12
13
dat spr. him tige forienje kin mei de rede fan de hear
Mani. Dêryn hat hy neat heard, hwer't hy it net mei
iens is. En hy hopet, dat hwat hy yn earste ynstansje
sein hat troch de minsken „oan de oare kant" yn gjin
gefal opfette wurde sil as ünfreonlikens of miskien as
stokeljen of haetlikens. Spr. hat it sa bidoeld, dat de
opposysjepartijen (om dat wurd noch ris to brüken)
yn de rie allinnieh op dit plak de gelegenheit hawwe
har to forwarren tsjin de ütspraek, dy't spr. oanhelle
hat, hwant dit is it iennige plak, hwer't de rie en dus
ek de lytse partijen sprekke kinne.
En dan noch efkes in pear wurden oer „Takomst
sünder eangst". Doe't spr. dy „leuze" hearde, hat
hy sitten mei dizze fraech: Hoe kin in earnstich leau-
wend minske stimme op in partij mei sa'n „leuze", in
„leuze", spr. neamt it nou mar sa; it moat in bi-
paelde namme hawwe dy't sa fier fan him öfleit.
Doe hat spr. der in man nei frege, dy't hy heechachtet,
in tsjerklik man, lid fan de P.v.d.A. Spr. frege him:
Is dat in bilofte, in garansje? It ein fan de ynljochting,
dy't spr. krige, wie: it is in soasiael program en nou
hie spr. der forlet fan yn dizze rie to sizzen, dat dy
wurden „Takomst sünder eangst" foar him en hy
leaut ek wol foar mear minsken allinnieh dan ak-
septabel binne, as men dy sjocht as de oantsjutting
fan in soasiael program. Spr. hopet, dat de minsken
fan him oannimme wolle, dat hjir gjin stikeligens of
soksahwat efter stekt.
In inkelde en léste opmerking oan it adres fan de
wethalder fan Finansjes. Dizze is yn noed, dat, hwan-
near't de personele bilêsting mei 40% forlege wurdt, de
gemeente der minder fan krije sil. As spr. de krante
goed lézen hat, is it sa: De hierwearde wurdt forhege
en dêrmei sil de opbringst fan de personele bilêsting
ek forhege wurde. As men nou it taryf mei 40% for-
leget, komt it bidrach, dat de minsken bitelje moatte
en dat de gemeente bart, frijwol op itselde del.
Het was niet de bedoeling van de heer Mani om op
het betoog van de heer Van der Meer in te gaan. Maar
nu deze er op terugkomt, gevoelt spr. zich genoodzaakt
enkele woorden te zeggen.
De heer Van der Meer heeft, naar spr. meent, niet
aangevoeld wat bedoeld wordt met het bouwen aan
een wereld zonder vrees. Spr. heeft een convocatie voor
zich liggen van de vrouwengroep van de P.v.d.A., waar
in staat: „Vrouwen, beseft Uw taak; bouwt aan een
wereld zonder vrees". Hij gelooft, dat toch ook nie
mand van „de andere kant" niet zou willen medewerken
aan het bouwen aan een wereld zonder vrees. Hij zou
een verklaring daaromtrent willen afleggen. „Toe
komst zonder angst" is een leus, die, voor zover de
maatschappelijke verhoudingen dat toelaten op dat
standpunt staat de P.v.d.A. ook, aldus spr. tot de
heer Van der Meer een bepaald perspectief biedt.
Ook de Verenigde Naties kennen die leuze.
Spr. wil er bij zeggen, dat iedere P.v.d.A.'er wel weet,
dat men nooit voor 100% slagen zal. Het ligt, zo zegt
hij, niet in onze handen om dat uit te voeren.
Wat de verkiezingsvergadering betreft, spr. her
innert zich niet in welk verband daar over oppositie
gesproken is, maar het is vrij normaal, dat in de spreek
taal de minderheid in een raad de oppositie is genoemd.
Hij vindt het dus heel verklaarbaar, maar als de heer
Van der Meer zich niet als oppositie gevoelt, behoeft
hij zich van een dergelijke uitlating ook niets aan te
trekken. Spr. wil er wel aan toevoegen, dat, zoals de
verhoudingen hier in de raad liggen, er geen oppositie
is. Maar wat de heer Van der Meer voor denegrerends
in het woord „oppositie" ziet, is hem niet duidelijk.
De hear Santema hat fan de wethalder antwurd krige
op in part fan itjinge hy nei foaren brocht hat, mar
it earste diel is spitigernöch net biantwurde. Hy hie
sa graech wollen, dat de Foarsitter krekt as de keizer
de gong nei Canossa makke hie. Spr. leaut, dat soks
ek in boargemaster grif net misstean soe. (Laitsjen.)
De heer K. de Jong zou nog enkele opmerkingen wil
len maken in verband met het antwoord, dat hij zo
juist gekregen heeft. Hij is het met de Voorzitter eens,
dat het niet nodig is, dat op alle vragen uit het sectie-
verslag een uitvoerig antwoord wordt gegeven. Maar
het ging hier over de kwestie: een beetje meer of een
beetje minder uitvoerig.
Wat het contact met de middenstand betreft, de
Voorzitter heeft opgemerkt, dat er weinig klachten
waren. Dat is spr. met hem eens; ook hij heeft daar
geen klachten over, maar juist omdat hij voelt, dat
men op de goede weg is, wil spr., dat men daarop voort
gaat. Want het gaat er om, dat Leeuwarden in het
middelpunt der belangstelling komt te staan. Spr.
heeft met dankbaarheid kennis genomen van het feit,
dat de Voorzitter het verdere tegengaan van de Zon
dagsrust niet zal bevorderen. Hij heeft gezegd: Wij
willen geen andere gedragslijn volgen dan tot dus
verre. Spr. meent, dat de nieuwe Zondagswet wel een
zekere verruiming van interpretatie kent, waar het
gaat om het bevorderen van de Zondagsrust. Hij had
overigens graag van de Voorzitter gehoord, dat deze
het houden van de Zondag als „dag des Heren" zou
willen bevorderen, voor zover hij daar op het terrein
van het openbare leven iets aan zou kunnen doen.
De heer Tiekstra heeft gezegd, dat het vervelend is
om telkens weer over de financiële afhankelijkheid te
spreken, maar spr. gelooft, dat men er telkens op terug
moet komen. Als een raadslid zich geroepen gevoelt
om in een uiterst moeilijke situatie als deze daarop te
wijzen, dan is dat een hartekreet; er zou telkens aan
drang moeten komen om in dezen een andere richting
uit te gaan. Hoewel er op dit moment misschien wei
nig aan te doen is, gelooft spr., dat het de plicht is van
de gemeentebestuurders om waakzaam te zijn en te
waarschuwen.
Spr. heeft de heer Van der Schaaf niet helemaal be
grepen, wat diens becijfering aangaande de prijs voor
de industrieterreinen betreft. Hij heeft gezegd, dat
men, wanneer men het verlies van 1% millioen uit
strijkt over 15 jaar, men een jaarlijkse last van
f 75.000,op de begroting krijgt. Is dit een annuïteit
of loopt dit bedrag later op, want 15 x f 75.000,zou
nog geen anderhalf millioen uitmaken.
Spr. gelooft, dat er t.a.v. de leus „Toekomst zonder
angst" verschil van principe bestaat. Wanneer men
het wil zoeken in een sociaal program, zal dit alleen
waarde hebben, wanneer het wortelt in een waarachtig,
positief christelijk geloof. Dan is het voldoende verant
woord te spreken over een toekomst zonder angst.
Wanneer die grondslag er aan ontnomen is, wordt de
leuze naar de mening van spr. c.s. zeer aanvechtbaar.
Meer zou spr. daarvan niet willen zeggen.
De heer W. C. Dijkstra dankt voor de beantwoording
van de door hem gestelde vragen. Op een drietal wil
hij nog terugkomen; daar zijn twee bij, die spr. niet
aan de orde heeft gesteld, maar waaromtrent een op
merking hem gewenst voorkomt.
De heer Vellenga heeft mededelingen gedaan over
een tehuis voor ouden van dagen. Hij heeft willen dui
delijk maken, dat ook deze zaak van alle kanten moet
worden bekeken en dat dus een behoorlijke tijd van
voorbereiding is vereist, maar hij heeft er aan toege
voegd, dat men met betrekking tot dit vraagstuk ook
aan een uitwijkmogelijkheid kan denken. In het alge
meen zou spr. er voor willen waarschuwen, aan inci
dentele oplossingen in dit geval een al te grote som
ten koste te leggen, omdat men hier op den duur, naar
spr.'s stellige overtuiging, toch moet komen tot een
algehele nieuwe voorziening. Het besteden van vrij
grote investeringen aan een tijdelijke oplossing zou
een belemmering kunnen opleveren voor het tot stand
komen van een nieuwe inrichting.
Wat het ziekenhuis en alles wat daarmee samen
hangt betreft, wil spr. nog graag, bij wijze van aan
vulling, zeggen, dat hij niet bedoeld heeft het college
te verzoeken op vrij korte termijn met voorstellen te
komen, maar wel, dat de raad het stellig op prijs zal
stellen, zo spoedig als mogelijk is door het college te
worden ingelicht over de richting, waarin het denkt,
en wat zo in het algemeen de gedachten zijn rondom
dit project. En het was dan ook daarom, dat spr. wel
bewust aan zijn woorden toevoegde: voor zover het
B. en W. mogelijk is. Misschien willen zij zijn vraag in
dit licht tnog eens bezien. Zij behoeven er, wat spr.
betreft, vandaag niet op terug te komen.
Wat de vervuiling van de grachten aangaat, de wet
houder van Openbare Werken heeft op zijn bedacht
zame wijze gezegd, dat misschien de jongsten der
raadsleden het nog eens zullen beleven, dat zij vissen
in het water der stadsgrachten. Spr. heeft eens rond
gekeken en vastgesteld, dat er raadsleden zijn, die de
30 nog niet zijn gepasseerd en als spr. bedenkt, dat zij
misschien op 80-jarige leeftijd zullen gaan vissen, vindt
hij dit een vrij bedenkelijk antwoord. (Gelach.) Als
n.l. nu in ernst deze centrale riolering eerst na
enige decennia zal functioneren, zou spr. andermaal
aan het college willen vragen: is het dan werkelijk niet
mogelijk een tussentijdse voorziening te treffen door
middel van het inpompen van vers water? Hij denkt
daarbij aan wat er nu in de overstroomde gebieden
gebeurt. Daar worden grote hoeveelheden water uit
gemalen. Spr. wil graag erkennen, deze materie
niet te beheersen, maar hij vraagt zich af, of het nu
werkelijk zo moet zijn, dat deze vervuiling van jaar tot
jaar voortgaat, in afwachting van de centrale riole
ring? Misschien wil de wethouder een nader antwoord
geven op de vraag: is er niet een voorlopige oplossing
mogelijk
De heer Pols vindt het zeer opmerkelijk, dat bij de
algemene beschouwingen vrij diepgaand is gesproken
over een onderwerp, dat bij de vorige begrotingsbe
handelingen meestal in de middag, bij een begrotings
post werd besproken, n.l. de industrie. Spr. is blij, dat
door alle fracties belangstelling is getoond, want Leeu
warden heeft die belangstelling wel nodig en ook voor
de wethouder, die in deze voor een uiterst moeilijke taak
is gesteld, is het wel prettig, dat de raad volledig ach
ter hem staat. Spr. heeft met belangstelling geluisterd
naar diens uiteenzetting over de prijs der industrie
terreinen. Hij is het met hem eens, dat het heel moeilijk
is hier iets concreets over te zeggen. Die zal voor de
ene industrie ook wel anders liggen dan voor de andere.
Spr. gelooft niet, dat binding, in welke richting ook,
mogelijk is. Als de wethouder op een gegeven ogenblik
met een voorstel bij de raad komt om een aantal jaren
geld bij te passen, dan is dat enerzijds wel juist, maar
aan de andere kant kan en moet de raad zich op het
standpunt stellen, dat de gelden, die Leeuwarden zal
moeten bijpassen, ook maar uit dezelfde bron moeten ko
men, waaruit men andere gemeenten spr. denkt aan
Uden de kans geeft om te trachten uit Leeuwarden
industrie weg te halen. Het is door de activiteit van
het college geweest, dat deze zaak gered is. Spr. had
in Uden vernomen, dat die zaak al rond was, maar hij
is blij, dat het niet gelukt is. Hij hoopt van harte, dat
men deze dingen wel degelijk in de gaten zal houden.
Wat de industrievestiging betreft, spr. las enige da
gen geleden in de Handels- en Transportkrant, dat
door de Minister van Economische Zaken als onderdeel
van de hoofdcommissie voor de industrialisatie is be
noemd een commissie ad hoc in het bijzonder voor in
dustrie die zich uit het buitenland hier zou willen vesti
gen, welke commissie de concurrentievoorwaarden van
de gemeenten onderling zal bespreken. Spr. vindt het een
vreemde instelling, dat men aan het departement gaat
zeggen: in zoverre kunt U onderling concurreren, spe
ciaal wat de buitenlandse industrie betreft. Het spijt
hem uitermate, dat Friesland niet in deze commissie
is vertegenwoordigd. En dan spreekt hij nog niet eens
van Leeuwarden. Het Noorden komt, zoals meer ge
beurt, niet al te goed aan zijn trekken. Spr. hoopt, dat
men hier op het punt van industrialisatie heel erg
waakzaam blijft, ook met het oog op de werkverruiming.
De heer W. C. Dijkstra heeft als zijn mening te ken
nen gegeven, dat de oplossing voor de vervuiling van
de grachten te lang op zich laat wachten. Ook spr.
vraagt, of er niet een tussentijdse oplossing mogelijk
is. Zou professor Thijssen hier niet eens rondgeleid
kunnen worden Voor Leeuwarden en speciaal voor
de mensen, die aan de grachten wonen, is dit wel een
heel groot probleem.
T.a.v. de door de Voorzitter gegeven uiteenzetting
i.z. het Stadsziekenhuis zou spr. als zijn mening te
kennen willen geven, dat hij dit niet alleen een Leeu
warder probleem vindt; ook de provincie heeft wel
degelijk belang bij deze zaak. Men moet haar groter
zien. Het is een Fries probleem. En daar Leeuwarden
met zijn centrumfunctie hier een taak zal hebben,
moet men als gemeentebestuur het probleem wel in
dit licht bekijken. De Voorzitter heeft gezegd: wij willen
een rapport laten maken om te weten welke behoefte
er in Leeuwarden en omstreken aan ziekenhuisverple-
ging bestaat. (De Voorzitter: Leeuwarden en omge
ving; dat is heel Friesland. U moet de zaak groot
zien, mijnheer Pols.) Spr. dankt de Voorzitter voor
deze tip. Hij ging zover niet. Hij herhaalt, dat de pro
vincie hier ook wel degelijk een taak heeft.
De heer Kaïnstra is blij nog even gelegenheid te
hebben op het gegeven antwoord in te gaan.
De wethouder van financiën vindt, dat het vervelend
wordt om steeds over de financiële verhouding te spre
ken, omdat de gemeentelijke autonomie toch een slag
in de lucht is. Spr. meent juist, dat het goed is er over
te spreken. Misschien kan de raad daardoor meehelpen
de regering op het goede pad te krijgen.
Uit het antwoord van de wethouder blijkt, dat aan
de krotopruiming veel aandacht wordt besteed. Spr. is
zeer dankbaar voor de mededeling, dat in die richting al
enige vorderingen zijn gemaakt.
De heer Tiekstra (weth.) geven de woorden van de
heer Van der Meer i.z. de personele belasting aanlei
ding tot het maken van een opmerking. Ten eerste be
treffen de correcties natuurlijk ook de personele be
lasting, voor zover berekend aan de hand van de grond
slagen huurwaarde en meubilair van de nieuw ge
bouwde woningen, die niet zullen vallen onder de huur
verhoging. Dat is dus allereerst een tegenvaller. Ten
tweede is nog in het geheel niet bekend hoeveel de
vermindering van de personele belasting precies zal
bedragen en hoe deze som zich zal verhouden tot de
totale belastbare huurwaarde, die door uitbreiding van
de woningvoorraad zal toenemen. Het is ook niet be
kend, of beide grondslagen: huurwaarde en meubilair,
of alleen de huurwaarde in aanmerking zullen worden
genomen. Hierdoor staat deze gehele kwestie op losse
schroeven.
De heren K. de Jong en Kamstra vinden, dat de wet
houder niet moet zeggen, dat het vervelend wordt
steeds over de financiële verhouding te spreken. Spr.
bedoelde, dat het èn voor het college èn voor de raad,
voor het gehele gemeentebestuur, vervelend is om bij
voortduring te moeten zeggen, dat de financiële ver
houding tussen rijk en gemeenten volstrekt onvoldoende
is geregeld en dat daardoor de financiële zelfstandig
heid van de gemeente op losse schroeven staat. Met
belangstelling ziet spr. de behandeling van de wijziging
der wet Regeling financiële verhouding tussen rijk en
gemeenten in de Tweede Kamer tegemoet. Hij hoopt,
dat nu eens met ernst over de financiële zelfstandig
heid zal worden gesproken en dat het geluid van de
gemeenten daar behoorlijk verstaan en begrepen zal
worden.
De heer Van der Sclraaf (weth.) zegt, dat de heer
K. de Jong een door spr. gemaakt rekensommetje heeft
nagegaan en heeft geconstateerd, dat dit niet klopte.
Hoe komt dat De heer De Jong rekende de genoemde
f 75.000,als een jaarlijkse annuïteit en dan komt
hij lager dan f 1.400.000,Deze som echter is de eind
waarde van de gedurende 15 jaar te besteden bedragen
ad f 75.000,per jaar, onder bijberekening dus van sa
mengestelde interest. Doet men niets ter dekking, dan
is over 15 jaar het verlies f 1.400.000,zet men ge
durende 15 jaar elk jaar f 75.000,op de gewone dienst
van de begroting, dan lijkt het totale verlies veel min
der, doordat de factor „rente op rente" verdwijnt.
Van de centrale riolering en het tempo van uitvoering
is te zeggen spr. had dit beter in eerste instantie
kunnen doen dat de C.O.W. (Commissie Coördinatie
Openbare Werken) dit plan vooralsnog niet heeft ge
accepteerd. Dus daaruit volgt, dat dit object, dat naar
de tegenwoordige globale raming 25 millioen gulden zal
moeten kosten, als men er in dit stadium aan zou be
ginnen, geheel ten laste van de gemeente zou komen.
De leden van de raad zullen het dus wel met spr. eens
zijn, dat dit in hoge mate bezwaarlijk is. Dan zou er
naar een andere regeling moeten worden gezocht. De