport Massa- jeugd, waarvan een gedeelte is opgenomen in het be kende veelbesproken, befaamde, beruchte „Bronnen boek". Ook de heer Kamstra is bij dit rapport terecht gekomen. Het college stelt het op prijs, uit de mond van de heer Mani te hebben vernomen, dat hij het waar deerde, dat het op een bepaalde manier contact met de burgerij heeft gezocht, om datgene wat in het rap port naar voren is gebracht, in brede kring te laten bespreken. B. en W. menen er goed aan te doen die personen, instanties, organisaties en verenigingen hier in te betrekken, die uit hoofde van hun werk bij dit vraagstuk betrokken zijn en het college vleit zich met de hoop, dat binnen niet al te lange tijd uit deze krin gen bepaalde „tips" of suggesties gegeven zuilen kun nen worden, waarmee het college zijn voordeel zou kunnen doen. Spr. is het met de heer Kamstra eens, dat het huis vestingsprobleem natuurlijk „het" probleem is uit het genoemde rapport. Maar daarnaast is er ook wel een aantal andere vraagstukken, waarvoor misschien wel een oplossing zou kunnen worden gevonden. Het is dan ook gewenst over de aanpak van de vraagstukken grondig geïnformeerd te zijn door die mensen en ver enigingen, die op de desbetreffende gebieden deskundig geacht kunnen worden. De Voorzitter zou een enkel verzuim willen herstellen. Naar hem bij dit punt is gebleken, is een vraag van de heer W. C. Dijkstra i.z. het stadium van voorberei ding van plannen voor de bouw van een nieuw stads ziekenhuis niet beantwoord. Hij heeft daarbij ook ge vraagd wat de juiste betekenis is van het antwoord van B. en W. in de mem. v. a. B. en W. hebben in verband met de zeer hoge investeringen, die nodig zijn voor een nieuw ziekenhuis, dit object niet op de eerste plaats gesteld. Er zijn zoveel objecten in de gemeente, die om hoge investeringen vragen, dat het standpunt van het college was, dat dit wel even zou moeten wachten en in verband daarmede zijn de verbeteringen aangebracht, waarover de heer Dijkstra ook al heeft gesproken. Nu zijn B. en W. ook van mening, dat het ziekenhuis niet voor onbepaalde tijd in de toestand kan blijven, waarin het thans verkeert en dat dus op langere termijn stel lig wel voorzieningen zullen moeten worden getroffen. Dat is dus in antwoord op de vraag wat de woorden „op korte termijn" betekenen. Die betekenen dus niet, dat B. en W. zeer binnenkort met voorstellen bij de raad zullen komen; zij hebben wel in overweging om dat op langere termijn te doen, maar daaraan zou uit de aard der zaak een uitgebreide voorbereiding moeten voorafgaan, voorbereiding in verschillende opzichten. In de eerste plaats zou er een onderzoek naar de zie kenhuisbehoefte in Leeuwarden en omgeving moeten plaats hebben en vervolgens een naar de bouwkosten van een ziekenhuis, dat in die behoefte moet voorzien. Het eerste onderzoek naar de precieze behoefte is thans reeds ingesteld of zal zeer binnenkort opnieuw worden ingesteld. Er heeft n.l. al eerder een onderzoek plaats gevonden, maar dat is enige jaren geleden en B. en W. achten de verkregen gegevens niet meer voldoende be trouwbaar. N.a.v. de uitkomsten van het onderzoek zal het col lege zijn standpunt verder moeten bepalen. Meer valt er tot spr.'s spijt op het ogenblik niet over te zeggen. De hear Van der Meer hat it tige goed dien, dat de Foarsitter de partijen, dy't net yn it kolleezje sitte, net sjen wol as opposysjepartijen. Spr. wol him by dat ynsjoch graech oanslute en dan liket it him ta to- minsten sa hat hy it opfette dat de Foarsitter it net hielendal iens is mei de sprekker op de forkiezings- gearkomste. Hwat spr. dêrfan yn earste ynstansje oan- helle hat, hat hy ünthalden, mar net üt 'e tomme sügd. Dat kin neilêzen wurde yn 'e Ljouwerter krante fan in pear dagen foar de forkiezing. As de Foarsitter seit, dat it kolleezje uteraerd allinnich kommen is en komme sil mei ütstellen, dy't yn it bilang fan de gemeente binne, is spr. dat tige mei him iens en hy hat ek it tsjinstelde net biweard. Mar de Foarsitter sil it mei him iens wêze, dat men fan miening forskele kin oer it bilang en ek oer de wize hwerop men it bilang bi- foarderje wol. Spr. leaut, dat dêrom de forskillende politike partijen bisteane. It muoit spr., dat hy yn earste ynstansje syn oantekening, dy't hy mei read potlead makke hie, net rieplachte hat. Dat wie dizze,

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1953 | | pagina 66